Hemel op aarde
Ik bin niemand, niks is wat ’t liekt
hielemoal niemand als geej ni nar meej kiekt
dan bin ik iemand din ik ni wil zien
ik blief hoape straks ge wet mar noeit
brukt alles oapen liefste misschien oeit
hemel op aarde, dan ruuk ik wir de geur
din ik bewaarde, foto in ’n zachte kleur
ik tel de dage, mien droeme elke nacht
de hemel op aarde din boave os wacht
de oavend lieg oaver ’t veld
brengt de reagen ierder als vurspeld
de volle wolke als ’t koele lake velt
hemel op aarde inens stopte de tied
toen geej staarde toen woord ik ow kwiet
als enne zomer vur de allerlatste kier
de hemel op aarde en doarnoa noeit mier
hemel op aarde, toen rook ik wir de geur
din ik bewaarde, foto in ’n zachte kleur
ik tel de dage, mien droeme elke nacht
de hemel op aarde din boave os wacht
’t licht dat schient allien nog mar op ow
ik zeuk nar ow oege en wer schow
’t onwear klopte op ’t raam
’t weidde verder, ’t leet allien nog owwe naam
heer op aarde toen d'n hemel kwaam
hemel op aarde, noam ow met zich mei
hemel op aarde, als de wind oaver de wei
toen weej heer zate als oeit in ’t begin
de hemel op aarde veel oaver os hin
hemel op aarde, toen rook ik wir de geur
din ik bewaarde, foto in ’n zachte kleur
toen in de merge inens ’n ster verscheen
hoeg an d’n hemel en noeit mier verdween
(Poels, CD: Hemel op aarde, Pupkin Film Music/RHUM 2013)
Deze apotheose van de gedichten onder Het onvermijdelijke loodst de luisteraar door het sublieme gedachtespel van de ‘ik’, in zijn weg door de verwerkingsfase van het verdriet om zijn gestorven liefde. Met lichte, dichterlijke penseelstreken worden momenten van het leven en de liefde geschilderd, metaforisch, maar bijvoorbeeld ook door de assonantie van de lichte ‘i- en ie-klanken’ in de eerste vier regels. Deze zelfde regels loodsen ons door de kwellende denkwereld van een smoorverliefd personage. Nergens staat ‘verliefd’, maar iedereen die ooit verliefd is geweest, herkent het gevoel van nietigheid. De identificatie met de verliefde ‘ik’ wordt hier als in een goede (Limburgse) film geconstrueerd. En dan begint, eerst heel voorzichtig, maar vervolgens steeds duidelijker de weg naar de dramatische plot. De volgende zes regels zijn namelijk nog ambigu, waardoor het nog zou kunnen gaan over de verliefdheid (die nog niet beantwoord is), maar er spreekt ook al wat vertwijfeling, en daardoor dreiging uit. Hemel op aarde lijkt hier nog te betekenen, dat het leven als in de hemel is. Maar de dreiging wordt steeds duidelijker, maar blijft sterk met beeldspraak aangedragen: ‘brengt de reagen ierder als vurspeld’, ‘hemel op aarde inens stopte de tied’, ‘als enne zomer vur de allerlatste kier’, ‘ik tel de dage, mien droeme elke nacht, de hemel op aarde din boave os wacht’. En dan openbaart zich de climax, met een ritmewisseling en een prachtige metafoor op de intredende dood:
‘’t onwear klopte op ’t raam
’t weidde verder, ’t leet allien nog owwe naam
heer op aarde toen d'n hemel kwaam
hemel op aarde, noam ow met zich mei
hemel op aarde, als de wind oaver de wei’
De dood wordt neergezet als het onweer, dat op zijn beurt weer gepersonificeerd wordt (tot een soortement Magere Hein). Hij laat alleen haar naam achter, en deze hemel op aarde is haar komen halen. De betekenis van de hemel op aarde is hier verschoven van het eerdere geluk naar de plek waar de ziel mee naartoe wordt genomen na de dood. Slechts herinneringen blijven en de ster aan de hemel, die het kindse leed bij verlies verzacht.
Het opvallend rechtlopend rijmschema dat zich kenmerkt door mannelijk volrijm en eigenlijk afwijkt van het nogal grillig verloop van rijmschema’s in de meeste nummers van het oeuvre van Rowwen Hèze is niet iets dat hier veel aandacht verdient. Wel eminent is het associatieve karakter van dit symbolisch gedicht. Bovengenoemde vrije associaties op de dood in de vorm van een personificatie, het sterfbed van een zieke liefde (‘Ik tel de dage, mien droeme elke nacht, De hemel op aarde din boave os wacht’), herinneringen aan de geliefde (‘toen rook ik wir de geur, din ik bewaarde’) zorgen dat het belangrijkste, de eigenlijke boodschap ongezegd kan blijven, maar wel beleefd wordt.