Frederik Hendrik
(1978)–J.J. Poelhekke– Auteursrechtelijk beschermdPrins van Oranje. Een biografisch drieluik
J.J. Poelhekke, Frederik Hendrik. Prins van Oranje. Een biografisch drieluik. De Walburg Pers, Zutphen 1978
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Frederik Hendrik. Prins van Oranje. Een biografisch drieluik van J.J. Poelhekke uit 1978.
redactionele ingrepen
p. 573-597: de noten zijn bij de bijbehorende nootverwijzingen op de betreffende pagina's geplaatst. De genoemde pagina's zijn hierdoor komen te vervallen.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. 598) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. I)]
FREDERIK HENDRIK
Prins van Oranje
[pagina 1]
FREDERIK HENDRIK
Prins van Oranje
EEN BIOGRAFISCH DRIELUIK DOOR J.J. POELHEKKE
DE WALBURG PERS ZUTPHEN
C.F.J. SCHRIKS
[pagina 2]
WALBURG BIOGRAFIEËN
COLOPHON
© 1978 DE WALBURG PERS ZUTPHEN
Dit werk is tot stand gekomen met steun van de ‘Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.)’
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm, or any other means, without written permission from the publisher.
VORMGEVING EN DRUK: DE WALBURG PERS ZUTPHEN
ISBN. 906011.443.4
[pagina 5]
INHOUD
TER VERANTWOORDING | 15 | |
RECHTERZIJLUIK: Van Delft tot Breda (1584-1625) | ||
Hoofdstuk I | ||
Willem de Zwijger en Louise de Coligny; Frederik Hendriks conceptie te Antwerpen; zijn geboorte en doop te Delft | 21 | |
Moeilijke positie van Louise de Coligny als weduwe; haar afhankelijkheid van de Staten van Holland; verblijf te Leiden; verhuizing naar Middelburg; verhouding tot Leicester | 25 | |
Verblijf op Walcheren; verhuizing naar Den Haag; het Oude Hof aan het Noordeinde; eerste onderricht en studie te Leiden; Joh. Uytenbogaert | 27 | |
Financiële beslommeringen; Louise de Coligny als zakenvrouw | 32 | |
De halfzusters | 34 | |
Hoofdstuk II | ||
Belangstelling van peetoom Hendrik IV; als ‘tiro’ voor het eerst met Maurits mee op veldtocht; eerste reis naar Frankrijk; verblijf aldaar aan het Hof en op de academie van Pluvinel | 37 | |
Latere reizen naar Frankrijk; idem naar Duitsland; idem naar Engeland | 42 | |
Militaire opleiding en vroege carrière; generaal der ruiterij; expeditie naar de Wezer ter ondersteuning van de stad Brunswijk tegen haar hertog | 45 | |
Politieke scholing; lid van de Raad van State; protocollaire functie in het staatsbestel; verhouding tot Philips Willem | 48 | |
Hoofdstuk III | ||
Frederik Hendrik en de vrouwen; de bastaardzoon Frederik; huwelijksprojecten | 53 | |
Vorming tot staatsman in het kader van de tegenstelling Maurits-Oldenbarnevelt met haar religieuze implicaties | 56 | |
De expeditie tegen Utrecht in 1610 | 59 | |
Streven naar afzijdigheid bij de toespitsing van het conflict; in hoeverre overleg met Maurits? | 62 | |
Reis naar Orange in 1619 | 67 | |
Dood van Louise de Coligny | 71 | |
Belegering van Breda door de Spanjaarden; huwelijk met Amalia van Solms | 72 | |
MIDDENLUIK: Van Breda tot Breda (1625-1637) | ||
Hoofdstuk IV | ||
Dood van Maurits; spoedbenoeming van Frederik Hendrik tot kapitein-generaal; dynastieke aspecten van deze benoeming | 77 | |
Hoofdstuk V | ||
Het dubbelstadhouderschap van Holland en Zeeland; moeilijkheden in laatstgenoemd gewest in verband met de positie van Eerste Edele; beëdiging als |
[pagina 6]
stadhouder van de twee gewesten; reis naar Middelburg ter bijlegging van het conflict tussen Zeeland en de Staten-Generaal | 84 | |
