Blaad an de palm
ik kiek nar 't zeil dat hiel langzaam bolt
Iik wear 't langzaam kwiet
wint 't van schuldgeveul en spiet
ik wear 't langzaam kwiet
al ow verhale, wat geej het gedoan
en of ik ook wet dat d'r spoeke bestoan
'n getal, de schoel, 't heelal
Een hoe geej kiekt als ik nar ow zwaai
televisie is leuk en de rest dat is saai
pyjama mot aan, de wedstrijd begint
wint 't van schuldgeveul en spiet
‘t blaad an de palm wejt rustig en kalm
ik wear 't langzaam kwiet
denke an ow hult meej op de bien
ik wil vur ow de belangriekste zien
(Poels, CD: Rodus en Lucius, RHUM 2006)
De tergend langzame, bijna golvende opbouw van het eerste deel van de tekst doet de luisteraar op een zeker moment hunkeren naar de kerngedachte. Liggend in een zwembad, omgeven met palmbomen duidt de 'ik' op het voorbijkruipen van de tijd zonder ogenschijnlijk doel. De onbenulligheid en daarmee de vertraagde blik van het moment worden aangeduid door zinnen als 'Dan drei ik meej um en begin weer vuraan' en bijvoorbeeld 'Ik staar in de verte, de horizon rolt, Ik kiek nar 't zeil dat hiel langzaam bolt' en 'rustig en kalm'. Deze vertraagde tijdsbezetting zet hiermee een eerste speelse verwijzing naar tijd neer.
De ‘tijd’ wordt verder niet als thema in dit gedicht gebruikt maar als middel om het thema uit te werken. Allereerst dus het trage in veertien regels neergezet begin en dan een vooruitwijzing naar iets dreigends: 'ik wear 't langzaam kwiet', dat kort daarop herhaald wordt. Daartussen floreert een zedenspreuk, een wel vaker door Poels gebruikt element, over tijd die de luisteraar alleen maar nieuwsgierig maakt naar de betekenis ervan in dit gedicht: ‘Tied, allien tied, wet dat 't verder giet’, ‘wint ’t van schuldgeveul en spiet’.
In veel teksten van Rowwen Hèze speelt ‘tijd’ een rol; in het reflecteren op het leven vooral. Tijd wordt daarbij veelal gezien als een helend middel en besproken vanuit het gezichtspunt van dit ogenblik. In Vergeate wordt tijd bijvoorbeeld aangehaald als middel om te kunnen vergeten en bijgevolg, net als in Blaad an de palm, het harteleed te verzachten. In Zondag in 't Zuiden is het verheugen in het nu mooier dan het moment dat nog moet komen, terwijl Lied vur Limburg in de kracht van de afsluitende zin deze waarheid nog eens onderstreept: ‘en van al dat denke an straks geniet ik nog 't miest’. Maar ook in Ien minuut, Merge wuurd 't beater en nog meer nummers speelt tijd op soortgelijke wijze een prominente rol.
Vanuit het beluisteren van kleine, pure woordjes (‘en of ik ook wet dat d'r spoeke bestoan, 'n getal, de schoel, 't heelal') komt de bewonderaar van dit lied erachter dat de hierboven beschreven tijdspeling een vooruitwijzing lijkt te zijn naar de overpeinzingen van de ‘ik’ rondom het gemis van een zoontje. De flarden herinneringen worden zo klein en puur neergezet als we van Poels gewend zijn. De tijd lijkt het middel te zijn om de wonden te helen. De verwarring, de pijn van het gemis, de tijd die dat moet helen en vooral de weg die daarin belopen moet worden geeft Poels weer in de de eerder genoemde golvende structuur. De afwisselende beschrijvingen, die in eerste instantie misschien gewoon rommelig lijken, van het kalm waaiende palmblad, het rustig dobberen van de 'ik' en de dreigende psychische verwarring (‘ik wear 't langzaam kwiet’), onderbroken door herinneringen aan het moment met zijn zoon, en dat in verschillend terugkerende volgordes, wekken bij de luisteraars het gevoel dat de ik moet hebben: de tijd heelt de wonden, maar dat kost tijd.