Romanbeschouwing in voorredes 1600-1755. Deel 2: Teksten
(1987)–Bert Pol– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Deel 1/2Voorreden van den vertaaler. 1 2Ligt kan ik bezeffen, dat het veelen eene zeldzaame en vreemde zaak 3zal voorkoomen, dat ik mijn naam als Vertaaler stelle voor een Roman, 4of vercierde Geschiedenis, betreffende de Minnaarijen van een jong 5paar, welker eene de rol van eenen Ligtmis speelende noodwendig 6veele handelingen en gevallen van eenen slegten aart vertoonen moet; 7behalven dat de gesprekken en bedrijven van zulke gelieven meestal 8ijdel en beuzelagtig zijn; en diergelijke historijtjes doorgaens geschikt 9om de verbeeldinge der jeugd, die daarin smaak heeft, te verwilderen 10en in heviger gistinge te brengen: Dit schijnt niet overeen te koomen 11met de waardigheid van het ampt waarin ik gesteld ben, nog met 12de deftigheid, welke men in eenen Leeraar des Euangeliums vereischt; 13Dit schijnt niet bestaenbaar te zijn met eene ernstige Godvrugt, welke 14ik altoos hebbe voorgestaen, nog te strooken met mijne menigvuldige 15betuigingen van de hooge waardij, welke ik op Deugd en goede Zeden 16stelle; Dit schijnt niet te passen bij mijne bijzondere omstandigheden, 17die onder verdrukkinge zijnde wel beter en waardiger zaaken moest 18hebben om mij mede te bemoeijen. - Dusdanige redeneeringen zullen 19zekerlijk bij veelen, zelf verstandige en welmeenende gemaakt worden; 20en dezulke, welke uit eenen gewaanden ijver voor den Godsdienst mijnen | |
[pagina 116]
| |
21goeden naam zoeken te schenden, zullen niet nalaaten daarmede hun 22voordeel te doen, om mij in wanagtinge te brengen bij den vroomen, 23die op eene ernstige godzaligheid gesteld zijn. Ik hebbe deeze bedenkinge, 24of tegenwerpinge tegen mijne tegenwoordige onderneeminge in haar 25volle kragt en nadruk, zo ik meene, voorgesteld: Dog ik houde mij 26verzekerd, dat zij alle haare kragt verliezen zal bij dengeenen, die 27hun vooroordeel ter zijde stellen, en dit voortreffelijk Werk met aandagt 28willen leezen; gelijk zij, die het ten einde toe gelezen hebben, in deszelfs 29vertaalinge en gemeen-maakinge, des ben ik van allen verstandigen 30ook verzekerd, niets gevonden hebben, hetwelk mijner bedieninge, 31mijnen ijver voor Deugd en Godsdienst, en mijner bijzondere omstandigheden 32onbetaamelijk is. Mijne goede vrienden, welke mij de eere 33gedaan hebben (want dit rekene ik weezenlijk voor eene eere en blijk 34van edele Vriendschap) van mij hunne zwaarigheden en twijffelingen 35aangaende deeze mijne onderneeminge, toen ze die gewaer wierden, 36voor te draagen, en tegen de voorgemelde opspraak te waarschuwen, 37hebbe ik in het bijzonder getragt daaromtrent gerust te stellen. Hiervan 38zal ik thans mijn werk maaken omtrent anderen, die zulks niet gedaen 39hebben, en in welke diezelve zwaarigheden vallen mogen. Dit is iets, 40het welk ik aan het onpartijdig Gemeen, aan eene welgeregelde zugt 41voor mijnen goeden naam en agtinge, en aan de zaak der zuivere Deugd 42en Christelijke Godzaligheid verschuldigd ben: Het wegruimen van 43de voorgemelde ongunstige overleggingen, het openleggen en aandringen 44van de redenen, welke mij in weerwil van zulke vooroordelen tot 45het onderneemen van deeze vertaalinge bewoogen hebben, zal mij 46gelegenheid verschaffen, om dit stuk allen verstandigen en deugdlievenden 47Leezeren ten kragtigsten aan te prijzen, zo veel ik kan: en 48alles wat ik kan verdient hetzelve: En dit zal mij tot eene Voorreden, 49zonder welke geen Boek het ligt schijnt te mogen zien, eene welvoegelijke 50en ruime stoffe verschaffen: die ik egter zo beknopt zal 51in een dringen, als de waardij der zaake kan veelen. 52Ik bedoele hier niet den zogenaamden Fijnen of Ernstigen den mond 53te stoppen, die in een geplooid en stijfgetrokken weezen, in hun hoofd 54te krommen als eene bieze, in eene gemaakte houdinge, en teemende 55spraak, het werk van hunnen Godsdienst stellen; als welker bedilzugt 56door geene zelf de bondigste redenen is te stillen, welker vooroordelen 57alles verdoemen wat niet in hunnen smaak is, en bij welken uit Nazareth 58niet goeds kan koomen. De zulken laate ik gaarn aan hunne gemelijke 59en knijzenden gedagten over. - Ik zal mij niet tragten te verschoonen 60met de begeerte van verscheidene mijner vrienden, welke mij dit werk | |
[pagina 117]
| |
61hemelhoog hoorende prijzen, lang en kragtig tot deszelfs vertaalinge 62hebben aangepord. Derzelver begeerte steunde op mijn oordeel, of op 63dat van anderen, 't welk daar mede overeenkwam; en het koomt 'er 64op aan, of dit billijk en welgegrond waare: Ook denke ik niet, dat 65mijne moeite verschooninge behoeft, maar dat mijne pooginge veeleer 66lof verdient. - Ik zal ter mijner verdeediginge niet inbrengen, dat 67veele andere Godgeleerden zig met het uitgeeven van geschriften hebben 68bezig gehouden of van gelijken aart, of die althans van geen hooger 69waardij te agten zijn. Om van eenen Huet niet te melden; de Aartsbisschop 70Fenelon, hoe groot een voorstander van ernstige en ingetogene Godsvrugt, 71heeft zig door zijnen Telemachus met regt beroemd gemaakt. Zijne vlijt 72te besteeden aan eenen zedigen Roman, past zekerlijk niet minder voor 73eenen Godgeleerden en Leeraar des Euangeliums, dan zijn werk te 74maaken van Lettervitterijen en woordenknibbelen over Schrijvers van 75geen of weinig aangelegenheid, 't welk egter bij veelen wel door den 76beugel kan. Om nu niet te spreeken van anderen, die door het voeden 77en involgen van eene verwilderde Verbeeldinge, van den geheelen 78Godsdienst bijkans een Roman maaken. Dit werk behoeft het bedekzel 79van het beste voorbeeld niet; en de meeste zijn te laag, dan dat zij 80eenigzins verdienen daarmede in vergelijkinge te koomen. - Ik zal 81de medelijdende niet verzoeken om mij dog niet te misgunnen, dat 82ik onder andere troostmiddelen in mijne verdrukkinge mij opbeure en 83vermaake met eene schoone schilderij van eene verdrukte en geplaagde 84Deugd. Deeze verlustiginge konde ik genieten voor mij zelven: En 85de Hemel zij gedankt, die mij overvloedige steunzels verschaft, om 86te beletten dat mijne verdrukkinge mij onderdrukt zou hebben! 