Het stadhouderschap van Utrecht; intern conflict aldaar over de te verlenen bevoegdheden; beëdiging en installatie als stadhouder | 91 | |
Stadhouder van Overijssel | 97 | |
Idem van Gelderland | 98 | |
Hoofdstuk VI | ||
Mislukte pogingen tot ontzet van Breda; de capitulatie en haar politico-strategische betekenis | 101 | |
Holland en de financiering van de oorlog | 108 | |
's Prinsen vroegste beslommeringen als admiraal-generaal | 110 | |
Hoofdstuk VII | ||
Frederik Hendrik als leider van de buitenlandse politiek; de verhouding tot Frankrijk; Richelieu; het hulpeskader tegen La Rochelle | 113 | |
De verhouding tot Engeland; Jacobus I als verondersteld voorman van het Europese protestantisme; het tractaat van Southampton; Buckingham in Den Haag; Denemarken nominaal als derde bondgenoot | 117 | |
Hoofdstuk VIII | ||
De veldtocht van 1626; het oost-west-patroon in de strategie; de oorlogvoering als seizoenbedrijf | 123 | |
Chronische moeilijkheden met de financiering van de oorlog | 125 | |
Zorg voor de fortificaties en voor de stand der rivieren | 130 | |
De officiersbenoemingen | 132 | |
Hoofdstuk IX | ||
De praktijk van het regeerwerk; de privé-raden | 133 | |
Constantijn Huygens als secretaris | 135 | |
Het stadhouderlijk kwartier op het Binnenhof; stadsuitbreiding in de richting Plein en Korte Vijverberg; Frederik Hendrik als bouwheer en Maecenas | 139 | |
Verhuizing van het prinselijk paar naar het Binnenhof; Nassaus en verdere verwanten aan het Hof | 145 | |
Amalia van Solms | 147 | |
Het winterkoninklijk paar | 149 | |
Geboorte en doop van de latere Willem II | 150 | |
Hoofdstuk X | ||
Frederik Hendrik als ‘dynast’; zijn streven boven de partijen te staan en het verstoorde evenwicht te herstellen | 156 | |
De verstrengeling van religie en politiek in de vaderlandse samenleving; ‘consistorialen’ en ‘politieke remonstranten’; politieke betekenis van de remonstrantenvervolging | 157 | |
Frederik Hendrik zelf als kerkganger | 165 | |
Hoofdstuk XI | ||
De op Loevestein gevangen remonstrantse predikanten | 168 |
[pagina 7]
Hugo de Groot en de mogelijkheden tot zijn repatriatie | 168 | |
Uytenbogaert clandestien terug in het land; contacten met de Prins via derden, maar persoonlijke audiëntie geweigerd | 171 | |
Uytenbogaerts streven naar officiële erkenning van de remonstranten; 's Prinsen weigering hiertoe geweld te gebruiken; zijn visie op de positie van Maurits na diens staatsgreep | 173 | |
Frederik Hendrik en de souvereiniteit | 179 | |
De partijtegenstellingen en de voortzetting van de oorlog; geleidelijke klimaatverandering inzake religieuze tolerantie kondigt zich moeizaam aan | 180 | |
Hoofdstuk XII | ||
Remonstrantenvervolging in de ‘consistoriaal’ geregeerde Stad Utrecht; conflict tussen Stad en Hof; Frederik Hendrik ijvert voor matiging | 185 | |
Magistraatsbestelling door de Prins buiten de voordracht om | 190 | |
Hoofdstuk XIII | ||
De agenda der Hollandse Statenvergadering overwoekerd door het onderwerp ‘remonstrantenvervolging’ | 193 | |
Het ‘renoveren’ van de tegen hen gerichte plakkaten mede door 's Prinsen toedoen verijdeld | 197 | |
Weigering van Leiden zich met een hoognodige belastinghervorming te conformeren, als niet tot remonstrantenvervolging wordt besloten | 199 | |
De gevangen predikanten op Loevestein | 201 | |
