10die maar de minste zweem na een Roman hebben; dit zal mogelyk
11de reede zyn, dat veele dit Werkje meede by den eersten opslag, door
12vooroordeelen, als een vercierde geschiedenis zullen doemen. Dog ik
13verzoek den bescheide Leezer, dat zy de goedheid hebben, om met
14leezen voort te gaan, zonder zodanig een denkbeeld van dit Werkje
15te maken; en dan ben ik verzeekerd, dat zy een gunstiger oordeel
16hier over zullen vellen; want de zaaken die hier in voorkomen, werden
17op zodanig een eenvoudige en natuurelyke wyze voorgesteld, dat het
18in 't minste niet na een Roman gelykt: zelfs is 'er de waarheid al
19te naakt in verbeeld, om aan dezelve eenigszins te twyffelen. Indien
20den Heer***, die alhier onder de Naam van Philopus voorkomt, zig
21had konnen verbeelden, dat zyn Leevens-beschryving aan het gemeen
22zou worden meede gedeelt, zo zou hy het mogelyk wat meerder gepoleist
23en opgeciers hebben; zonder op zommige plaatzen, 'er zo lomp over
24heen te stappen, gelyk hy nu gedaan heeft, om dat de eenvoudige
25waarheid, alleen zyn oogwit was. Maar, van wat nut is het oppronken
26of vercieren, als om een waar geval na een Roman te doen gelyken,
27daar dit in tegendeel, d'eenvoudige Levensloop is, van een die aan
28sommige wel tot een Exempel mogt verstrekken. Het was wenschelyk
29dat een ieder die de gevallen van onsen Held leest, insgelyks als hy,
30een waar berouw en leetwesen over hare zonden betoonden, en een
31gewillige en opregte boete deeden, om wederom als hy in den staat
32der genade te geraken.
33My is nog overig om den gunstigen Leezer te verzoeken van myn
34styl niet te berispen; voor eerst is het uit het Fransch overgezet, ten
35anderen vereischt de stof geen verciersel of optooisel gelyk ik boven
36gezegt heb; eindelyk zo 'er zich sommige berispers mogten opdoen,
37verzoek ik haar met alle vriendschap van my myne fouten zonder
38vooroordeel te willen doen opmerken, en dat niet in myn absentie,
39maar in myn teegenwoordigheid, op dat zy my in staat stellen om
40van haare lessen te profiteeren, en myn redelyke erkentenis 'er over
41te betonen; want niets is my aangenamer, als onpartydige Regters,
42en ongeveynsde Vrienden. Valé.