De dag na de vorige dag
(2010)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermdEen oversprong
[pagina 85]
| |
dat je niet het achterste van je tong laat zien en juist wat je níét zegt daar interesseer ik me voor. Zijn mond antwoordt: - Zal ik dan verder maar zwijgen? Leslie bubbelt zijn geluidloze lach. - In dat geval zou ook je zwijgen veelzeggend zijn. Veelzeggend zwijgen. Maar lang achtereen kan geen mens z'n mond houden, dat is zijn zwakte. - Een wereld van zwijgerds? - En enkele sprekers.
- Ik wil je nog wat laten zien, zegt Leslie. Mijn Ambylon. Door een kastdeur, die hij als een autoportier elektronisch ontsluit voert hij hem verder het complex in, gang na langzaam dalende gang. Zeker met het oog op invaliden, kan hij niet nalaten te spotten. Waarschijnlijk bevinden ze zich nu al ondergronds. Veel gesloten deuren - iedere gesloten deur krijgt op den duur iets geheimzinnigs, zeker ondergronds -, afgewisseld door muren waarin vensters van doorkijkspiegelglas; erachter zaaltjes met flitsende computersystemen, communicatie-apparatuur als kloppende kunstharten, diverse laboratoria, biochemische, microbiologische, elektronische, zalen met tekentafels en verder enkele als tropische wintertuinen aandoende pleintjes, daglichthelder, met kleine klaterende fonteintjes van gekleurd water en rotspartijtjes, vreemd genoeg en in tegenstelling tot de laboratoria zonder enige levende wezens. | |
[pagina 86]
| |
Voor een van de glazen wanden blijven ze staan. Leslie wijst met een uitklappende wijsvinger naar binnen. - Hier wordt bij zakenbonzen en wetenschappers informatie afgetapt. Op ziekenhuisbrancards liggen enkele halfontklede mannen en vrouwen, elektroden aan het hoofd als de dunne tasters van een zeekwal, de oogleden vredig geloken of driftig trillend en knipperend zonder open te gaan, de lippen prevelend of bibberend, terwijl de wittejassencriminelen over hen heen gebogen staan, hun woorden herhalend in kleine taperecorders. Hij wil zijn eigen lippen openen om wat te zeggen, welhaast om ze mee te laten bewegen met de zombieachtige lippen van de personen op de brancards, maar ze weigeren vaneen te gaan. - Asocialen zijn het, die hun kennis voor zich willen behouden, zegt Leslie. Daar worden ze dan nu voor gestraft. Kennis is macht, jawel; kennis is alleen macht als er wat mee gedaan wordt, als ze macht onbeperkt mogelijk maakt, anders is kennis onmacht en dat haat ik. Zijn gefronste voorhoofd ziend: - Een mens moet proberen uit te vinden wat er in de mens zit, in alle opzichten. Daar ben je toch mens voor. Met een licht rancuneuze bijklank in zijn verder wat toonloze stem: - Ze mogen van geluk spreken als ze het er levend afbrengen, al zullen de meesten wat neuronen moeten missen, zodat ze wat hun is overkomen niet na kunnen vertellen. Maar voor hij in paniek kan raken heeft Leslie hem al | |
[pagina 87]
| |
weer meegetrokken verder het doolhof in. - Mijn Ambylon, zegt Leslie trots. Het complex moet minstens een heel huizenblok omvatten, denkt hij, grotendeels ondergronds, deels achter de gevels van de flats, de uniforme, slaapverwekkende. En even lijkt hij al lopend weg te doezelen, als een slaapwandelaar met opengesperde ogen. Schrikt dan weer wakker.
