terug, keken achteruit, of liever, zijn blik pendelde rusteloos heen en weer tussen binnen en buiten.
Na drie weken waarin zijn ogen aan de nieuwe bewoners hadden kunnen wennen werd ik op een morgen opeens gewenkt. De niet zo oude heer Grunsven, die in de voortuin op hem leek te hebben gewacht, had hem met zijn geheven wijsvinger naar zich toe gewenkt als een schoolmeester die een leerling voor het schoolbord wenkt.
- Jongeman, zei de niet zo oude heer Grunsven op fluistertoon, ik heb besloten je te waarschuwen en ik verzoek je deze geste niet lichtvaardig af te doen noch als vanzelfsprekend te beschouwen.
- Niet iedereen is uitverkoren om gewaarschuwd te worden, zei ik.
- Precies. En zeker niet voor slechte of onbetrouwbare buren in een stad die toch al niet uitblinkt door geloofwaardigheid.
De niet zo oude heer Grunsven keek even spiedend om zich heen en fluisterde toen: - Ga in geen geval een vertrouwensrelatie aan met die meneer Kardoes drie huizen bij jullie vandaan, want dat is een beroepsoplichter en een dief op grote schaal. Wat ik je daarover allemaal niet zou kunnen vertellen, o, o, o... En het verraderlijke is dat hij het zo goed weet te maskeren onder quasi-natuurlijk gedrag. Had ik je niet gewaarschuwd, je zou er met open ogen ingelopen zijn.
- Ten zeerste bedankt, zei ik.
De niet zo oude heer Grunsven knikte vergenoegd.
- Graag gedaan. Niet iedereen weet tegenwoordig een goedbedoelde waarschuwing naar waarde te schatten. - En vergeet ook die truthaan van een Brinkhof niet die op nummer 43 woont, daar moet je als man helemaal voor oppassen. Ze is toevallig ook 43 jaar oud, dus dan weet je 't wel.
- Hoezo? vroeg ik.
- Nou dat spreekt toch vanzelf, zei de niet zo oude heer