een bepaalde dosis ziekte zonder dat hij daarvoor verantwoording hoeft af te leggen. Toch, intuïtief, vanaf de eerste dag geloofden we dit niet. En pas toen, nadat zijn leegte zich in zijn volle omvang deed gelden - zijn schommelstoel stond er nog, met zijn lege contour erin, die in heel zijn abstracte massiviteit meedeinde op de wind -, pas toen beseften we hoezeer we aan hem gehecht waren geraakt.
De vierde dag belde ik aan, niemand deed open, wat een veeg teken was. Huishoudster ontslagen? Niemand in de buurt die iets wist, niemand had hem of haar weg zien gaan. En toen, kort erop, zagen we zijn foto in het Stadsblad, de advertentiekrant die gratis verspreid wordt onder niet-lezers en die je soms bij pakken op je stoep aantreft. Op zo'n pak, toegebonden met een touw, op de voorpagina van de bovenste krant, stond of liever troonde hij breeduit, onaangedaan als een boeddha, in een ouderwetse krulstoel van mahoniehout, die speciaal voor hem gemaakt leek te zijn.
Wat ontbrak was zijn gelaatsuitdrukking en vooral dit schokte ons, hoewel hij nooit erg veel gelaatsuitdrukking had gehad. Ik wurmde de krant uit het pak en las. Las ademloos.
Dezelfde middag nog zochten we hem op, in de kleine kermistent tussen de andere tenten, kramen en kermisattracties op het Stadionplein. Wie had hem hier in godsnaam naartoe gebracht? De huishoudster waarschijnlijk, want zij was het die onze misprijzende ogen ontmoetten nadat we de toegangsprijs van 2 euro 50 aan het loket hadden voldaan en binnentraden; ze had zich op enige afstand, schuin achter hem, opgesteld en hield haar blik op zijn schedel gericht alsof ze hem met die blik op zijn plaats hield.
Breero was in de korte tijd dat we hem niet gezien hadden fors in omvang toegenomen, waarschijnlijk volgevoerd en vetgemest door de huishoudster. Hij moet hier in een bestelwagen naar toe gebracht zijn, een taxi was uitgesloten. En ook nu at hij, van het tafeltje voor zich; vooral veel