Ze staan nu in een zaal vol kasten en schappen, een aantal manshoge ronde en vierkante glazen bakken. Op de schappen stopflessen, kleine en grotere, waarin alle denkbare en ondenkbare menselijke deformaties op sterk water, van kikkervisachtige foetussen tot pasgeboren monstertjes. In de grotere langwerpige glazen bakken nachtmerrieachtige gedeformeerden op oudere leeftijden. Verder een aantal geprepareerde volwassenen die, omringd door wazig water, opgesteld staan in een soort glazen doodkisten, wassen beelden, alleen natuurlijker. Vakmanschap is meesterschap! Leslie, zijn gedachten radend: - Geen monster is ooit mislukt. Het was doodstil in het zaaltje; niet alleen kon je je eigen oren horen suizen, maar bijna ook die van de dode volwassenen. - Je reinste zelfvergetelheid. En, hem aankijkend: Ben je geschokt? Dan, zonder zijn antwoord af te wachten: - De Incavorst Montezuma bezat al een enorme dierentuin met 600 oppas- | |
[pagina 88]
| |
sers waarin hij ook kreupelen, gebochelden, lilliputters en albino's onderbracht. De grote roofdieren schijnen geregeld mensenvlees gekregen te hebben. Dan opnieuw: - Geschokt? - ... - Ik krijg ook geen hoogte van je. - Het is geen leuk gezicht al die deformaties, zegt zijn mond op een wat lamme toon. - Waarom niet. Wijzend op een van de grotere stopflessen: - Dit is een doodgeboren tweeling uit het begin van de negentiende eeuw, die de moeder, ene Lucretia Six - uit een beroemd burgemeestersgeslacht - haar leven lang bij zich in huis heeft gehouden. Gestolen uit een bijeengestolen collectie. Heeft grote verzamelwaarde. Een soort kula. Hoe meer vorige bezitters, hoe hoger de waarde. Trouwens, sommige mensen gaan ook voor hun plezier kijken naar de collectie van het amc, daar hebben ze heel mooie exemplaren. Maar nooit krijg je er een van te zien in die soapserie Medisch Centrum West, o nee, terwijl ze zelfs beroemde historische misgeboorten in hun bezit hebben. Het wordt tijd dat ik er een paar laat jatten. - ... - Het verschil is dat ik deformaties maak - laat maken -, ik schep ze, dat is veel creatiever. Vergelijk het met de romanfiguren die schrijvers scheppen, dat zijn ook bijna allemaal gedeformeerden, geteisterden, criminele geesten. Of niet soms? | |
[pagina 89]
| |
- Houd je de literatuur dan bij? - Ik lees de recensies, daar heb ik genoeg aan. In een afgeschoten hoek van de zaal klikt hij een videoinstallatie aan, voert een videocassette in - eq - Fantastic Colours, chrome, Super Impacted Particles - en laat de band lopen. Beeld van kledingwarenhuis c&a. De damesafdeling. Standaards met rokken, jurken, broeken, blouses in Fantastic Colours. Het camera-oog zwerft over de locatie, focust op een jonge vrouw en een andere die haar helpt. Een ogenblik later verdwijnt de jonge vrouw met twee broeken in de paskamer, de enige in die hoek. Gordijn dicht. Onmiddellijk erop tuimelt ze door een valluik omlaag. Een gedempte kreet, die er ook een van verrassing kan zijn. Moer dicht. De camera gericht op een vangnet - hoe lang duurde de val? - de jonge vrouw zakt weg in het net, wordt vastgegrepen en naar een zaal gevoerd. Hoe ze zich verweert. Hoe haar een injectie wordt toegediend. Hoe ze wordt ontkleed. Hoe ze kunstmatig geïnsemineerd wordt en vervolgens naar een zaal gebracht met meerdere jonge vrouwen in diverse staten van zwangerschap. Waar heb ik een soortgelijk tafereel eerder gezien, denkt detective Perdox met droge mond, alleen toen ging het om jongeren die gezonde lichaamsdelen moesten leveren in een soort biobank. - Ik heb genoeg gezien, zegt hij streng. - Wil je niet zien hoe we de vrucht deformeren? | |
[pagina 90]
| |
- ... - Van jou krijg ik echt geen hoogte, herhaalt Leslie. In Colombia en India weten ze er ook raad mee, daar laten ze de ledematen van jongeren in blokken kromgroeien. Dat doe ik hier niet. Duurt te lang. Ik heb wel enkele kreupelen in India laten aankopen, waarna ik ze hier uit hun miserabele lot heb verlost. Daar staan ze. Hij wijst weer met een omhooggeklapte wijsvinger naar een aantal mismaakte jongens. - En wat gebeurt er met de jonge vrouwen? - Tja, zegt Leslie treiterend. Dat wil je niet weten. Leslie, de ontschepper, de anti-Adam. Niet God maar Adam was het die de mensheid schiep en nu ontschiep. Als terloops naar een lege rechtopstaande glazen kist wijzend: - Ik ben nog op zoek naar een leeftijdsloze 21steeeuwse volwassene. - Een die meer op een echt wassenbeeld lijkt? - Je raadt het. U raadt de maker. Dan zegt, herhaalt zijn mond: - Laat me toch maar zo'n jonge vrouw kietelen. - Zo ken ik je weer, zegt Leslie. Je hebt je eigen grens overschreden. Nu nog de mijne.
