9
Soms ook had hij het gevoel dat hij zich, zoals lang lang geleden op een schoolreisje, in een spiegelpaleis bevond waarin het licht als radeloos leek rond te dwalen zonder ooit tot rust te komen, licht dat zich eindeloos in de spiegels weerkaatste en niets aan lichtkracht en intensiteit verloor. Ook als het donker werd? had hij zich afgevraagd. Licht dat zich in donker hulde? onzichtbaar licht?
Met een bijna kinderlijke blik keek hij om zich heen, stak zijn arm uit alsof hij het licht wilde pakken, vastknijpen in zijn hand. Het weerkaatste zich van ruit naar kristallen vaas, whiskyglas, hanglamp, het glas van een ingelijste gouache, het beeldschermpje van zijn elektronische typemachine, tvruit; werd gedeeltelijk geabsorbeerd door de voorwerpen die geïntensiveerd door de rondzwevende lichtdeeltjes, optimaal aanwezig waren, voor hem. Hij wielde naar de tafel en raakte de bloemenvaas aan. En het was of hij het licht zelf aanraakte. Het drong door in zijn lichaam en vervulde hem: het licht uit de ruimte om hem heen, het licht van de dingen om hem heen.