De veldtocht van 1628 weinig vruchtbaar; de Zilvervloot; beleid inzake remonstranten door de Staten van Holland in feite naar de afzonderlijke steden verwezen | 203 | |
Hoofdstuk XIV | ||
Frederik Hendrik naar Amsterdam op uitnodiging van de staatsgezinde magistraat in conflict met het contra-remonstrantse kerkvolk; voorlopige sanering van de toestand | 206 | |
Na nieuw conflict van de magistraat met de schutterij op verzoek van eerstgenoemde door de Prins garnizoen gezonden | 210 | |
Deze kortstondige, door de omstandigheden opgedrongen goede verstandhouding met de Amsterdamse machthebbers een uniek moment in Frederik Hendriks leven | 212 | |
Hoofdstuk XV | ||
Dreigende Frans-Engelse oorlog; verkoeling tussen Frankrijk en de Republiek na terugroeping van het eskader van Haultain | 214 | |
Afloop van het verdrag van Compiègne en moeilijkheden met de verlenging ervan; de incompetente Franse ambassadeur in Den Haag d'Espesses; Holland en het buitenlands beleid; ook van die zijde vooralsnog toevertrouwd aan de Prins | 217 | |
De onbenullige Staatse ambassadeur in Parijs Langerak; zijn ondertekening van een tractaat in strijd met zijn instructies; het tractaat door de Staten niet geratificeerd; politieke bezwaren tegen nadrukkelijk désaveu en terugroeping van Langerak | 220 |
[pagina 8]
Voor Karel I van Engeland goede verstandhouding met de Republiek politieke noodzaak; de Kouseband voor Frederik Hendrik; plechtige investituur ter Staten-Generaal | 225 | |
Hoofdstuk XVI | ||
Het beleg van La Rochelle en de publieke opinie hier te lande; de politiek mondigen en Richelieu's houding tegenover de Hugenoten | 230 | |
Fransen en Engelsen wedijveren om Staatse steun; ambassades ter pacificatie naar Parijs en Londen | 231 | |
Probleem van hun samenstelling; diva-allures van François van Aerssen | 234 | |
De notie ‘neutraliteit’ bij dit conflict tussen 's lands traditionele vrienden; de Spaanse vijand als vierde in de coulissen | 238 | |
Frederik Hendrik als Nassauer, als Prins van Oranje en als Nederlands leidersfiguur in de ogen der Europese vorsten; de bij hemzelf veronderstelbare gevoelens dienaangaande | 239 | |
Generische overlast door het Frans-Engelse oorlogje; Engelse overval op voor Franse rekening gebouwde schepen op de rede van Texel; strict zakelijke reactie van de Statencolleges; id. van Frederik Hendrik; de episode als finale bevestiging van het gevoel van eigenwaarde der Republiek in het Europese bestel | 240 | |
Hoofdstuk XVII | ||
Beleg en capitulatie van Grol; geboorte van Louise Henriette; Amalia's verdere bevallingen en de kindersterfte in het gezin | 249 | |
Nogmaals de oorlogslasten; de ‘Staet van Oorlogh’ en de jaarlijkse ‘petitie’ | 254 | |
Mislukte poging van de Raad van State zijn positie te versterken | 256 | |
Hoofdstuk XVIII | ||
Opmars naar en omsingeling van Den Bosch; installatie van Frederik Hendrik en van Gedeputeerden te velde in Vught | 261 | |
De verdediging door het Bossche garnizoen | 267 | |
Graaf Hendrik van den Bergh en het in Brussel tegen hem gekoesterde wantrouwen | 268 | |
Mislukking van zijn pogingen tot ontzet | 269 | |
Hoofdstuk XIX | ||
Bestoking van de belegerde vesting; Frederik Hendrik en Ernst Casimir | 274 | |
Moeizame vordering van het beleg; sloomheid van de Staten in het fourneren van geldmiddelen | 277 | |
Hoge gasten in het legerkamp; Frederik Hendriks doodsverachting | 279 | |
