Ien minuut
weej goan woar de wind os weit
kiek meej aan, loep ni vurbeej
hal meej vast en dans met meej
hal meej vast en dans met meej
deze nacht giet noeit vurbeej
heer bin ik vur opgebleeve
dit heb ik vur ow geschreeve
(Poels, CD: Zondag in 't zuiden, Hans Kusters Music 1995)
Een klein, groot liedje dat een moment schetst waarin een minuut dansen gelukzaligheid schept in een nacht die een eeuwigheid duurt. Dit gedicht, in een minuutje te lezen, vergroot met weinig middelen de romantiek van een klein moment uit. Deze korte duur en de eenvoud zetten nog zonder een woord het thema neer.
De luisteraar, de lyrische ik en de aanbedene die structureel smekend in de imperatief wordt aangesproken, worden (weer) meegeblazen op de allitererende ‘w-klank’ die hen naar een plek brengt die ondergeschikt is aan het geluk van het moment. De niet toevallig gekozen overdaad aan lichte klinkers die voor in de mond worden gemaakt, de ie, de ee, de i, de ei schetsen het blije gevoel van de ik en dus ook weer van de luisteraar. De kracht van dit gelukzalig minuutje is verder aan de luisteraar zelf.