22
Hij dacht dat hij wakker was. Wilde op zijn horloge kijken om te zien hoeveel tijd er nog was voor hij naar... Maar om zijn pols zat geen horloge, alleen een ronde witte huidvlek en een witte band. Hij tuurde er even op alsof hij er de tijd op wilde aflezen, denkbeeldige tijd.
Er zit geen polshorloge, zei hij op kinderlijk-verongelijkte toon.
Kijk dan beter, zei Mirjam bemoederend.
Daarop werd hij wakker en het eerste wat hij deed was op zijn pols kijken of er een witte tijdvlek op zat.
Dagmerrie. Hij telefoneerde vaker de laatste tijd als hij zich eenzaam voelde. Had ook een keer zichzelf gebeld. In gesprek. Altijd in gesprek.
Maar veronderstel, denkt hij, dat iemand de telefoon opneemt en zich aankondigt met jouw naam! Je herkent de stem, jouw stem. Het is om je te besterven.