4 Financieel kader
De vijf onderdelen waaruit het Actieprogramma Cultuurbereik is opgebouwd, bepalen de accenten die ik in het cultuurbeleid wil aanbrengen. Ze zijn zelfs zo belangrijk dat ik er in 1999 en 2000 al een begin mee wil maken. Voor de komende cultuurnotaronde zijn de volgende middelen nodig om de gewenste veranderingen in het beleid te verwezenlijken: extra budgetten voor versterking van de programmering en culturele diversiteit (samen 50 miljoen gulden), jeugd en cultuur (25 miljoen gulden), beter zichtbaar maken van het culturele vermogen (26 miljoen gulden) en cultuur bij de inrichting van Nederland (30 miljoen gulden). Bij elkaar gaat het om 131 miljoen gulden voor deze vijf prioriteiten.
Daarnaast wordt bezien of en hoe middelen, zoals de geldstroom lagere overheden en het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, anders kunnen worden ingevuld.
De financiële ruimte die mij - onder voorbehoud voor eventuele bezuinigingen die de regering, nadat de cultuurnota is vastgesteld, nog zou kunnen doorvoeren - ter beschikking staat, is als volgt opgebouwd:
• | beleidsintensiveringen op grond van het Regeerakkoord (40 miljoen gulden in 2001, 60 miljoen gulden vanaf 2002); |
• | continuering van de motie-Van Nieuwenhoven-c.s. (16 miljoen gulden vanaf 2001), conform de brief van het ministerie van Financien (kenmerk: IRF98/572M) aan de Tweede Kamer;
|