man komt een scheepskapitein en die, weet ik, kent morse. Zal ik hem 'ns vragen?
Nou dat was niet aan dovemansoren aangeboden. Eind van de middag op het borreluurtje sprak ik de kapitein. Hij moest lachen maar was wel bereid mee te gaan.
Een uurtje later stonden we in de huiskamer van de niet zo oude heer Grunsven. De kapitein bukte zich en luisterde, een notitieblocje en een potloodstompje in de hand. Zijn ogen en neusvleugels verwijdden zich en hij begon driftig te noteren. - Jezus! hoorde ik hem zeggen.
- Wat is er? vroeg de heer Grunsven. Wat zegt het?
De kapitein richtte zich op. Blikte nog eens op het notitieblocje, fronste zijn wenkbrauwen en scheurde het bovenste blaadje eraf.
- Niks, zei hij, het betekent niks.
De niet zo oude heet Grunsven probeerde het blaadje uit zijn vingers te grissen. Maar de kapitein trok zijn hand weg, verfrommelde het papiertje en stak de prop in zijn mond. Begon venijnig te kauwen.
- Wat stond erop? vroeg Krijn.
- Daar zijn we nooit achtergekomen. De kapitein weigerde het te zeggen en in het café kwam hij niet meer opdagen.
- Griezel, zei Yolanda.
- Is die niet zo oude heer Grunsven soms kort erop gestorven?
- Nee, hij leeft nog en is viever dan ooit. Maar hij heeft wel een nieuwe, veel geruislozer kunstklep.