9prikkels om my daar toe aan te zetten.
10En, onzydige Leezer, ik geloof niet dat gy myne lust veroordeelen,
11noch myn arbeid verwerpen zult, wanneer gy in het leezen let op
12de waarschynelykheid, het natuurlyk begin en eind, de te zamenschaakeling
13der zaak, de aangenaame wisselvalligheid der gevallen, de daar
14uit voortspruytende Zeedelessen, en de verandering van schryfwyze
15na vereis der zaaken.
16Wat de waarheid der Geschiedenissen betreft, de Schryver bevestigd
17die in zyne Voorreden, zeggende, die zelf gezien of gehoord, of uit
18aanzienelyke en geloofwaardige lieden verstaan te hebben; in de
19geschiedenissen zelve zal men het vinden, daar hy zulks meend te moeten
20zeggen, alzo ik my getrouwelyk, zo aan het verhaal als aan de
21schryfwyze, ja zelfs de bewoording gehouden heb, zonder iets van het
22myne daar by te voegen.
23Ik vind geen redenen van zekerheid om die meêr te konnen bevestigen:
24zyn het waarheden, zy zyn opmerkelijk; zyn het verzierselen, zo veel
25te vernuftiger is de vinding; ider behoord 'er dan maar vermaak en
26nut in te zoeken, tot welk een einde de waarheid der Geschiedenissen
27weinig helpt.
28[...]