87Ik ben nog dezelve, die ik altoos geweest ben, en in alle mijne werken 88mij getoond hebbe, een begunstiger en voorstander van Zedelijke Deugd 89en Regtheid, van waare, verstandige, en Christelijke Godzaligheid; die 90dezelve op den hoogsten prijs waardeere, en ze mijnen medemenschen 91op het kragtigste pooge aan te prijzen. Dit schatte ik voor het loflijkst 92character, 't welk mij kan worden toege-eigend, waarbij alle andere 93roem van schranderheid en geleerdheid zeer verre, naar mijne gedagten, 94te kort schiet. Dit agte ik het eigenlijk werk te zijn van eenen Bedienaar 95des Euangeliums, dewijl Zedelijke Deugd ook het pit en de kern is 96van den Christelijken Godsdienst. Deeze pooginge is hem dan ten 97hoogsten betaamelijk, en moet hem ter uitneemendste eere strekken. 98En van die zelve zugt, om de Liefde tot Deugd en waare godvrugt 99voort te planten, worde ik in deezen mijnen tegenwoordigen arbeid 100ook gedreeven: En het werk, hetwelk ik thans onder handen hebbe, | |
[pagina 118]
| |
101agte ik dat daartoe van een weergeloos nut kan zijn: Deeze bezeffinge 102bewoog mij om zo zwaare moeite ten dienst mijner landgenooten te 103aanvaarden; Deeze overtuiginge wakkert mijne lust gestadig op onder 104den last, en doet mij daarmede rustig voortgaen; zonder dat het 105voorgemeld vooroordeel tegen de Romans mij daarvan heeft kunnen 106weerhouden, of hierin vertraagen. 107Een Roman, het is waar, is een Verdigtzel, zo men wil: en kunnen 108verdigtzels, vraagt men, kunnen onwaarheden de zuivere Waarheid, 109de waare Deugd en Godsdienst ook bevorderen? - Het zij verre, 110dat ik het Liegen en bedriegen ten dienst der Waarheid zou goed keuren; 111waarvan zommige misschien geen zwaarigheid zouden maaken, die van 112een Roman met afkeer en versmaadinge de neus optrekken. Dog deeze 113en diergelijke Verdigtzelss houdt ieder voor het geen zij zijn; niemand 114wordt daardoor bedroogen; en zij dienen alleenlijk, om de nutte en 115noodzaakelijke lessen der gestrenge en waare Deugd den zwakken 116menschen dies te aangenaamer te maaken, dies te gereeder te doen 117ontvangen. - En zo men alle Verdigtzels, alle Verzierde vertellingen 118zonder onderscheid wil veroordeelen; zo men derzelver gebruik ter 119bevorderinge van goede zeden, van Deugd, en waare Godzaligheid 120zelf, volstrektlijk afkeurt; waar zal men dan blijven met de zinnebeeldige 121Gelijkenissen en Verbeeldingen van onzen Gezegenden Zaligmaker 122Christus Jesus zelven, welke zo menigvuldig in de Euangelijen voorkoomen, 123waarin hij of den waaren aart van zijnen Godsdienst schildert, 124of de ongeregtigheid afschuwelijk afmaalt, of de gewigtigste lessen 125inboezemt, en de verhevenste deugden aanprijst; en die in haare eigene 126natuure niet anders dan zo veele korte schetsen van Romans zijn? Daar 127onze Godlijke Leermeester zelve het zig niet onwaardig geagt heeft, 128met zodanige optooizels der Verbeeldinge zijne redelijke, zijne volmaakt 129zuivere Leere te verkondigen; waarom zouden wij dan dog te vies 120en te ernstig zijn, om van diergelijke ons ten nutte van elkanderen 131te bedienen? - Met welken schijn kan men voorwenden dat het 132voor eenen Leeraar der Euangeliums onbetaamelijk is, dat hij door 133dusdanige middelen onder andere het groot oogmerk, 't welk hij zig 134in al zijn doen heeft voor te stellen, tragte te bereiken? Voorbeelden 135zijn buiten twijffel, gelijk iedereen erkent, van kragtigen invloed op 136onzen leevenswandel. Wij zijn te naauw aan vleesch en bloed verknogt, 137dan dat de zobere en afgetrokkene Reden der zaaken alleen opzigzelve 138genoegzaam ons beweegen kan en aandoen. Maar worden ons de 139bedrijven en overleggingen van deugdzaame persoonen beschreeven en 140voor oogen gehouden; dit doet ons de Deugd als weezenlijk en persoonlijk | |
[pagina 119]
| |
141beschouwen, en treft ons gemoed veel leevendiger; en hetgeen voorheen 142redelijk en goed was, wordt ons behaagelijk, geneuglijk, beminnelijk. 143Zeldzaam zijn de voorbeelden van eene verhevene Deugd, welke ons 144in onzen eigen leevensloop ontmoeten: de meeste der beste houden 145zig in stilte verschoolen, en trekken de oogen van een gering getal 146naar zig. Die de geschiedenissen ons vertoonen, zijn ook zeer enkel: 147Onder deeze zijn veele boven den gemeenen peil verheven, en kunnen 148verre weg het grootste gedeelte der menschen tot geen navolgelijke 149voorbeelden verstrekken. De geschiedenissen, de leevens-beschrijvingen 150zelf van de voornaamste mannen, leveren ons meestal geen andere 151verhaalen dan van gebeurtenissen, die het meest in 't oog der wereld 152loopen, en gerugt maaken; terwijl de verrigtingen des gemeenen, des 153burgerlijken en huislijken leevens onaangemerkt worden voorbijgegaen. 154In die verhaalen vindt men zelden anders veel, dan de uiterlijke schorse 155der gebeurtenissen; de beweegredenen en oogmerken, waardoor die 156handelingen gedreeven worden, blijven veeltijds verhoolen, onaangeroerd, 157of zijn niet dan door twijffelagtige gissingen na te spooren; daar 158deeze nogthans de ziel van een voorbeeld zijn, hetwelk men zig ter 159navolginge voorstelt. Alle deeze gebreken nu kan eene welgeschikte 160Roman vervullen, welker schrijver volkoomen meester is van zijne Stoffe, 161die de uiterlijke tafereelen kan schetsen naar welgevallen; die daarin 162de gemeenste verrigtingen des menschlijken leevens kan inmengen, 163welker voorbeeldlijke vertooninge voor allen van grooten dienst is, 164en welke op het geluk der zamenleevinge zeer veel invloed hebben; 165en die zijnen persoonen zodanige oogmerken, zodanige redenkavelingen 166kan toevoegen, als meest met de natuure der zaake overeenkoomen, 167en welke een schoonst en aantrekkelijkst voorbeeld meest volmaaken. 