Cultuur als confrontatie
(1999)–Rick van der Ploeg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
5 Bestuurlijke bondgenotenVoor het realiseren van deze uitgangspunten is de medewerking van andere bewindspersonen hard nodig. Het streven is gericht op een integraal kunst- en cultuurbeleid. Binnen OCenW zijn de relaties tussen onderwijs en cultuur verder verbeterd door versterking van het project Cultuur en School en de introductie van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming. Het kunstonderwijs staat voor de drempel van een ingrijpende modernisering. Ook de universitaire wereld beschouw ik, evenals de publieke omroep, als een belangrijke interne bondgenoot. Uiteraard is ook de inzet van andere ministeries onontbeerlijk om het cultuurbeleid op het goede spoor te houden. Ik werk intensief samen met de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken vooral ten aanzien van het culturele erfgoed en de culturele planologie. Economische Zaken is ook een onmisbare partner op het gebied van de digitale media, cultuurtoerisme, bij het fine-project en de werkgroep Cultuur en Fiscus. In die werkgroep werk ik vooral samen met mijn collega van Financiën. Auteursrechtelijke aangelegenheden in relatie tot de digitale communicatie-technologie vormen de belangrijkste aanknopingspunten met het beleid van het Ministerie van Justitie. Ten aanzien van het mediabeleid voer ik overleg met onder andere het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een belangrijke partner voor | |
[pagina 66]
| |
het archiefbeleid, onder meer op het onderdeel dat de inzet van digitale media (digitaal depot) omvat. Ten aanzien van de culturele diversiteit werk ik vruchtbaar samen met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gelet op de raakvlakken met het welzijnsterrein, die zeker op lokaal niveau duidelijk zichtbaar zijn, zal ik de banden met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanhalen, waarbij ook het onderwerp kunst en gehandicapten niet zal worden vergeten. De raakvlakken met het beleid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liggen vooral bij de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars en het daaraan gekoppelde flankerende beleid. Het buitenlandse cultuurbeleid, dat is ontwikkeld en wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maakt integraal deel uit van het cultuurbeleid. Met mijn collega van Buitenlandse Zaken heb ik een uitvoerige brief aan de Tweede Kamer opgesteld over het buitenlandse cultuurbeleid en over de samenhang daarvan met het cultuurbeleid. Het lijkt me daarom overbodig daar in dit verband uitvoerig op in te gaan. Dat laat vanzelfsprekend onverlet dat het buitenlandse cultuurbeleid te zijner tijd wel integraal deel zal uitmaken van de cultuurnota. Om in het cultuurbeleid iets te bereiken, hebben bestuurders met cultuur in hun portefeuille elkaar nodig. Samen staan we sterk was dan ook een belangrijk motto van de convenant-besprekingen die bij de voorbereiding van de vorige cultuurnota op gang zijn gekomen. De onlangs opgestelde culturele profielschetsen zijn daarvan een bevestiging. Ik ben ervan overtuigd dat we als convenantpartners nog meer van dit overlegpodium zouden kunnen profiteren.Ga naar eind24 Dat gaat echter niet vanzelf. We zullen ons anders moeten opstellen: opener, meer bereid tot samenwerking, minder gefocust op financiële afspraken en meer op onze cultuurpolitieke ambities. Daarbij moet het mogelijk zijn om over elkaars culturele instellingen te spreken. Dus bijvoorbeeld van mijn kant over gemeentelijke en provinciale kunstmusea en van de kant van de wethouder | |
[pagina 67]
| |
over een door het Rijk gesubsidieerd museum in zijn gemeente. De eventuele financiële conclusies daarvan vormen dan het sluitstuk van de agenda in plaats van de opening. In deze zin heb ik ook de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 29 maart j.l. begrepen. In de taakverdeling tussen de verschillende overheden, die in die brief wordt geschetst, kan ik mij goeddeels vinden.
Zeker bij de ontwikkeling en uitvoering van het Actieprogramma Cultuurbereik is bestuurlijke samenwerking onmisbaar. Mijn plan om in de komende vier jaar de positie van de lokaal gevestigde culturele accommodaties te versterken, heeft alleen kans van slagen als de betrokken gemeenten en provincies die ambitie delen en zich er actief voor willen inzetten. Maar als het lukt om aan die voorwaarde ruimhartig te voldoen, liggen er ook aanzienlijke resultaten in het verschiet. |
|