Spaans-Keizerse inval op de Veluwe; de Staten-Generaal naar Utrecht; Wezel bij verrassing voor de Staten gewonnen; ontruiming van de Veluwe | 281 | |
Hoofdstuk XX | ||
Vorderingen bij de belegering van Den Bosch; gouverneur Grobbendonck door geestelijkheid en burgerij gedwongen tot parlementeren | 285 | |
De kwestie van de religie in de veroverde stad; 's Prinsen streven de katholieke eredienst veilig te stellen niet met succes bekroond | 290 | |
De uittocht van het Spaanse garnizoen | 295 |
[pagina 9]
Hoofdstuk XXI | ||
Spaanse reacties op het verlies van Den Bosch; de religieuze intransigentie houdt het Zuiden van het Noorden verwijderd; liquidatie van het beleg en regelingen ter plaatse door Frederik Hendrik persoonlijk; zijn verhouding tot bisschop Ophovius; zijn geringe bereidheid tot protestantizering van de Meierij; begunstiging van het katholicisme in zijn eigen heerlijkheid Eindhoven | 298 | |
Liquidatie van de veldtocht; 's Prinsen verzet tegen Hollandse pogingen terstond krijgsvolk af te danken | 305 | |
Hoofdstuk XXII | ||
Pogingen van Spaanse zijde tot een vrede of bestand te geraken; Frederik Hendriks afwimpelingsmanoeuvres tegenover steeds toenemende drang naar vrede bij de Staten van Holland | 308 | |
Voor Richelieu een aansporing te meer het gediscontinueerde bondgenootschap opnieuw aan te knopen; Richelieu's positie vergeleken met die van Frederik Hendrik | 314 | |
Orange als punt van wrijving tussen het tweetal; het mislukte verraad van Valckenburg | 315 | |
Wederzijds wantrouwen en technische moeilijkheden bij het herstel van het bondgenootschap; de Venetiaanse diplomatie als katalysator | 319 | |
Frederik Hendrik en het Secreet Besogne; Vincenzo Gussoni en zijn verslaggeving; nieuw tractaat met Frankrijk in feite een verlenging-achteraf van dat van Compiègne | 324 | |
Hoofdstuk XXIII | ||
In 1630 geen zomercampagne; weigering van de consistoriale meerderheid in de Staten van Holland gelden voor de oorlog te voteren, als niet in Amsterdam en Rotterdam de remonstranten worden vervolgd; de Zuidhollandse synode te Schoonhoven; Jacob Cats als waarnemend raadpensionaris | 330 | |
Juist dit jaar een fraaie kans gemist? | 335 | |
Frederik Hendriks zeer aanzienlijke inkomen; het driejarige prinsje Willem generaal der ruiterij; zijn ‘survivance’ in het stadhouderschap van Utrecht, Overijssel en Gelderland | 336 | |
De betrekkingen tot het Rijk en de Duitse nabuur-territoriën | 338 | |
Frederik Hendrik en Gustav II Adolf | 344 | |
Hoofdstuk XXIV | ||
Onderneming tegen Duinkerken; als alternatief Brugge; geringe animo voor de oorlog bij het staatsgezinde Amsterdam | 346 | |
‘Survivance’ voor de jonge Willem in het Hollands-Zeeuwse dubbelstadhouderschap; diens opvoeding toevertrouwd aan André Rivet | 349 | |
Het ‘cunctator-element’ in Frederik Hendriks persoonlijkheid; doodlopen van de expeditie in Vlaanderen; conflict tussen de Prins en Gedeputeerden te velde | 351 | |
Het leger werkloos in de Langstraat; initiatief van de vijand tot een onderneming te water; de slag op het Slaak; Frederik Hendriks rol als coördinator van de verdedigingsmaatregelen | 356 |
[pagina 10]
Hoofdstuk XXV | ||
Adriaan Pauw raadpensionaris; zijn betekenis als tegenspeler van Frederik Hendrik; althans naar het uiterlijk aanvankelijk goede samenwerking; Pauw's omzwaai van consistoriaal naar staatsgezind; zijn houding tegenover de remonstranten als criterium; vrijlating van de op Loevestein gevangen predikanten nog steeds niet haalbaar; hun discreet geënsceneerde ontsnapping | 359 | |
