Gespeegeld in de raam
Ze giet zitte en ze zwaait nar vriende boete in de nacht
ze huurt zichzelf neet als ze net iets te hard lacht
en als d'n trein vertrekt met enne lange deepe zucht
weid d'r sniej op vur 't raam
en dan zit ze moei te zien en rommelt in d'r tas
ze deud de kraag umlieg van urre zwoare jas
ze bladert dor 'n book en dan deud ze of ze lust
en als ze achteroaver leunt, dan deud ze of ze rust
mar ik zij hoe ze in 't donker van d'n oavend staart
met oege woarachter god wet wat ik oeit zal wiete wuurd bewaard
en vanaf 't moment dat ze nar binne kwaam
kiek ik allien nog mar gespeegeld in de raam
d'n trein makt enne groete bocht, als we langzaam 'n station op goan
d'r tas velt oet 'r hand, als ze te snel wil gaon stoan
't geluid van remmend staal en ik vroag an 'r of ‘t giet
station Den Bosch, station Den Bosch, station Den Bosch keumt net op tied
en dan kiek ik 'r aan en dan kiekt ze nar meej
'n honderdste van enne tel en alles zo dichtbeej
met urre lange sjaal um 'r lange hoar gedreid
deud ze de kraag umhoeg vur de kalde wind di weid
en rechtop leupt ze weg, zo recht als toen ze binnekwaam
en ik zij Brabant in de nacht, gespeegeld in 'n zwarte raam
en urre winterjas lost op in de winternacht
wat zal ze moei zien als ze straks teage 'm lacht
(Poels, CD: Dageraad, Hans Kusters Music 2003). Tekst van (Poels, Rowwen Heze - Gespeegeld in de raam), kleine tekstuele wijzigingen door TN, in samenspraak met JP
Dit lied doet denken aan de dichter Piet Paaltjens (1835-1894) die het gedicht Aan Rika schreef waarin de ‘ik’ verliefd wordt op een vrouw die hij ziet langsflitsen in een andere trein. De eerste twee strofen:
‘Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.’
(Paaltjens, 1889)
Een fractie van een moment roept op ironische wijze een staat van extase op. Poels doet iets soortgelijks in Gespeegeld in de raam, hoewel het moment langer duurt en het gevoel er echt lijkt te zijn geweest (waar Paaltjes chargeert). Tren van Enckevort, de accordeonist van Rowwen Hèze zei ooit dat Poels een vallende druppel nog met emotie en fijnmazigheid kan beschrijven. Dat gebeurt hier. Je ziet de lyrische ik constant observeren, maar de concrete beelden worden steeds gevolgd door overpeinzingen, die het beeld vergroten en tegelijk vertragen, zoals te zien is in deze fragmenten:
‘ze bladert dor 'n book en dan deud ze of ze lust
en als ze achteroaver leunt, dan deud ze of ze rust
mar ik zij hoe ze in 't donker van d'n oavend staart
met oege woarachter god wet wat ik oeit zal wiete wuurd bewaard
en rechtop leupt ze weg, zo recht als toen ze binnekwaam
en ik zij Brabant in de nacht, gespeegeld in 'n zwarte raam’
‘en urre winterjas lost op in de winternacht
wat zal ze moei zien als ze straks teage 'm lacht’
In extreme zin past Poels deze receptuur ook toe in een van de nieuwere nummers Elke kier als geej lacht. De lach van een vrouw is een waar onderzoeksobject, en deze wordt geobserveerd vanuit concrete in- en uitgezoomde beelden met daarbij vergaande bespiegelingen en metaforen.
(Paaltjens, 1889)