6geeven; en ze ieder in een byzonder Hoofd-stuk te brengen, stond
7me gantsch niet aan. In dusdanige stoffen haat ik die wijs van schrijven;
8want behalven dat men t'elkens op een byzondere zaak valt, of ten
9minsten op een byzondere afdeeling van een zaak, bedriegt men des
10Leezers aandacht, door hem van te vooren te zeggen, 't geen hy in
11t gevolg zal vinden. 'k Meen hier mee d'opschriften, die men boven
12de Hoofddeelen zet, en waar in men in 't kort alles vervat, 't geen
13in het gantsch Hoofd-stuk te vinden is. 't Is beter, dat men den Leezer
14in een gestadige nieuwsgierigheid houd, en door de Werken dusdanig
15te verdeelen zijn iever niet en stut. 'k Geloof ook, dat de Heeren
16Duitschers weinig verzuimd zouden hebben, al hadden ze d'oude
17Schrijvers in geen Hoofdstukken verdeeld. Zeker, indien hen deze
18afdeelingen behaagd hadden, ze zouden hen de moeite wel afgenomen
19hebben; maar ze waren 'er vry wat ter wijs toe. t' Komt heel wel
20te pas, als ik een Salusitius, Livius, Kurtius, of een ander Historieschrijver
21lees, dat ik daar t'elkens een Hoofd-stuk ontmoet, daar een
22Op-schrift van een consideraberle lengte boven staat, 't welk me byna
23vergeeten doet, wat ik te vooren geleezen heb. Men weet immers
24wel, dat diergelijke beschrijvingen aan malkander moeten hangen, en
25dat ze niet gestadig om een veertig of vijftig regels afgebroken moeten
26worden. En noch ruim zo zottelijk doen ze, die de Romans gaan
27verdeelen; want wat aandacht kan ik hebben voor gevallen, die ik
28grosso modo voorheen weet? 'k Heb liever gestadig in een nieuwsgierigheid
29te blijven, hoe de zaaken uit zullen vallen, als dat ik ze
30van te vooren weet; dewijl m'er de lust dan van overgaat. Doch al
31genoeg hier van: de Messieurs Hoofd-stukkisten mochten 't kwalijk
32neemen.
33Mogelijk zullen de Wijsneuzen een lengte van rimpels in hun voorhoofd
34trekken, en vervolgens smaadelijk grimlagchen over dat ik een stuk
35Geldts, 't geen ongevoelig is, doe spreeken. 'k Weet, alzo wel als zy,
36dat 'er een volkomene onmogelijkheid in steekt, maar daar men den
37Ezels en de Honden een taal toe-eigent, daar mag men een Dukaat
38ook wel een beetje praats laaten voeren; en men heeft 'er meer
39vremdigheden af te wachten, als van een dezer twee Beesten: door
40dien de Dukaaten vry wat meer Meesters krijgen.
41[...]