Hugo de Groot op hoop van zegen in het land; politieke onmogelijkheid voor Frederik Hendrik zijn eis tot expliciete rehabilitatie te ondersteunen; zijn vertrek in arren moede | 367 | |
Mislukte poging van de Prins de in 1618 afgezette Nijmeegse regenten in het stedelijk bestel te reïntegreren | 370 | |
Hoofdstuk XXVI | ||
Aarzeling tussen Antwerpen en Maastricht voor de campagne van 1632; opstandige tendenzen onder de Waalse adel van Franse steun verstoken gelaten; Warfusée en Hendrik van den Bergh; de huikverhanging van laatstgenoemde doet opteren voor inval langs de Maas | 372 | |
Het probleem van de godsdienst voor zover het Zuiden zich vrijwillig bij de Staten aansluit; via handige machinaties van Frederik Hendrik met Cornelis Musch ter beslissing overgelaten aan Gedeputeerden te velde; 's Prinsen positie versterkt sedert 1629; heruitvaardiging van een oproep uit 1602, waarbij aan het Zuiden bij vrijwillige reunie handhaving van de katholieke eredienst wordt toegezegd | 374 | |
Opmars van de Mokerhei Maasopwaarts; capitulatie van Venlo en Roermond, alwaar Ernst Casimir sneuvelt; het door Frederik Hendrik nagestreefde religieregime in beide steden ingevoerd, maar om strijd ondermijnd door de plaatselijke clerus en door het streng contra-remonstrantse Hof van Gelre te Arnhem | 377 | |
Omsingeling van Maastricht; 's Prinsen eigen kwartier; voor de voorzieningen in het leger door de Staten-Generaal speciale gedeputeerden te Nijmegen gestationeerd; de vijand in het Westen bezig gehouden door graaf Willem van Nassau | 379 | |
Het beleg van Maastricht van centraal belang voor de algemene oorlogvoering in Europa; vergeefse poging Frederik Hendrik tot aftocht te laten intimideren door de hertog van Neuburg; mislukte poging van Pappenheim hem tot aftocht te dwingen; 's Prinsen gezondheidstoestand tijdens het beleg | 382 | |
Capitulatie en uittocht van het garnizoen | 385 | |
Hoofdstuk XXVII | ||
Afwachtende houding na de verovering van Maastricht; doorstoten naar Brussel al dan niet mogelijk en verantwoord?; betekenis van de figuur der Infanta voor de loyaliteit van het Zuiden | 388 | |
Bijeenroeping op haar eigen verantwoording van de Zuidelijke Staten-Generaal; hun initiatief tot het entameren van vredesonderhandelingen met de Noordelijken door de regering geaccepteerd; eerste aftastingen ter zake in Maastricht; door Frederik Hendrik tesamen met Gedeputeerden te velde preliminairen geformuleerd, waarvan aanvaarding door de Koning niet kan worden verwacht; afgevaardigden van de Haagse Staten-Generaal verschijnen niet tijdig in Maastricht vóór de beëindiging van de zomercampagne; de onderhandelingen naar Den Haag verlegd | 391 |
[pagina 11]
Hoofdstuk XXVIII | ||
Pamfletten naar aanleiding van de vredesonderhandelingen | 397 | |
Steriliteit hiervan aangezien de Zuidelijken volkomen afhankelijk zijn van orders uit Madrid; Hollands verzet tegen afbreking van de besprekingen | 399 | |
Hun belang voornamelijk daarin gelegen, dat de tegenstelling tussen de Prins en het in meerderheid thans staatsgezinde Holland openlijk aan den dag treedt; de onderhandelingen afgebroken met de stem van het gewest tegen; dood van de Infanta | 403 | |
