De andere stad
(2009)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermdEen labyrint
[pagina 155]
| |
was neergedaald. Detective Perdox spoedde zich erheen, zoals gewoonlijk te voet. Alleen zo leerde je de stad en zijn bewoners kennen. Bovendien is het de snelste methode om je te verplaatsen, ja toch? En natuurlijk werd hij binnen het kwartier alweer aangesproken door een junk die om een euro vroeg, voor minder deden ze het tegenwoordig niet. Zelfs de bezitlozen werden al rijker aan negatieve pegulanten. Speculeerden er zelfs mee, zoals schrijvers met woorden. En nou jij weer. - Akkoord, zei hij en stak zijn hand in zijn binnenzak. Heb je terug van honderd euro? - Gotvergotverrrr...! riep de junk en begon daarna te lachen. Dus toch geen junk, dacht hij, want junks lachen nooit.
Op de hoek van de Bilderdijkstraat was een nieuwe cafetaria gekomen. Er ging in deze stad geen dag voorbij dat er niet een nieuw eethuis, café, broodjeszaak, Argentijns grill-restaurant, shoarmatent, koffieshop (met of zonder hasj), pizzeria, Turks delicatessenwinkeltje, Surinaams afhaalrestaurant geopend werd. De stad at zichzelf op en groeide weer aan. Stadbewoners knabbelen aan hun eigen, steeds weer aangroeiende staart om hun ondelgbare honger te stillen, de honger die ze al verderwoekerend opdeden. De eigenaar, een Italiaan, had met grote letters op een plank boven het raam geschilderd: ANTONIO MAKES THE MILKSHAKE, Bijna liet hij zich verleiden naar binnen te gaan, reagerend op het Pronto! Maar hij liep vastberaden door. | |
[pagina 156]
| |
Om het lichaamsdeel, een arm, had zich zoals gebruikelijk een kring toeschouwers verzameld. (De eerste arm die sprekend op deze leek was een week geleden aangetroffen.) Hij wisselde een paar woorden met de agent die bij de dode arm geposteerd stond, bukte zich en raakte de vingers even aan, waardoor het net leek of hij de arm en het afwezige lijk een hand wilde geven. Bekeek de ringafdruk rond de middelvinger. Richtte zich daarna weer op en liet zijn blik als terloops over de nieuwsgierigen gaan. En ineens meende hij een van hen vaag te herkennen, een man van een jaar of vijftig die zich ook bij vorige gelegenheden onder de toeschouwers had bevonden, hoewel het alleen een deel van het hoofd en de ene schouder waren die tot herkenning aanzetten. Hij deed een stap opzij, voorwendend dat hij struikelde over iets en op slag was het hoofd verdwenen om even verderop tussen de bovenlichamen weer op te duiken. Dit herhaalde zich nog een paar maal en omdat het inzicht op het hoofd zo kort van duur was bleef de rest van het gezicht slecht herkenbaar. Het leek zelfs of het nog wat vervaagde onder zijn blik. Waanzinnig, dacht hij. Misschien was het een van die legendarische figuren die zich op geen enkele gevoelige plaat lieten vastleggen, zoals anderen op groepsfoto's verschenen zonder lijfelijk aanwezig te zijn - als het waar was. Hij keek omlaag en deed toen onverwachts een paar stappen naar voren, duwde de mensen opzij en worstelde zich door de opeengedrongen omstanders heen. Achter in de kring maakte zich iemand snel uit de voeten, een man van een jaar of vijftig, die zich naar de donkere huizenkant haastte en een minuut later de hoek omsloeg. Hij rende hem achterna. Maar toen hij zelf de hoek bereikte was niemand in de zijstraat te zien, althans geen vijftigjarige. En even had hij | |
[pagina 157]
| |
nu het gevoel dat hij zelf een beetje vervaagde, waarom wist hij niet. Impulsief deed hij een stap achteruit, als om het proces stop te zetten. Draaide zich toen om en keerde terug naar de arm. En wat hij half en half verwacht had gebeurde. Amper stond hij er of het hoofd dook weer op. |
|