168En alle deeze voordeelen bezit de Clarissa op de uitmuntendste wijze: 169Inzonderheid verschaft de vorm van gemeenzaame Brieven, welken 170de Schrijver daaraan gegeven heeft, gelegenheid om de laatste volmaaktheid 171aan zijn schilderstuk op de uitvoerigste en naaukeurigste 172wijze bij te zetten. - De waarheid der gebeurtenisse, het is waar, 173ontbreekt aan een Roman; dog de voorgemelde voortreffelijkheden, dunkt 174mij, kunnen dit wel opweegen ten aanzien van de kragt om op de 175gemoederen te werken; als maar in het verdigtsel de waarschijnelijkheid 176en het natuurelijke zij in agt genomen; als men 'er niets in vinde, 177dan 't geen in de menschlijke natuure wel kan vallen, dan zodanige 178inzigten en bedenkingen, welke elk redelijk en eerelijk mensch in 179diergelijke omstandigheden zou wenschen te betragten. 180Ik bekenne gaarn, dat van de Romans zeer veel misbruik gemaakt is, | |
[pagina 120]
| |
181ter voedinge van geile lusten en vuile begeerlijkheden. Veele houden 182zig op met vertellingen van allerleije woestheid en ongebondenheid, 183van veelerhande fielterijen en guitenstukken: Deeze door eene grappige 184en snaakse vertooninge aangenaam en smaakelijk te maaken, kan niets 185dan kwaad in de gemoederen en in de menschlijke zamenleevinge 186veroorzaaken. - Veele kunnen geen andere uitwerkinge hebben, 187dan dat zij de hersens der jeugd met ijdele inbeeldingen verwilderen, 188de natuurelijke zaaden der minnelust aankweeken, de tedere Sexe dies 189te meer voor verleidinge blootstellen, of op het best genomen de 190verstandigen van nutter en zaakelijker oeffeningen aflokken. Hetgeen 191van zelven wast behoeft men, of behoort men zelf niet te zaaijen, 192dewijl het dan al te weelig opgroeijende het edeler zaad verstikt, het 193geen om wel te wassen onze zorg en vlijt vereischt. - Dog van 194de beste zaaken, ziet men, dat misbruik gemaakt wordt, en dat zij 195dan tot de ergste, gevaarlijkste, en schaadelijkste veelal ontaarten: En 196zo men daarom het gebruik derzelver zou afkeuren en verwerpen, 197zou men Reden, Gods Woord, en Godsdienst zelven moeten vaarwel 198zeggen, waaronder de godloozen en schijnheiligen zig snoodlijk verschuilen; 199dan zou geen vroome ziel zig in gezang tot zijnen God verheffen 200mogen, om niets gemeens te hebben met de vuile en onkuische liederen, 201waarin de wereld zig te buiten gaet; dan zou het Orgel uit de Kerk 202moeten, om dat het ook bromt in de speelhuizen; dan zou een regt 203godsdienstige alle vermaak en geneugte volstrektlijk moeten schuwen, 204om dat dertelheid en wellust daarop te onmaatig en buitenspoorig aazen; 205dan zou men in 't kort van honger en dorst, van koude en ongemak 206vergaen moeten. Neen, zeker! het is dwaasheid, om dat eene goede 207zaak misbruikt wordt van veelen, daarom het nuttig en voortreffelijk 208gebruik derzelver verdagt te gaen maaken, of zig daarvan te laaten 209weerhouden. - Aan de voorgemelde zoort van Romans mijne hand 210te slaen, en ze door mijne vertaalinge verder onder de menschen te 211verspreiden; zou buiten tegenspraak voor mijn persoon en character 212schandelijk zijn, en zoude ik mij ten hoogsten schaamen - Ik erkenne 213ook, dat het der deftigheid van eenen Leeraar des Euangeliums geheel 214en al niet passen zoude, zodanige boeken in de wereld te helpen en 215te vermenigvuldigen, die enkel geschikt zijn om de Leezers te doen 216lachen (schoon de zulke voor zommige menschen niet ondienstig zijn) 217zonder eenig nut van meer belang te bevorderen. - Ook zoude 218ik zelf niet gaarn mijnen arbeid besteed hebben aan zodanige stukken, 219die wel de geestigheid van den Schrijver aanwijzen, en de leevenswijze 220en overleggingen van veele menschen heden ten dage aartig afschilderen, | |
[pagina 121]
| |
221en daarom de toejuichinge van de meesten wegdraagen; dog die uit 222veele koddige en snaaksche vertellingen zamenhangen, daar de aanmerkingen 223van den schrijver zelven de proef in het zedelijke niet houden 224kunnen, maar eerbaare en deugdzaame gemoederen stooten moeten; 225daar de ernstigste gevallen op een lugtigen trant voorgesteld, de 226krijtendste zonden en ondeugden slegts als spel en boert behandeld 227worden; welke in hun geheel inzonderheid een heimelijk oogmerk laaten 228doorblinken om de menschlijke natuure lelijk af te maalen, als niet 229vatbaar voor waare en redelijke deugd, maar waarin datgeen, 't welk 230men doorgaens daarvoor houdt, slegts een uitwerkzel zij van natuurelijke 231gesteldheid of vermomde hartstogten. Zodanige geschriften zijn natuurelijk 232geschikt om der menschen gebreken en ondeugden te kittelen, 233de banden der Deugd te verslappen, de kragt der conscientie te 234verdooven, de schaamte en het onderling vertrouwen te verminderen, 235en zijn zeer gevaarlijk in de handen der losse en broosche jeugd, derzelver 236verbeeldinge dies te geweldiger inneemende hoe lugtiger en geestiger 237zij zijn opgesteld. 238Maar van eenen geheel anderen aart is het voortreffelijk werk, hetgeen 239ik thans den Nederlanderen aanbiede en aanprijze; niet alleen ten 240hoogsten fraaij en vermaakelijk, maar ook van den aldernutsten invloed 241op de gemoederen der zodanigen, die eenigzins maar deugd beminnen, 242of welker harten voor allen prikkel ten goede niet geheel ongevoelig 243zijn. - Clarissa vertoont ons een schoone en beminnelijke, eene 244verhevene en kloekmoedige Deugd; uit de beste en zuiverste beginzelen 245voortkoomende, door de edelste en braafste redenen gedreeven en 246onderstand; eene redelijke niet alleen, maar regt Christelijke Deugd en 247Godsvrugt, die het in de gevaarlijkste verzoekingen, onder de zwaarste 248beproevingen onwankelbaar staende houdt, en haaren God en Zaligmaaker, 249en de hoope eens toekoomenden leevens geduurig in het oog 250hebbende den dood blijmoedig ondergaet: eene deugd en Godsvrugt 251egter, die de peil van het menschlijke niet te boven gaet, en schoon 252in 't algemeen door eene allenthalven waakzaame voorzigtigheid 253bestierd, aan eenige zeer verschoonbaare misslagen en feilen van 254zwakheid onderhevig is. - Een Belford vertoont ons de eigenaartige 255gemoedsbeweegingen en werkingen eener verstandige en opregte 256Bekeeringe, roemt den glans der Deugd die hem verligt, en gaet de 257verzaakte Ondeugd met eene manlijke kragt en drang van redenen 258te keer. - Eene Juffer Howe verstrekt met haare deugdzaame en 259rampspoedige gezellin ten schets van eene de edelmoedigste en naauwstverknogte 260vriendschap, met eenen vrolijken en lugtigen Geest geoeffend. | |
