13't en zy ze tevens de ooren streelen: ja, den grootste Verstanden mishagen
14geene welige uitdrukkingen. Men zoeke dan het Aangename, om het
15Nutte daarmede te versieren: maar men wachte zich, de voorwerpen
16belagchelyk te maken door verkeerde optooiselen.
17Ons oogmerk is niet, dat men zich vergape aan de fabelen der heidensche
18Goden: (ach! waren ze, als noodelooze sieraden, uit alle onze dichtwerken
19verbannen! maar dat men die dulde, om de uitmuntende wyze waarop
20ze hier zyn ingevoerd; dat men daarvan niets navolge, dan den levendigen
21en ongemeenen styl. We zyn zoo vermetel niet, te wanen dat deze
22Grieksche Jongeling, dien de Heer de Beauchamps op de verrukkendste wyze
23in het Fransch doet spreken, met de zelfde voortreffelykheid zyne Gevallen
24in het Nederduitsch zal verhalen: echter vleijen we ons dat zyn styl
25eenen genoegzamen luister heeft behouden, om tot een voorbeeld van
26welsprekendheid te strekken. Wy hebben alle onze poogingen daartoe
27niet aangewend, om niet te veel van onze krachten te verspillen op
28verdichtselen, die tot niets bekwaam zyn, dan om den geest tot hooger
29denkbeelden op te voeren.
30Dit hebben we noodig geacht den Beminnaren der Verhevenheid te
31melden, om te toonen dat deze Gevallen niet enkel tot tydverdryf voor
32de nieuwsgierige Jeugd zyn geschreven; maar met een edeler inzigt,
33dan men doorgaands heeft met het verhaal van minneryen, die veeltyds
34de lichtverleide zinnen tot ontucht verwekken, de driften aanspooren,
35de goede zeden bederven. Men denke, indien Irmenias de Liefde al te
36bevallig heeft afgemaalt, dat ze echter hier niet onbetamelyk is
37voorgesteld; en men leere van dien Minnaaer, in de driftigste vervoering,
38grootmoedig over de hartstogten triomferen!
40Op de gevallen van Ismenias.
42[...]
Hoe wil de Kunst, met blyde klanken,
45[regelnummer]
Uw' Schryver, uw' Vertolker danken,
Wier kracht van taal elk roemen zal!
Een galm vult reeds haar tempelkooren;
Men roept: Schoon wy geen dichtmaat hooren,
't Is echter loutre hemelval.
50Ad Altiora