1645 [Dwalende liefde]
G. de Sille. Dwalende liefde [...]. De tweede druck, oversien ende verbetert. Amsterdam, Cornelis Iansz., 1645. uba 2006 F 36.
Op-dracht der dwalende liefde, Aende Deuchtrijcke, &c. Iuffrouwen, M.F.A.L.N.C.
1Uytmuntende Schoonheden,
2Hoewel noch het hooghdraven van mijn stijl, noch de waardye soo
3wel als de waerheyt van mijn leugenachtigen inhout, by u Meriten
4te vergelijcken zijn, soo heeft evenwel myn Autheur het defect, 't
5gheen Zijn onervarentheyt in my gelaten hadt, met een stoute vermetelheyt
6vervult; en ghewilt, dat ick my aen uwe volmaecte schoonheden
7[...] moste adresseren.
8[...]
9Hier mede eyndighe en blijve 't
10geen mijn Autheur my gemaeckt
11heeft.
12Aenden Nieuwsgierigen leser.
13Goetgunstighe Vriendt,
14[...]
15En indien somwijlen de sotheydt vanden inhout u tot lacchen, of om
16beter te seggen tot uytlachen verweckt, soo versoeck ick met alle
17ootmoedicheydt, die op een vrient yets vermach, niet te willen met
18my, maer veel eer met dit werc, dat ick u verseecker, niet ick, maar
19een dwalende sotternye in my door myn pen uytgebrocht heeft, de
20geck scheren, dewijl ick voor vast segh, datter niemandt soo hertelijck
21mede lacchen sal, als ick alrede ghedaen heb, ende de fouten, die in
22de waerheyt zyn, wel hadde kunnen corrigeren, indiense soo niet en
23hadden moeten wesen. Verders soo ick de een of de ander in een
24dach doe reysen, daer een derde in geen thien konde komen; of indien
25ick een Zee-haven of Rivier maeck, daer noyt yets als Geberchte
26gheweest is, moet den Leser sich imagineren dat mijn ooghwit niet
27geweest is een nieuwen Atlas te maken, maer veel eer so leugenachtigh