[pagina 122]
| |
261- - Dog wordt de Deugd bevorderd met haar naar waarde aanminnig 262en behaagelijk te verbeelden; van geen minder nu kan 't zijn de ondeugd 263en godloosheid met haare natuurelijke, met de lelijkste en afschuwelijkste 264verwen ten toon te stellen. Wie moet niet schrikken, die nog eenige 265overblijfzels van eerlijkheid bewaard heeft, voor het gedrag van eenen 266Ligtmis, wanneer hij hetzelve in eenen Lovelace, den vierden voornaamen 267persoon deezer geschiedenisse, met de leevendigste en sterkste trekken 268vindt afgeschilderd, schoon gesteld in de voordeeligste omstandigheden 269zo van natuurelijke als verkreegene gaaven van schranderheid en 270geleerdheid, van tijdlijk vermogen en ruime schatten, van bedagtzaam 271overleg op zijne zaaken, en eere voor het uiterlijk beschaafde welleevendheid? 272Wie moet het pestig venijn der Ontugt niet vervloeken, 273als hij in dit tafereel beschouwt, hoe het de edelste vermogens kan 274bederven en verslaaven, de ziel tot de vuigste laagheden nedersleepen, 275en de conscientie eindelijk ten eenen maale vermoorden? als hij zulk 276een wellustig leeven, van den schranderen Ligtmis zelven en van zijnen 277getrouwen Vriend met de scherpste en indrukbaarste aanmerkingen 278doorgestreeken, tot het gebeente en merg opengesneeden, en deszelfds 279ijzelijkheid vindt blootgelegd? als hij de wrange en doodlijke vrugten 280daarvan gewaar wordt, in de gevaaren waaraan zulke ongebondene 281zielen zig blootstellen, in de verscheurende wroegingen van een 282herleevend en ten felsten woedend geweeten? en inzonderheid als hij 283zijne oogen slaet op de schilderij van den rampzazaligen [sic] en 284ontijdigen dood zulker deugnieten, welke hier de naarste en gruwelijkste 285vertooninge maakt, bijzonderlijk vergeleeken met den zagten en stillen 286uitgang van eenen reinen en godvrugtigen geest, die gerustlijk tot haaren 287Schepper wederkeert? Alle gevoel moet verlooren zijn, geen aandoeninge 288ter wereld moet den mensch kunnen treffen, welke zig van deeze 289nadrukkelijke trekken niet geraakt vindt. 290Men zou hier wel eene zwaarigheid kunnen maaken, of het wel 291voorzigtig zij het ontugtig leeven van eenen Ligtmis dus openbaar aan 292den dag te leggen; of door zijne taal en handelingen de ongeregelde 293lusten in de losse jeugd niet mogen gaende gemaakt worden; en of 294men niet een voetspoor voor dezelve baant, met de arglistige vonden 295en raadslagen af te tekenen, welke die ondeugd zou mogen inslaan 296om tot haar oogmerk te geraaken. Misschien zou het nutter zijn, deeze 297geheimen der Onkuisheid te smooren en in eenen eeuwigen nagt 298verborgen te houden. - - De Ontugt, ik bekenne het, is van veele 299Zedeschrijveren zelf op eene gantsch onvoorzigtige wijze behandeld, 300terwijl hunne beschrijvinge van de wegen dier begeerlijkheid veel meer | |
[pagina 123]
| |
301geschikt is om onreine lusten aan te stooken, dan hunne redenen daartegen 302van kragt zijn om ze te verdooven. Dog geheel anders is het met 303dit werk gelegen. Geen onkuische redenen worden hier gevoerd, welke 304de slimme guit met voordagt zelve veroordeelt. Geen geile vertooningen 305koomen hierin voor, veel min worden ze met velokkelijke cieraden 306opgeschikt; zo dat geen eerbaare vrouw, geen kiesche maagd onder 307het leezen deezer stukken van schaamte ooit behoeve te bloozen. Worden 308al eenige gevallen en omstandigheden geschilderd, die op zigzelve in 309dit opzigt de verbeeldinge zouden kunnen verrukken; het kragtigst 310tegengif is aanstonds bij der hand; Verontwaardiginge en medelijden 311worden tevens zo geweldig aangezet, dat zij alle andere bedenkinge 312onderdrukken en versmooren. Geen onvernuftig Ligtmis kan de wegen, 313die hier aan Lovelace worden toegeschreeven, met zijn gemeen verstand 314ooit na-aapen, zonder zig zelven te verraaden: Een arglistige heeft 315zulke hulpmiddelen niet van nooden, en weet zelve met eene duivelsche 316loosheid maar al te veel ontwerpen ten verderve der onnozelheid te 317smeeden. En zo men al toegeeve, dat van het verhaal van dusdanige 318guitestukken aan deezen kant eenig kwaad gebruik gemaakt zou kunnen 319worden; daar nogthans de uiterste afschrik voor dezelve tevens overal 320wordt ingeboezemd: Hoe veel zwaarder weegt dan nog niet het nut, 321dat 'er steekt in de onbedreevene en daardoor ligtgeloovige jeugd der 322andere kunne voor den trouwloozen handel, de snoode aanslagen, en 323helsche fielterijen dusdaniger deugnieten te waarschuwen? - - Voor 324het overige, kon eene losse en ruwe taal in een werk van deezen aart 325niet vermijd worden, daar een lugtige en wulpsche kwant zijn hart 326uitschudt voor zijnen gemeenzaamen vriend; zijne verwoedheid en 327raazernij moet hem natuurelijk de ijzelijkste vloeken en scheldwoorden 328doen uitbraaken: Dog ik hebbe in het melden en vertaalen van dezelve 329niet meer zwaarigheid gevonden, dan in het herhaalen van de ondeugenste 330gezeggen en stellingen der godloozen en schijnheiligen, welke 331wij in de H. Schriftuure zelve geboekt vinden. Inzonderheid daar in 332dien lossen en lugtigen stijl veelmaalen zeer heilzaame lessen van gezond 333verstand en waare Wijsheid worden uitgestooten, welke dus het hart 334van luiden van dit zoort misschien dieper treffen, dan wanneer ze met 335eene staatige en ernsthaftige deftigheid worden voorgedragen. 336Een opmerkend Leezer kan hier als in een spiegel beschouwen de 337maatregels, welke van verscheidene menschen in de gemeenste en 338gewigtigste leevensgevallen gehouden worden; en de beginzels en 339overleggingen, welke hunne harten daarin bestieren en zwaaijen; en 340wat onder dezelve goed, wat kwaad te keuren zij. - - Hier kan | |
