[V]
‘Geen land kan men zonder er zelf geweest te zijn zo goed door zijn schilderijen leren kennen als Holland. Zijn kunstenaars hebben alles geschilderd wat er bestaat, de aarde met haar kruiden en alles wat er op rijpt, van de kleinste insekten tot aan de meer volkomen schepsels; de lucht met al zijn veranderingen hebben ze om zo te zeggen geportraiteerd, zelfs de damp die zich boven de moerassige laagtes van het vlakke land vormt; het water in al zijn bewegingen en veranderingen, als ook alles wat daarin leeft. Geen volk kan zich er op beroemen schilders voortgebracht te hebben die de vissen, vogels, insekten, viervoetige dieren, van de muis tot aan de leeuw en de olifant, als ook alle standen, het gedrag en de klederdrachten der mensen uit elke tijd van de geringsten tot de grootsten, bedelaars, admiraals, regenten, narren en geleerden zo natuurgetrouw uitgebeeld te hebben.’ (J.H.W. Tischbein, 1772/3)