pantsers die niet verbrijzeld kunnen worden omdat ze niet concreet genoeg zijn.
Het was tamelijk koel voor de tijd van het jaar - althans in de wijk die hij kruiste en die duidelijk morsiger was dan de nabijgelegen grachtenpanden met hun statige gevels, of liever, niet morsiger en evenmin vervallen, maar minder sjiek en net iets minder goed onderhouden; daarbij leek het of de wind enig schemerdonker met zich meevoerde hoewel het nog vroeg in de avond was. En terwijl het langzaam donkerde en de ene stad in zichzelf wegzonk, lichtte een andere op, een waarin het leven nerveuzer leek. Vooral 's avonds, dacht hij, lijken de mensen in de stad op nachtuiltjes die in cirkels ronddarren in het licht, rond het licht, om er zich vleugelklappend van te verwijderen, bizarre kringen beschrijvend alsof ze iedere oriëntering kwijt zijn en daarom gehoorzaamden ze blindelings aan hun impuls, de route volgend met de kleinste dwaalschaal, kringelend rond een denkbeeldig midden, een midden dat nog in hun hoofd zit; en de hele wereld strekt zich daaromheen uit: En om dit afwezige middelpunt is het dat ze hun grillige cirkels beschrijven: morselijnen van onduidbare, zinloze tekens.
In de verte zag hij het opstootje al, een groepje mensen langs de grachtkant, met enkele wiekende schaduwen erboven als kleine stadgieren; bijna kon je hun hoge gekrijs horen. Hij repte zich erheen en duwde de omstanders opzij.
In de kleine openruimte die ze gelaten hadden lag een tot de knie vakkundig afgesneden been met een levensechte voet eraan, waar ze gefascineerd naar keken of waar steeds andere nieuwsgierigen hun nekken naar uitstrekten, soms met een enigszins beduchte blik in de ogen alsof het been onverwacht overeind kon gaan staan, zo