[pagina 124]
| |
341men naar het leeven zien afgemaald de voortreffelijkste bedenkingen, 342de zoetste verstroostingen van een gerust geweeten onder de zwaarste 343wederwaardigheden; de felle tegenworstelingen van eene onderdrukte 344conscientie; de ijdele verleidingen, de snoode bedriegerijen, waarmede 345een ondeugend gemoed zigzelven zotlijk paajt en in slaap wiegt. - 346- Sleept eene geringe onvoorzigtigheid eene reeks van moeijelijkheden 347en onheilen na zig: hoe noodig leert dit dat eene altoosduurende 348waakzaamheid zij mitsgaders een gegrond vertrouwen op de Voorzienigheid, 349en eene geloovige hoope op een bestendiger gelukstaat? 350- - Kan wel ooit met meer aandrang worden ingeprent, dat hier 351geschiedt, hoe groote voorzigtigheid de Ouders hebben aan te wenden 352in het bestieren van de keuze hunner Kinderen ten aanzien van 353het gewigtig stuk des Huwelijks? - - Bleek ooit het nadeel van 354ongeregelde en toomelooze driften bij ondervindinge in de zamenleevinge 355van huisgezinnen, welke zij zo menigvuldig beroeren en ongelukkig 356maaken: nooit was daarvan eene beschrijvinge, waarin het baarblijkelijker 357wierd voorgesteld. - - Nergens vond ik ooit schooner en 358beminnelijker tafereel van eene bezadigde, van eene deugdzaame, van 359eene Christelijke voorbereidinge tot den Dood. - - De deugden van 360Nederigheid en Grootmoedigheid, van Zagtmoedigheid en Standvastigheid, 361zijn hier met den keurlijksten hand aan malkanderen gestrengeld, 362en schitteren met den uitneemendsten glans en luister. - - 363Behalven de vier voornaame, reeds gemeld, koomen hier nog verscheidene 364andere persoonen in het spel, welke ieder naar zijnen bijzonderen 365aart, character, en hoedanigheden wonden [sic] afgebeeld. Stijfhoofdige 366eigenzinnigheid, willekeurige heeschzugt [sic], laffe gedweeheid, trotse 367hoogmoed de [sic] rijken, snoode eigenbaat der gemeenen, gierigheid, 368nijd, waanwijze pedanterij, en meer andere, en de tegengestelde deugden, 369krijgen ieder haare beurt; of liever koomen zelve in haar natuurelijk 370weezen hier te voorschijn, en vertoonen niet slegts haare uitwendige 371verrigtingen, maar ook haare innerlijke beweegingen en aandoeningen, 372en leggen haare eigenschappen tot de fijnste trekken toe voor het oog 373der aanschouweren bloot. - - Hoe gelukkig de Hr. Fielding ook, 374inzonderheid in zijnen Vondling, met het schilderen van characters moge 375geweest zijn; hij blijft meer bij het algemeene, hij schetst meer eene 376ruwe en buitenste schors, maar hier brengen de persoonen in hunne 377brieven hunne binnenste overleggingen en hartsgeheimen zelf voor den 378dag, en leveren de verhaalen en zamenspraaken de naaukeurigste 379bijzonderheden en tederste hoedanigheden van elk character. Niemand 380veragte deeze dingen als kleinigheden, die niet verdienen dat men 'er | |
[pagina 125]
| |
381met zo veel aandagt op lette, dezelve zo zorgvuldig naspoore, en zo 382omstandig aanwijze. Hoe veel hooger de Godgeleerden ook doorgaens 383gewoon of gezind zijn met hunne bespiegelingen te vliegen; ik kan 384het mij geenzins onwaardig rekenen, van deeze kleinigheden mijn werk 385te maaken, daar ik vinde dat onze Godlijke Leermeester zelve de 386begroetingen op de merkten, en de vooraanzittingen op de maaltijden, 387met zijne aanmerkingen niet is voorbijgegaen. En alle deeze bijzondere 388eigenschappen van de verscheidene deugden en ondeugden te kennen 389is van zeer veel dienst voor allen, die van harten wenschen zig gelukkiglijk 390voor deeze te beveiligen, en geene naaukeuriglijk in agt te neemen. 391Voor eenen Stierman, die de zeevaart wel betragten zal, is het niet 392alleen noodig, dat hij de Stiermans-konst en haare regelen grondig 393kenne, maar ook van nette Kaarten zig bediene, die hem aanwijzen 394hoe zig de kusten strekken, waar klippen en banken leggen, waar hij 395veilig kan ten anker gaen, en hoe de stroomen trekken. Zo ook die 396veilig voor alle verzoekingen zijn cours door deeze wereld tragt te 397neemen, heeft niet alleen de regels van het zedelijke zig naaukeurig 398eigen te maaken, maar behoort ook uit de voorbeelden van anderen 399te leeren hoe en waar men al tegen dezelve aanstoot, hoe de verleidinge 400ons bekruipt, en wat men al te mijden heeft: Hoedanige bijzonderheden 401in eene algemeene Zedekunde onmogelijk begreepen kunnen worden. 402Dit alles wel overwogen zijnde, dunkt mij, dat men aan de voortreffelijke 403nuttigheid van dusdanig een werk geenzins kan twijffelen; of zo 'er 404zijn mogten, welke hiermede nog in allen deele niet voldaen zijn, die 405wijze ik tot het werk zelve, om het met ernst en verstand te leezen; 406en ik stelle vast, dat elk deugdlievend Christen daarop zal verlieven. 407Niet min voortreffelijk immers is deszelfs schoonheid, aartigheid, en 408geneuglijkheid: Eene weergalooze Konst, eene allerleevendigste nabootzinge 409der Natuure, eene volmaakt geregelde Geestigheid prijst hetzelve 410aller goedkeuringe ten hoogsten aan. De gezondste spijze wordt hier 411met de smaakelijkste en geurigste sausen opgedischt. - - Zeer veele 412verschillende characters en persoonen worden hier ingevoerd, gelijk 413gemeld is, alle naar de oorspronglijke natuure in allen deele opgemaakt, 414elk naar zijnen bijzonderen aart niet alleen handelende, maar zelf 415denkende, schrijvende, en redeneerende. Uit ieder Brief genoegzaam 416op zigzelven, uit elks stijl en trant is voor den oplettenden op te maaken, 417aan welken persoon hij toebehoore; die elk den geheelen tijd door 418hun eigen character eenvormig bewaaren, en zigzelven geheel en al 419gelijk zijn: En ieder, dunkt mij, die eenige ondervindinge in de wereld 420heeft, zal de oorspronglijke voorwerpen onder zijne medemenschen | |
