23en wat zyn werk behelsd. Daar zyn reets veele van die werken bekend,
24dog hoe verre dezelve met het bovenstaande overeenstemmen, laaten
25wy over aan het oordeel van den schranderen Leezer, als geen
26voorneemen bezittende van een anders arbeid te verachten.
27Wy mogen echter, met zedigheid, de vryheid gebruiken van te zeggen,
28dat deeze levens-beschryving van my en mynen Vader, meerder
29wonderbaare gevallen behelzen dan men in zes andere Boek-deelen,
30van deeze natuur, zoude konnen vinden, die ieder in 't byzonder de
31wisselvalligheden, en onstandvastigheid der ondermaansche zaaken, en
32hoe weinig staat men op het grootste wereldsche geluk kan maken
33zo levendig en natuurlyk vertoonen, dat men dezelve niet zonder veel
34aandoening kan leezen; en hoe kortbondig en zaakelyk dezelve ook
35voorgesteld zyn, zo heeft men niet vergeeten van als op een ongevoelige
36wyze, daar in te vlegten hoe een wys man, in die onverwagte
37ontmoetingen, zig behoord te gedragen om uit de droevigste rampen,
38ons waar geluk te doen voortkomen.
39Dit alles zoude nog niet voldoende zyn, indien het zelve niet voorgesteld
40was op eene wyze, dat de ziel met vermaak zig daar aan hegt, om
41dat men onder het leezen gewaar word hoe het hert, in de tederste
42zeggingen, en hert ontroerenste gevallen welsprekender is dan tong
43of pennen zoude konnen zyn, waar door alle de vermogens van de
44ziel tot aandagt worden opgewekt; en dat ieder uitkomst ons gemoed
45ontsteekt in eene reine begeerte ter omhelzing vande zuivre deugd,
46eenvoudige Godsvrucht, teedere liefde en waare wellevendheid, waar
47door wy ons zelven en allen die met ons verkeeren gelukkig konnen
48maken. Dit is myn groot oogwit, in het beschryven van de zeldsame
49gevallen van my en mynen Vader, geweest; en ik vleije mij zelve,
50van dit heerlyk oogwit daar door bereikt te hebben; dog of den
51oordeelkundigen leezer, met my, hier omtrent, van een gevoelen zal
52zyn; gelyk ik vertrouw; zal den uitslag moeten leeren.
53Eenige Leezers zouden mogen vragen; of alle deeze gevallen waarlyk
54aldus gebeurd, dan of het maar verdichtsels zyn; dog het zoude nutteloos
55zyn iets daar op te antwoorden, om dat niemant in deeze dagen dwaas
56genoeg is om een Autheur, op zyn woord, daar omtrent te geloven,
57waar in ik de Leezer moet rechtvaardigen; want veele Schryvers durven
58dit onbeschaammd staande houden en zo volmondig verzekeren, dat
59een wellevend man daar niet aan durft twyffelen, terwyl men onder
60het lezen, door de menigvuldige tegenstrydigheden, en onnatuurlyke
61uitkomsten, de valschheid zo klaar ziet doorstralen, dat niemant daar
62af kan twyffelen. De waarheid zo wel als het verciersel heeft iets