een vijfdehands. - Zo, ik ga maar weer eens op pad, voor eigen rekening.
En hij woof ons toe als had hij een zijden koninginnewaaier in de hand.
We keerden ons om en volgden de niet zo oude heer Grunsven nog enige tijd op mensveilige afstand.
- Vreemde peer, zei neef Didi. Hoe oud is ie eigenlijk?
- Leefijdsloos, net als ik. Dat is onze beider veiligheidsmarge.
- Ten opzichte van wie?
- Van onszelf. En tegenover de dood.
- Interessant, zei neef Didi.
- Als je het maar lang genoeg vol weet te houden word je vanzelf die je bent, of liever, die je moet zijn.
- Niet omgekeerd, je bent die je wordt?
- Welzeker, maar dat doe je je leven lang al, als het goed is. Zijn die je wordt.
- En als het niet goed is?
- Dan ben je altijd jezelf en sterf je voortijdig.
- Sterf je voortijdig?
- In jezelf.
- Daar moet ik nog eens goed over nadenken, zei neef Didi, dit gaat me boven mijn toupet.
Om de een of andere reden trok de heer Grunsven nogal wat bekijks. Was het om zijn brede glunderlach? zijn blozende wangen die vanwege het toenemende aantal rode adertjes het laatste jaar een al roziger aanzien hadden ge-