Ten geleide
Bij deze studie is er naar gestreefd aan te tonen, dat datgene wat in het algemeen de geesten van letterkundigen en van beeldende kunstenaars in Europa bezighield gedurende de laatste periode der negentiende eeuw, ook, op een geheel eigen wijze, de schrijvers en schilders in Nederland occupeerde. De nadruk is hierbij komen te vallen op het internationale, Europese aspect van de symbolistische kunst in ons land. Het zou bij een dergelijk plan vermetel geweest zijn naar volledigheid te streven. Nu we het resultaat ervan voor ons zien, zijn we er ons ten zeerste van bewust dat hiaten en onvolledigheden eenvoudig niet te vermijden waren. We hebben dit feit moeten aanvaarden, ons troostend met het besef dat deze studie een eerste op dit terrein is.
Het onderzoek van de werken der beeldende kunst, in het kader van het symbolisme ontstaan, - dat ons als uitgangspunt voor ogen heeft gezweefd - noopte ons voortdurend ook te rade te gaan bij de scheppingen der woordkunst uit dezelfde periode. Zodoende kwam als vanzelf het verband naar voren tussen kunstgeschiedenis en literatuurgeschiedenis. Hierbij hebben we er ons van onthouden langer dan strikt nodig was bij het panorama der cultuurgeschiedenis te vertoeven, hoe aanlokkelijk een dergelijk vergezicht ons ook voorkomt. Desondanks vleien we ons, cultuurhistorische bouwstoffen te hebben bijeengebracht.
Het is vooral in de motieven en thema's, door de symbolistische kunstenaars gebruikt en uitgewerkt, dat literatuur en beeldende kunst elkaar ontmoeten. In de meeste gevallen bleek, hoe bij de conceptie, de formulering en de behandeling dezer thema's, de kunst van het woord de eerste is geweest. Begrijpelijkerwijze hebben we onze aandacht dan ook speciaal gewijd aan de afzonderlijke thema's (de symbolen), daar deze nog slechts sporadisch en niet systematisch door voorgangers onderzocht waren.
Bij de bestudering dezer stof is het accent komen te liggen op de beginperiode der symbolistische beweging in Nederland, van 1890 tot en met 1894. Daar het onderwerp ons oplegde, ons uitsluitend tot de studie der symbolistische werken te beperken, zijn werken van een ander karakter en geestesmerk slechts terloops besproken. Zo zal men vooral wat Jan Toorop betreft, in tekst en beredeneerde catalogus hoofdzakelijk diens vroege oeuvre aantreffen. Wat hier over Toorop niet is vermeld, zal men in de volledige monografie kunnen vinden, die eerlang zal verschijnen van de hand van de heer N.E.H.J.J. Zon.