[pagina 126]
| |
421kennen, naar welke de gelijkenissen in dit werk zo net getroffen zijn. 422- - De Moeder van Clarissa, het is waar, (want op deezer character 423viel bij zommigen iets te zeggen) is wel zigzelve niet gelijk: Maar 424hoe veele onbestendige menschen ontmoeten wij niet dagelijks, die hunne 425eigene wel begreepene beginzels, door andere inzigten gezwaaid, laaten 426vaaren? Hoe dikwijls is het in denzelven persoon, veel verstand en 427natuurelijk oordeel te bezitten, onderscheiden van in allen opzigte 428verstandig te werk te gaen? En hoe ligt valt het in eenen zagten aart, 429zig vreedeshalven van onrustige geesten te laaten gebruiken ter voortzetting 430van hunne warzieke oogmerken? En in deeze ongelijkheid, zal 431men vinden, dat Lady Harlowe zigzelve overal gelijk is. - - Zeer 432menigvuldig, zeer verscheiden, zeer ingewikkeld zijn de gevallen en 433gebeurtenissen, uit welke deeze Geschiedenis is te zamengeweeven, die 434met eene onbedenkelijke rijkheid van vernuft zijn uitgedagt; welker 435aangelegenheid den Leezer met de grootste nieuwsgierigheid naar haare 436ontwindinge doet haaken; die natuurelijk de eene uit de andere 437voortvloeijen; die zeer gepastlijk bij elkanderen geschikt zijn, en tegen 438de waarschijnelijkheid in geenen deele aanloopen; en die alle te zamen 439aan het Een voornaam stuk der Geschiedenisse ten allernaauwsten 440verknogt zijn, hetzelve egter niet overdekken en te zoek brengen, maar 441elk daaraan een bijzonder ligt en fraaijheid bijzetten. - - Bestaet 442nu het weezenlijk denkbeeld van Schoonheid in eene rijke verscheidenheid, 443juiste evenredigheid, voortreffelijke grootsheid, en naaukeurige Eenpaarigheid; 444in geene deezer opzigten, zal men vinden, dat dit werk 445gebreklijk is, maar de uitmuntendste volmaaktheid aan hetzelve moeten 446toeschrijven. - - Langwijligheid heeft men wel daarin berispt: dog 447op deeze en andere tegenwerpingen wordt, zo in de Voorreden, als 448het Postscript, of de Nareden, van den Engelschen Uitgeever bondig 449geantwoord, die ik hier derhalven zal voorbij stappen; en niemand 450kan ontkennen, dat hoe veel papier dit werk ook beslaen moge, alle 451die verscheidene gevallen nogthans, volgens het vereischte in dusdanige 452werken van Vernuft, in een zeer kort bestek van tijd, binnen één jaar, 453zijn te zamen gedrongen. 454Twijfelt men nog aan het nut, hetwelk eene leevendige en welgeregelde 455Verbeeldingskragt aan ons verstrekken kan, en aan het goedgunstig 456oogmerk, waarmede de Alwijze Schepper dezelve in onze natuure gelegd 457heeftGa naar voetnoot*; men gae met aandagt aan het leezen en overweegen van dit 458werk; en men zal ten klaarsten gewaar worden, hoe geneuglijk zij | |
[pagina 127]
| |
459de beschouwinge der Deugd, hoe afschuwelijk zij die der ondeugd 460maaken kan, welk eene liefde zij ons tot die, welke haat tegen deeze 461kan inboezemen, en met hoe veel kragt zij in het algemeen onze 462hartstogten ter ondersteuninge van Reden en waare Godsvrugt kan 463doen medewerken. Zo wonderbaar leevendig zijn hier de beschrijvingen 464en verhaalen, dat men zou zeggen en zig verbeelden, niet eenige gevallen 465en redenen van anderen over eene tweede hand te leezen, maar die 466gebeurtenissen zelve met zijne oogen te zien, die zamenspraaken met 467zijne ooren te aanhooren, en op de plaatze zelve tegenwoordig te zijn, 468daar de zorgvuldigste voorzigtigheid door schrik bevangen en vervoerd 469wordt, daar de zuiverste kuisheid op het schendigst belaagd wordt, 470daar de tederste vriendschap zig gulhartig uitlaat, daar de Deugd door 471eene edele kloekmoedigheid zig ontzaglijk maakt, daar een onbekeerelijk 472zondaar in dolle woede en de bangste angsten worstelt met den dood, 473daar eene zuivere ziel met eene vrolijke hoope verhuist uit een zwak 474lighaam, enz. Dog hoe leevendig hierin de Verbeeldinge ook werke, 475zij is egter overal ten netsten geregeld, en houdt zig in allen opzigte 476binnen de paalen van het natuurelijke, van het waarschijnelijke, van 477het zedelijke, welke in de meeste werken van deezen aart dikwijls 478niet heel zeer in agt genomen worden. De zuivere Reden en eene 479gezonde Zedekunde hebben overal den teugel bestierd, en door het 480gantsche werk, en alle de verscheidene tooneelen eene menigte gezaaid 481van de nutste en voortreffelijkste lessen, dezelve in de gevoeglijkste 482omstandigheden zeer juist te pas gebragt en ze in het kragtigst ligt 483geplaatst. Zonderling, en zonder wedergae, mag ik zeggen, is ook het 484vermogen, 't welk hier doorstraalt, om de hartstogten op de beweegelijkste 485wijze te roeren en gaende te maaken. Hij moet harder zijn 486dan steen, wiens hart onder het leezen deezer stukken niet van medelijden 487vermurfd wordt; die eenige traanen heeft, kan zig niet weerhouden 488van dezelve nu eens te storten; dan wederom moet elk die niet geheel 489onverschillig is, zijnen geest in eene regtmaatige verontwaardiginge 490voelen rijzen; en bij andere gelegenheden vervoert eene lugtige vrolijkheid 491het hart tot een zoet genoegen, en den mond tot lachen. Alles 492ondertusschen, zelf geestige boert en grappige kwinkslagen niet uitgezonderd, 493is gerigt tot dat oogmerk waartoe het Opperweezen zelve 494ons de Verbeeldingskragt en Hartstogten heeft ingeschapen, ter bevorderinge 495van goede Zeden, om ons de sterkste Liefde tot de reine 496Deugd, de felste haat tegen zonde en godloosheid in te boezemen. 497Meende weleer Plato, dat zo de verstandige Deugd zig aan ons gezigt 498in eene lighaamlijke gedaante vertoonen kon, zij eene onweerstaenbaare | |