De Hollanders prefereren de Spaanse koning als buurman boven de Franse; hun onwil tot voortzetting van de oorlog maakt Frederik Hendrik afhankelijk van laatstgenoemde; de officier-diplomaat Hercule de Charnacé contact-man tussen de Prins en Richelieu | 405 | |
De 49ste verjaardag oftewel klein climacterium; Lingen terug in het familiebezit | 408 | |
De zomercampagne van 1633; ondanks inname van Rijnberk in feite defensief; de nieuwe Spaanse opperbevelhebber en waarnemend landvoogd Aytona | 409 | |
De Kardinaal-Infante onderweg naar de Nederlanden; Spaans-Keizerse overwinning bij Nördlingen; de Spanjaarden slaan het beleg om Maastricht; weer opgeheven na omsingeling van Breda door Frederik Hendrik | 411 | |
Hoofdstuk XXIX | ||
Aanknoping van nauwere banden met Frankrijk in twee etappen; het voorlopig tractaat van april 1634 met de Fransen als aanzoekers | 416 | |
Staats streven de Fransen tot openlijk ingrijpen in de oorlog te bewegen; Pauw en De Knuyt op buitengewone ambassade naar Parijs; moeilijkheden met de aanwijzing van eerstgenoemde | 420 | |
De gehele regeling toevertrouwd aan Frederik Hendrik en zijn Secreet Besogne; welke betekenis te hechten aan de adviezen van François van Aerssen? | 423 | |
Rol en betekenis van Cornelis Musch | 425 | |
De onderhandelingen te Parijs; het aliantietractaat van februari 1635; de ‘partage’ van de Zuidelijke Nederlanden als zij niet zelf het Spaanse juk afschudden | 427 | |
Uit de alliantie voortvloeiende religieuze perikelen zowel voor Frederik Hendrik als voor Richelieu; Mazarin in Parijs als buitengewoon nuntius om voor de vrede te ijveren; hem wordt zijn congé gegeven ten respecte van de Heren Staten; Frederik Hendrik en de godsdienst in de te veroveren gebieden | 431 | |
Aan Pauw toestemming tot terugkeer uit Parijs geweigerd, tot hij zich bereid verklaart zich terug te trekken als raadpensionaris | 435 | |
Hoofdstuk XXX | ||
De veldtocht van 1635 de derde kans tot doorstoten in het Zuiden; ook Frankrijk thans belligerent; het Franse leger in de Nederlanden mede onder 's Prinsen commando gesteld | 441 | |
Radicale mislukking van de gezamenlijke inval in Brabant; plundering van Tienen en vergeefse belegering van Leuven; Frederik Hendriks minachting voor de Franse bondgenoot; terugtocht naar de Maas | 445 | |
De vijand neemt bij verrassing Schenkenschans in; noodmaatregelen van Prins en Staten-Generaal; de belegering de gehele winter voortgezet; herovering in april 1636 | 451 |
[pagina 12]
De pestepidemie van de winter 1635-'36; het Franse leger hier te lande vrijwel erdoor gedecimeerd | 453 | |
Moeilijkheden met Holland en vooral met Zeeland over de sluiting der licenten zolang de vijand nog in het Kleefse huishoudt | 455 | |
Beslommeringen van Frederik Hendrik als admiraal-generaal; incompetentie van de hardnekkig door hem gehandhaafde luitenant-admiraal Philips van Dorp; diens spectaculaire ontslag ter Staten-Generaal | 458 | |
Hoofdstuk XXXI | ||
Informele vredespourparlers van Cornelis Musch met de Spaanse secretaris Axpe te Kranenburg en Turnhout | 466 | |
1636 voor de Fransen ‘l'année de Corbie’; het Statenleger beperkt zich tot paraat blijven op 's vijands noordgrens | 469 | |
Frederik Hendriks bouwprojecten en kunstcollectie; ongeregeldheden en nalatigheid bij het beheer van zijn financiën | 470 | |
Regeling ‘op 's Prinsen camer’ betreffende de door de Hollanders nagestreefde reductie van het leger; voortaan alles boven de normale staat van oorlog ten laste van de Franse subsidies | 474 | |