Even is het of hij opnieuw wegzinkt in de bodemloze tijd, maar onmiddellijk duikt hij weer boven. Dan loopt hij buiten, opgelucht, half opgelucht. Slaat de hoek om. Het is hier donkerder, de meeste straatlantaarns zijn stukgegooid en de | |
[pagina 91]
| |
portiekverlichting brandt nergens. Het blok flatwoningen is er een van enige omvang. Denkt: achter de gevels van deze huizen en eronder ligt Leslie's Ambylon, als een negatieve berg, niet te geloven, ook door mij niet. En het is of hij bij bewustzijn komt, een ander bewustzijn, een waaraan hij nog twijfelt. Ineens wordt hij op de schouder getikt, door een schaduwarm die uit het donkere portiek te voorschijn komt en die hij vanuit zijn rechterooghoek waarneemt. Hij schrikt zich wezenloos. Een man treedt uit de schaduw, legt een vinger op zijn lippen. Zacht: - Perdox? Het is eigenlijk geen vraag. - Ik heb je binnen gezien, jij mij niet. Ik wil je waarschuwen: als je er met één woord tegen de buitenwereld over rept wat je gezien hebt ben je er geweest, maar niet meteen, niet meteen. - ...? - Denk maar aan waar je eerder getuige van bent geweest, de vriesstraf is er heilig bij; ze zullen je onbeweeglijk vastbinden, je ogen openspalken en je dwingen dag en nacht naar de afschuwelijkste beelden te kijken; ze zullen je volproppen met vet eten als een Straatsburgse gans en je lever zal in je lijf uit elkaar barsten; je tanden zul je niet op elkaar kunnen klemmen, want daar hebben ze een apparaatje voor, een mondschroef - grinnikend: een 17de-eeuwse Nederlandse uitvinding om de monden te openen van slaven die zich wilden doodhongeren; ze zullen je dagelijks een aantal keren aftrekken, je melken als een koe tot je van je seksgevoelens doodziek wordt en waarschijnlijk krijg je driemaal | |
[pagina 92]
| |
daags die nieuwe sekspil toegediend terwijl ze continu bandopnames afdraaien vol bronstig gehijg en gekreun; ze zullen een stukje van je voorhoofdskwab wegnemen en - - Genoeg, genoeg. - Genoeg, echoot de stem. Detective en undercover-agent Perdox rept zich voort, weg van hier. - Jezus, denkt hij opnieuw, waar ben ik aan begonnen. Hoe denk ik mij hier ooit weer uit? Denkt: waarschijnlijk maakt ook deze waarschuwing deel uit van Leslies taktiek. De spanning opvoeren. Laten merken dat hij wéét. Spelen met vuur. Beide. Vuur dat de mens permanent bezig is te stelen, te ontstelen aan de natuur en aan zijn natuur, zijn bewustzijn. Bewustzijn is vuur. Alle bewustzijn. Dan klinkt achter hem een schot. Hij schiet weg in een portiek. Gluurt om een hoek van de muur. Verderop, aan de voeten van zijn tipgever, kronkelt een graffitispuiter, zijn hand nog om de spuitbus geklemd als om zijn laatste redmiddel, zijn laatste nu machteloze wapen. De spuitbus sproeit een oranje mist in de lucht; zinloze tekens die hij op de muur had willen spuiten. De tipgever loopt door, ongehaast. Om hem heen een lege stad. Alleen een eenzame hond zwerft van portiek naar portiek, snuivend naar de bedwelmende urinegeur van andere honden. |
|