[pagina 128]
| |
499Liefde tot zig bij allen verwekken zoude: Hier, durve ik zeggen, vertoont 500ze zig aan 's menschen Verbeeldinge, die het weezenlijk Gezigt allernaast 501koomt, met haare eigenaartige en glansrijke schoonheid; en stelle vast 502dat zij aller gemoederen, in welke eenige zugt tot goed gevonden wordt, 503op de beminnelijkste wijze zal bekooren, en geheel en al op zig doen 504verlieven. Nooit vond ik eenig boek van Devotie, met hoe veel verstand 505ter Godsvrugt ingerigt, hetwelk zo veel indruk op mij maakte dan 506de verrigtingen en gesprekken van de kwijnende en stervende Clarissa: 507En ik bekenne rondlijk, door het aandagtig gebruiken van dit boek 508niet alleen ten uitersten vermaakt, maar ook inderdaad gestigt, dat 509is in wijsheid en deugd-lievendheid gevorderd, en ter standvastige 510betragtinge van dezelve te zijn aangemoedigd. 511[Opmerkingen over het vertalen]. 512Buiten twijffel zou men nu wel gaarn willen weeten, wie dog de 513Schrijver of Uitgeever van dit hooggeroemde werk zij. Zie hier wat 514'er mij van bekend is. Op den titel van het Engelsch staet, dat het 515Gedrukt is voor S. Richardson; en die van den 2den druk meldt, dat het 516is uitgegeven door den Uitgeever van Pamela. Die Richardson wordt voor den 517Schrijver en van Pamela en van deeze Clarissa beide gehouden. De 518Nieuwspapieren getuigen, dat hij een Boekverkooper is. Uit Engeland 519hebbe ik berigt ontvangen, dat hij een man is van veel geleerdheid, 520schranderheid, en vernuft; van eenen vluggen en vrolijken geest; en 521dat hij veel werk maakt van letteroeffeningen, dog met bezigheden 522zig weinig ophoudt. Dit is vrij algemeen, en de man verdiende buiten 523twijffel, dat hij nader van ons gekend wierd. Beter waarlijk kunnen 524wij hem kennen, wat de vermogens van zijnen Geest betreft; uit zijne 525aan het ligt gegevene werken, en inzonderheid uit deeze zijne Clarissa, 526waarin hij zigzelven overtroffen heeft. Dit werk geeft de allerheerlijkste 527en doorstraalende blijken immers van den schrandersten en verhevensten 528Geest, die zijne Stoffe zelve schept en vormt, en de eerste treedende 529langs onbebaande wegen, voor zijne navolgeren niets overlaat om te 530verbeteren. Nooit, zo veel bekend is, heeft de wereld een geschrift 531van deezen aart zien te voorschijn koomen, waarin eene gebeurtenis 532wierd opgemaakt met Brieven van de persoonen zelve, welke daaraan 533deel hadden, voor de Pamela en Clarissa van deezen Schrijver: Nooit 534was 'er een werk, waartoe doordringender kennis van de menschlijke 535natuure vereischt wierd, als waarin die persoonen van zo veel verschillende 536characters hunne binnenste hartsgeheimen moeten openleggen. 537Om van eene doorgeoeffende geleerdheid en kundigheid van veelerhande 538zaaken niet te spreeken, welke hier allenthalven op de gevoegelijkste | |
[pagina 129]
| |
539en nutste wijze te pas gebragt worden: Eene wonderbaare Verbeeldingskragt 540en vindingrijk Vernuft heeft deeze stukken zekerlijk uitgedagt, 541en blinkt daarin op het helderst door; Eene kragt, welke met 542een overtreffend vermogen heerscht zelf over de gemoederen der 543Leezeren, van derzelver hartstogten volkoomen meester is, en dezelve 544voert werwaards het haar gelust. En hetgeen nog het zeldzaamst is 545van allen, deeze Verbeeldingskragt gaet hier gepaard met de scherpste 546schranderheid en het bondigst Oordeel, welke alle de deelen en 547omstandigheden van dit werk in eene juiste orde geschikt, en elk op 548het netst beschaafd heeft: Eene regt gezonde Reden heeft in allen opzigte 549de Verbeeldingskragt bestierd, en dezelve van alle dweeperij en bijgeloof 550weerhouden, terwijlze haar tot de zuiverste en verhevenste Zedekunde, 551tot de vuurigste en zielroerendste Godsvrugt opvoert. Zo dat deeze 552Schrijver onder de uitmuntendste ligten, onder de grootste mannen 553der oude en hedendaasche eeuwe verdient gesteld te worden: En mag 554Engeland onder andere op de voortreffelijkste verstanden boogen; het 555zal eenen Newton, Milton, Addison, niet tot oneere strekken, dat een 556Richardson in hunnen rang voortaan praale met geen minder luister, 557het zij men op de kragt van geest, of de nutheid zie van deszelfs 558gewrogten. 559[Over het weglaten van de lofdichten op de auteur in de vertaling]. 560Men verbeelde zich egter niet, dat dit Boek voor allen Leezeren geschikt 561is; in geenen deele kan men verwagten, dat het aan de smaak van 562iedereen voldoen zal; Niemand, die dit boek, die het gros der wereld 563kent, kan zig dit voorstellen. Zij die op onkuisheid aazen, en hunne 564geile verbeeldinge met vuile vertellingen van dien aart gaarn bezig 565houden, zullen hier niet vinden hetgeen zij zoeken. - - Die in een 566Roman vereischen, dat zij uit eene menigte van grappige vertellingen, 567de eene wonderlijker dan de andere, zij aan een geschakeld, zonder 568dat het 'er op aan koome hoe veel waarschijnelijkheid die hebben, 569als zij hun maar door lachen de lever doen schudden; denzelven zal 570deeze geschiedenis veel te treurig voorkoomen, hoe veel lugtige trekken 571daardoor ook mogen loopen. - - Die enkel Romans leezen om hunnen 572tijd te korten of liever van kant te brengen, zullen ook voor hunne 573laffe en logge ziel deeze geneuglijkheden niet geschikt vinden; het 574tafereel des leevens, dat daarin geschetst wordt, zal hun niet behaagen, 575en het zal hun te veel aandoeninge verwekken voor hunne vadzige 576gerustheid. - - Die van een gezond verstand zijn, die ten minsten 577eenige liefde hebben tot deugd en waare godvrugt, en met dit oogmerk 578leezen om hun hart en zeden te verbeteren, zijn het alleen, die in | |
[pagina 130]
| |
