[VII]
Zie Hannes strompelen. Toen ie koorts had en ik hem een glas water wilde geven dacht ie dat ik hem wou vergiftigen - om z'n rottige twintig sigaren die hij in z'n kast had bewaard. Denkt het nog. Groet me niet meer, de gierigaard. Maar een lief-oud-mannetje kan ie spelen als er bezoek is, reken maar van jes. Kunnen ze allemaal. Ook ik. Kan het wel, maar doe het niet. Soms wel.
Wat is trouwens oud? Toen ik veertig was dacht ik: van nu af aan word ik iedere dag ouder; daarvóor niet. Nou ook niet meer. Kan me niet (veel) schelen; nee, echt niet. Jezus, waarom zou ik er om liegen? Anders... Wij zien elkaar weer... Waar?... Toen ze stierf... Zou haar hier alleen maar overdag kunnen zien; samen wandelen in de zon, op een bankje zitten aan de kade, praten? Trillende hand vasthouden? Zie het ze maar weinig doen, alsof ze van elkaar vervreemd zijn door het gescheiden op slaapzalen slapen, begrijp het niet, maken de indruk dat het hun weinig kan schelen, geen probleem, begrijp het niet, wat de Heer heeft samengevoegd zal de mens niet scheiden... Toch weer moe... moe...
// (De toniese spierspanning al weer verminderd; uitgeput; toch weer sterke neiging tot overgave. Is - blijkbaar - menselijk. Voel einde naderen... lang geleden ingezet, al meer dan vijftig jaar, maar nu sneller... / Probeer opnieuw wat energie in te zetten, maar bezit nog weinig reserve, weinig. Vecht voor z'n leven. Moe. Red het niet, red het niet. Schijnt zelf niet meer te willen, of toch wel te willen, maar niet meer met hele persoonlijkheid. / Even over naar een jongere om wat meer levenskracht op te doen - om hem te helpen? Snel./ Dan plotseling de grotere warmte, bloedkracht, energie. Alsof ik nog moet beginnen. Denk:)
/ Soms, als ik ze zo zie lopen... Weet het nog eerder dan de dokter wanneer het zover is. Kom ze tegen op plekjes waar ze anders niet komen, hebben zelfs geen benul wat ze daar uitvoeren, staan er stilletjes de aftocht te blazen.