Bevordering van ‘Excellentie’ tot ‘Hoogheid’ op initiatief van de Franse koning | 475 | |
Competentiestrijd tussen de Generaliteit en Holland over de verpachting van de licenten in genoemde provincie; de Prins weet met veiligstelling van beider eer de kwestie op de lange baan te schuiven | 482 | |
De adviezen van François van Aerssen inzake Holland versus Generaliteit | 483 | |
Omsingeling van Breda; de vijand ziet weldra af van pogingen tot ontzet, maar herwint Roermond en Venlo; Frederik Hendriks gezondheidstoestand en dagindeling tijdens het beleg; ‘Breda’ technisch moeilijker dan ‘Den Bosch’ en ‘Maastricht’?; capitulatie na elf weken; Frederik Hendrik en de Grote Kerk te Breda; zijn ‘loge’ op het Huis te Nieuwburg | 485 | |
LINKERZIJLUIK: Van Breda tot Delft (1637-1647) | ||
Hoofdstuk XXXII | ||
De verovering van Breda een arbitrair gekozen caesuur; door Frederik Hendrik zelf wel nauwelijks als zodanig gezien; de geopolitieke balans van zijn optreden in de geschiedenis der Nederlanden; het streven ondanks de Hollandse tegenwerking alsnog Antwerpen te bemachtigen, het centrale thema van zijn tien laatste levensjaren | 495 | |
De verzwakking van de vijand; Duins en Rocroi; de opstanden in Catalonië en in Portugal | 498 | |
In hoeverre een gemiste kans tot verdrijving van de Spanjaarden? | 500 | |
De jaarlijkse ‘traités de campagne’ met de Fransen; Richelieu opgevolgd door Mazarin; graaf d'Estrades als opvolger van Charnacé | 501 | |
De militaire resultaten na 1637; Sas van Gent, Hulst; pover vergeleken met het voorafgegane decennium | 503 | |
Hoofdstuk XXXIII | ||
Geleidelijke verslechtering van de verhouding tussen Frederik Hendrik en de staatsgezinde Hollandse regenten; affectief voor de volksmassa in het Noorden |
[pagina 13]
Oranje de opvolger van de verlaten ‘Natuurlijke Heer’; in hoeverre betekent deze presentatie een inkapseling binnen de precieze Dordtse rechtzinnigheid?; parallelisme tussen de steun aan Oranje van de predikanten in het Noorden en die aan de Koning van de clerus in het Zuiden; Frederik Hendrik echter tevens toeverlaat van de dissidenten, incl. de katholieken, in het Noorden | 507 | |
Bezending van generaliteitswege naar Amsterdam in 1639; de Fries-Groningse stadhouder Hendrik Casimir sneuvelt bij Hulst in 1640; streven van Frederik Hendrik hem op te volgen in zijn stadhouderschappen; te zijner aanbeveling delegatie uit de Staten-Generaal naar het Noorden; in Friesland inmiddels reeds Willem Frederik benoemd; in Stad en Lande Frederik Hendrik; voordien ook reeds in Drente; 's Prinsen reis naar Groningen vergezeld van zijn zoontje | 511 | |
Conflictsituatie met Willem Frederik als nieuwe stadhouder van Friesland; pogingen hem tot afstand te bewegen?; vete bijgelegd met toezegging van survivance aan de jonge Willem bij eventueel kinderloos overlijden van Willem Frederik | 516 | |
Enkele zorgen als stadhouder van Gelderland; mislukte poging aldaar een bovenkwartierlijk unitair college van Gedeputeerde Staten op te richten; aanwezigheid op de Landdag te Zutphen in 1644; aldaar met zoon op bezoek bij Alex v.d. Capellen | 517 | |
Hoofdstuk XXXIV | ||
Naast de oorlogvoering in de veertiger jaren voor Frederik Hendrik het centrale thema de Engelse verbintenis; Maria de'Medici hier te lande op doorreis naar Engeland; luisterrijke ontvangst met name in Amsterdam | 520 | |