579deeze lekkernijen zig regt kunnen verlustigen. 580[Deze eerste twee delen, hoe fraai en nuttig ze ook zijn, vormen slechts 581een prelude op het hoofdbestanddeel van de roman, dat in de latere 582delen vervat is]. 583Hoewel nu dit werk voor allerleije staaten en standen van menschen 584geschikt zij, schoon jongen en ouden, rijken en armen, geleerden en 585ongeleerden, aanzienlijken en geringen, wijzen en onwijzen, mannen 586en vrouwen, daarmede hun voordeel kunnen doen, en zig daarin 587ongemeen verlustigen: Der Jeugd nogthans prijze ik hetzelve bijzonderlijk 588en voornaamlijk aan, die gezind zijn hunnen loop door deeze wereld 589wijslijk in te stellen en gelukkig te voleindigen, en zig daardoor te 590bereiden tot eenen eeuwigen staat van vreugde en zaligheid. Derzelver 591verbeeldingskragt is immers op het leevendigst, en hunne hartstogten 592beweegelijkst: Waarom dusdanige schriften hun het meeste smaaken 593niet alleen; maar hebben zij ook het meest van nooden dat hunne 594verbeeldinge en hartstogten in den regten plooij gebragt, naar Reden 595gebogen, en ter godsvrugt gerigt worden. Hier zullen zij de scherpste 596prikkels vinden om de begeerlijkheden der jongheid te vlieden, om 597zig te speenen van alle vleeschlijke wellust, van alle ijdele tijdverkwistingen, 598en om hunne ziele te voeden met edele, met redelijke, 599met regt menschlijke en geestlijke geneugten. Mogten deeze stukken 600daartoe van veele uit hen gebruikt worden! Dan zoude ik mijn arbeid 601wel betaald agten: Dat zou mijne lust verdubbelen om daarmede 602onvermoeid voort te gaen. Waarin ik bidde dat het goedertieren 603Opperweezen, wiens eere ik nevens het nut mijns naasten hierin bedoele, 604mij goedgunstig bijstae! | |
Deel 3/4605Voorreden van den vertaaler op het derde en vierde deel. 606[...] 607[Men heeft de mening te kennen gegeven] dat niet ondienstig zoude 608zijn, bijaldien ik den Leezeren eenige handleidinge gaf, op hoedanige 609wijze dit Boek, en diergelijke, van hen gelezen en gebruikt moesten 610worden. Dit voorstel wierd mij van eenigen gedaen: En ik was zelve 611niet vreemd van die gedagte. De meeste Leezers, voor welke deeze 612stukken voornaamlijk geschikt zijn, te weeten onder de Jeugd, bezitten 613zekerlijk die maate van bekwaamheid niet, om het regte pit en de 614kern der zaaken aanstonds te proeven, het waar oogmerk eens Schrijvers 615te vatten, en de regte nuttigheden van hun leezen te bezeffen, en vooraf | |
[pagina 131]
| |
616te zien wat men daartoe heeft aan te wenden. Ieder die zig eenigen 617tijd met boek-oeffeninge heeft bezig gehouden, wordt dit met den tijd 618gewaar; en veelen hoort men zig beklaagen, dat zij den regten weg 619in den beginne niet getroffen, en op deeze en geene dingen niet gelet 620hadden, hetwelk zij nu eerst na veel verkeerdlijk aangelegde moeite 621beginnen te begrijpen. Den zodanigen kan derhalven zulk eene aanleidinge 622en korte aanwijzinge van de voornaamste stukken, welke zij 623in hunne oeffeninge hebben in agt te neemen, van grooten dienst zijn, 624hun veel arbeid bespaaren, en hen met een opslag des oogs doen merken, 625hetwelk zij anders lang te vergeefs zoeken, of agtloos over het hoofd 626zien. Behalven deeze zijn ook veele anderen nog in dusdanige Zede-Schriften 627niet zeer bedreeven, schoon zij anders al aan oeffeninge gewend 628zijn; welken derhalven dusdanige onderrigtinge ook van dienst kan 629weezen, om het nut en vermaak, hetwelk uit schriften van deezen 630aart kan getrokken worden, bij hunnen overigen voorraad op te leggen. 631Zij die met een zedelijk oog Geschiedenissen leezen, weeten ook hoe 632zij dusdanige Zedelijke verdigtzels gebruiken moeten: Maar die hunne 633kennis van Godsdienst en Deugd enkel uit Predicatien, Uitleggingen 634van de Schriftuure, Zamenstelzels van Godgeleerdheid en Zedekunde 635gehaald hebben, (en is het dus niet bij de meeste Oeffenaaren?) koomen 636hier als in een vreemd en onbekend land, waarin zij wel een wegwijzer 637noodig hebben om terstond het regte pad te treffen. Het vooroordeel 638van veelen, met welk zij tegen dusdanige Schriften zijn ingenomen, 639zo zij niet enkel aan den naam van Roman zig stooten, welken deeze 640met veele laffe, slegte, en geile prul-schriften gemeen hebben, is veelal 641daaraan te wijten, dat zij den regten lei-draad niet volgen in het gebruiken 642van dezelve, en dus het weezenlijk nut daarvan niet gewaar worden. 643Dit heeft mij dan een besluit doen neemen om eene tweede Voorreden 644bij dit werk te schrijven, voor deeze Twee Deelen hier te plaatzen, 645en daartoe de voorgemelde stoffe uit te kiezen; om naamelijk eenige 646onderrigtinge te geeven, hoe men dusdanige geschriften heeft aan te merken 647en te behandelen met het meeste voordeel, en wat men daaromtrent heeft in agt 648te neemen. Welke Stoffe mij tevens gelegenheid verschaffen zal tot eenige 649bedenkingen omtrent der menschen Uitspanningen en Verlustigingen, als 650ook andere bijzonderheden, welke bij den inhoud van dit werk niet 651kwaalijk zullen passen, en inzonderheid voor de jeugdige Leezeren 652deszelfs naar mijne gedagten tot nut kunnen strekken. En dit besluit 653zal dan ook van dat gevolg zijn, dat ik bij de twee volgende Uitgaaven 654van dusdanige Twee Deelen, welke 'er van dit werk nog overig zijn, 655eenigzins, om de gelijkheid in agt te neemen, verpligt zal zijn telkens | |
[pagina 132]
| |
656eene Voorreden te voegen; tot welke ik denke dat het mij dan ook 657aan geen gepaste Stoffe ontbreeken zal. Deeze handelwijze zal niet 658kwaalijk voegen, dewijl dog de draad der Geschiedenisse in het leezen 659door het verloop des tijds tusschen de Uitgaaven van Twee tot twee 660Deelen telkens noodwendig wordt afgebroken: En zij zal dengeenen 661althans niet mishaagen kunnen, welke in de gewoonte van den Hr. 662Fielding smaak vinden, om voor ieder boek van zijne vertellingen een 663buitensprong te doen, en den nieuwsgierigen leezer van zijn spoor af 664te trekken. 665[...] |