Goud
Kalde wind 't vruust vannacht
en 's merges hengt 't liege licht
't harde wit bevroare land
heer is vul mier an de hand
't onwear koelt de wermte af
de regen het gen schien van kans
soms keumt d'r enne regenboog
soms ruukt 't d'r verbrand
soms dan denkte bij owzelf
heer is vul mier an de hand
en 's oavends in de verte
makt d'n hemel zien gebaar
in 't donker schient de sterrehemel
heer is vul mier an de hand
(Poels, CD: Zondag in 't zuiden, Hans Kusters Music 1995)
Goud is meer dan louter een natuurbeschrijving uit de Peel die begint met een weersvoorspelling die al in het eerste couplet heel wat zintuigen streelt. Het lichaam voelt koud en hard aan, het oor hoort galmen, het oog ziet het lage licht en het zesde zintuig kondigt aan dat er meer aan de hand is met dat Peellandschap. En verder geen woord te veel.
Het is geen duurwoorderij of een vorm van bombastisch taalgebruik dat dit gedicht typeert. De tekst wordt geloofwaardig door op het eerste oog onopvallende dichtkunst, gecreëerd vanuit het vergroot en vertraagd geschilderd gevoel van een eigenzinnige dichter.
Welke technieken maken Goud meer dan een panorama van het Peelse landschap: een natuurbeschrijving van landschap dat bijna een eigen leven lijkt te hebben? Met name door de personificaties krijgt het geschetste landschap mysterieuze levenskracht. Dit mysterieuze wordt overigens in het lied zelf ook letterlijk aangegeven in de drie keer terugkerende refreinregel: 'soms dan denkte bij owzelf; heer is vul mier an de hand’. Maar met name de personificaties van de natuurverschijnselen schenken leven aan het tafereel en creëren spanning:' ’t onwear koelt de wermte af met ziene groete mond’, ‘en ’s oavends in de verte makt d’n hemel zien gebaar’, ‘boave ’t luie land’.
Maar er zijn veel meer vaak speels toegepaste technieken die het geheimzinnige, zelfs het ondoorgrondelijke gevoel naar voren brengen dat je krijgt bij het natuurtafereel dat zich in de Peel afspeelt. Allereerst roept de titel die verder nergens terugkomt in het gedicht vragen op. Daarbij creëert Poels afstand tot het grijpbare door het gebruik van de derde persoon enkelvoud: ‘en 's merges hengt 't liege licht’. Tot slot deze frase:
‘in 't donker schient de sterrehemel
boave 't verstand
boave 't luie land
heer is vul mier an de hand’
‘Baove ’t verstand / baove ’t luie land’ zijn zinsstukken die op dezelfde manier gebouwd zijn. Deze stijlfiguur is een anafoor. Ze leidt tot oplettendheid bij de luisteraar* wat maakt dat de ambigue zin ‘boave ’t verstand’ niemand ontgaat. De zin kan een plaatsbepaling zijn van de sterrenhemel, die zich boven je hoofd bevindt of een bepaling van omstandigheid. De ambiguïteit als zodanig alsook het boven je verstand gaande beeld van de in het donker schijnende sterrenhemel effectueert het ongrijpbare en roepen vragen op. En goede poëzie roept vragen op.
* luisteraar: aangezien de gedichten gezongen worden, is in deze bloemlezing gekozen voor het begrip luisteraar in plaats van lezer.