Zij entameert te Londen pourparlers over een huwelijk tussen prins Willem en een Engels prinsesje; formele en informele onderhandelingen namens de Prins en namens de Staten-Generaal; Van Aerssen en Heenvliet; de oudste dochter of een jongere?; Willem zelf naar Londen | 522 | |
Huwelijkssluiting en symbolische tebeddelegging; het prinsesje door haar moeder naar Den Haag gebracht; ijveren van deze laatste voor steun aan de Koning in zijn strijd tegen het Parlement; de haar door Frederik Hendrik verleende steun verscherpt de tegenstelling tussen hem en Holland; zelfs zijn populariteit bij de kerkelijken erdoor op het spel gezet; mogelijkheid van een huwelijk tussen de Prins van Wales en Louise Henriette als nieuw lokaas; de komst in Den Haag van een afgezant van het Parlement schept een moeilijke situatie; onheus optreden van de Koningin; haar moeizaam vertrek; haar verblijf voor de Prins een zware financiële aderlating | 526 | |
Staatse bemiddelingsambassade naar Londen; Frederik Hendriks optreden in Engelse zaken op het uiterste randje van de legaliteit; nieuwe, stringente instructie van de Staten van Holland aan hun afgevaardigden ter Generaliteit om 's Prinsen regeerderij met het Secreet Besogne te beteugelen; de raadselachtige positie van Jacob Cats als raadpensionaris; de machinatiën van Cornelis Musch; 's Prinsen geheime steun aan Karel I op grond van door het Parlement buitgemaakte authentieke bescheiden in pamfletvorm openbaar gemaakt | 535 | |
Hoofdstuk XXXV | ||
Evocatie van het hofleven in Frederik Hendriks laatste levensjaren; cultuurhistorisch contrast met Holland | 541 |
[pagina 14]
Het dure Engelse schoondochtertje en haar hofhouding; haar huwelijk; Frederik Hendrik als vader van zijn zoon; en van zijn oudste dochter, Louise Henriette; haar gedwarsboomde liefde voor de Prins van Talmont; haar opgedrongen huwelijk met de Grote Keurvorst van Brandenburg | 543 | |
's Prinsen steeds toenemende lichamelijke en geestelijke aftakeling; bij de latere belegeringen nog groter risico genomen dan tevoren?; laatste optreden in het openbaar bij ontvangst Muscovitische ambassade ter Staten-Generaal; weigering zich aan medisch advies te storen; Amalia's angsten dienaangaande; conflict met Willem betreffende overdracht van het opperbevel | 548 | |
De naderende vrede; localizering van het congres in Westfalen; aanhoudende pogingen van Spaanse zijde met behulp van Frederik Hendrik met de Staten tot een vergelijk te komen; onder meer Opper-Gelre als lokaas; vertrek van de Staatse afvaardiging naar Munster; De Knuyt tevens belast met het negotiëren van een overeenkomst tussen de Spaanse Koning en het Huis van Oranje; Amalia eerder voor de vrede gewonnen dan de Prins; haar aanvaarding van geschenken | 552 | |
Onzekerheid wanneer Frederik Hendrik zelf met de vrede verzoend; imbroglio met een Frans-Spaans huwelijksproject in het voorjaar van 1646; die zomer de laatste veldtocht; Antwerpen; nogmaals mislukt; de Prins accoord met de parafering van het voorlopige vredestractaat door Meynerswijck, Pauw en De Knuyt; niettemin in het kader van de Franse alliantie het leger tot in november op de been gehouden | 556 | |
Laatste levensmaanden aan de leiband van Amalia; onder haar invloed uitschakeling van Constantijn Huygens als vertrouweling | 559 | |
De zielzorger ds. Goethals; laatste ziekte en dood | 560 | |
Lijst van illustraties | 565 | |
Stamtafel | 567 | |
Noten | 571 | |
Register | 599 |