grond te kronkelen, waarschijnlijk overdadig speeksel op zijn lippen.
Hij richtte de loop weer op de motor die door was blijven razen en die nu afsloeg, en vervolgens opnieuw op de jongen. Tien, twintig, dertig seconden.
Daarna schoof hij de hendel terug.
Pakte het apparaat op, demonteerde het en borg doos en pak weer weg beneden in de holte achter de kast.
Ging weer naar boven om het tafeltje op z'n plaats te zetten.
Zag hoe een man in pyjama op de bromfietser toeliep. Deze hief zijn hoofd al weer op en maakte aanstalten om op te staan, op zijn gezicht nog een uitdrukking van angst en ongeloof.
In de straat werden de ramen gesloten. Ook hij duwde het raam toe. Ik hoop nu maar dat ik kan slapen, dacht hij.
De volgende ochtend was hij, of waren vooral zijn ogen, slecht uitgeslapen. Beter eerst een wandeling in de buitenlucht alvorens achter de schrijftafel te kruipen.
- Ik ga even een frisse neus halen, riep hij tegen Mirjam.
Mirjam mompelde wat, zij had altijd een frisse neus.
Hap in de lucht. Knauuww... beet er een flink brok uit en vermaalde het tussen zijn tanden. De lucht knarste als kwartskristal.
Hij sloeg een landweg in die van de stadrand afvoerde. Er hing nog enige regen in de lucht, overgebleven van gisteren. Hij viel niet, maar was wel voelbaar, vochtige lucht als balsem voor de ouderwordende huid. Natuurlijke vochtinbreng.
Hij trapte naar een distel die met zijn luie stengel over de weg groeide. Spuwde een fluim naar een libel die op zijn neus wilde gaan zitten. Ergerde zich aan de muzak van de natuur - klonk als het gezoem van een tros aasvliegen rond