Liefde
We hebben geslapen, gevreeën
gepraat urenlang aan 'n stuk
we droomden het dak naar beneden
we lachten, we leefden, we baalden
waren moe of we hadden 't druk
we merkten niet hoe we verdwaalden
alleen ik, alleen ik was de reden
waarom maak ik alles stuk
waarom niet gewoon dik tevreden
tevreden hier met dit geluk
ik dacht alleen aan jou in m'n armen
als ik jou tegen mij aan druk
dan zal ik jou voor altijd verwarmen
en val ik uiteen van geluk
ik keek veel te diep in jouw ogen
ik raakte compleet van m'n stuk
ik gaf alles in m'n vermogen
voor een moment van geluk
nou droem ik van ow in mien erme
van hoe ik ow teage meej aan druk
ow wil ik vur altied verwerme
vur altied met 'n bitje geluk
vur altied met 'n bitje geluk
(Poels, CD: Water, lucht en liefde, Hans Kusters Music 1997)
In de Europese poëzie van de renaissance tot aan de moderne tijd is het meest gebruikelijke schema voor de versregel een combinatie van het syllabische vers (alle versregels hebben evenveel lettergrepen) en het accentvers (elke versregel heeft een gelijk aantal beklemtoonde syllaben). De accenten zijn min of meer regelmatig over de versregel verdeeld en er treedt eindrijm op. In Liefde is de combinatie van het syllabische en het accentvers goed te zien. Elke versregel heeft drie beklemtoonde lettergrepen en heeft als metrum overwegend de anapest: twee onbeklemtoonde, gevolgd door een beklemtoonde syllabe. De versregels hebben ongeveer evenveel lettergrepen. Er treedt (gekruist) eindrijm op, waarbij het schema er als volgt uitziet: abab / cbcb / abab / dbdb / ebeb / fbfb. De steeds terugkerende 'b' als eindrijm heeft uiteraard een functie. Deze accentueert het woord 'geluk' dat in de laatste regel van iedere strofe terugkeert. Dit geluk moet dan weer gerelateerd worden aan 'liefde', het enige mogelijke thema van dit lied. Een dichter was hier aan het werk.
Hoewel de inhoud en het thema niet heel verrassend lijken, gaat het erom wat ermee gebeurt. Je kunt dit gedicht beluisteren als een liefdesverklaring aan één bepaalde persoon, maar het staat je als luisteraar ook vrij aan de tekststructuur andere conclusies te verbinden. Bezie hier de chute, en dan wel vanaf ‘we lachten, we leefden, we baalden’. Deze repetitio, eindigend met een anticlimax, kondigt de wending aan naar de versregels waarin de ik-persoon gewag maakt van zijn fouten. De rest van het gedicht tot aan de tweede chute (als plots op het Limburgs dialect wordt overgegaan) beschrijft dan hoe de ik zich niet bewust genoeg geweest is van de liefde en zich uiteindelijk kortstondig liet verleiden tot een andere liefde. Pas als er in het Limburgs wordt verdergegaan komt de bezinning op de oude liefde weer. Het gaat er ten langen leste weer niet om welke interpretatie juist is, maar dat meerdere duidingen mogelijk zijn: de luisteraar aan het werk gezet.