De sneeuwpoppen van 1511
(1988)–Herman Pleij– Auteursrechtelijk beschermdLiteratuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd
2. Verwijfde wellustelingenVoor de residentie van de heren van Gaesbeek is het tafereel geboetseerd van David en Bathseba, dat door Smeken in de tekst weer in beweging wordt gezet. En ook hier is het bekende bijbelverhaal geïnfecteerd door de Brusselse actualiteit. We bespraken al de compenserende werking van het beschaafde naakt op de onderdrukte erotiek, die niet alleen gebruik maakte van de klassieke mythologie maar tevens van de in aanmerking komende bijbelverhalen. In dit verband verschijnt telkens de badende Bathseba, als sneeuwpop letterlijk beeldschoon, waarbij haar naakte lijf niet alleen David verhit maar ook de toeschouwers. De tekst legt echter eveneens een zwaar accent op het bestellen van een brief door Davids kamerdienaar aan Bathseba. Deze handeling is nauwelijks van belang in het verhaal, maar de zeer prozaïsche omstandigheid van een zojuist in 1510 ingestelde postdienst te Brussel zette Smeken aan tot deze accentuering. Daarover later meer. Naar ons gevoel is het echter niet helemaal eerlijk om ook dit paar op te nemen onder de vrouwenlisten. Bathseba was er toch niet op uit om David te verleiden, met alle gevolgen van dien? Naar middeleeuwse overtuiging doet dit er niet toe. Het gaat om de verdwazende macht van de liefde, waarmee de duivel de mens in het ongeluk stort, vaak met behulp van het willige instrument dat hem was aangereikt in de persoon van de vrouw. Of zij nu zelf het initiatief neemt dan wel onwetend bespied wordt, is niet ter zake aangezien haar lijf en gedrag in beide gevallen op fatale wijze gebruikt zijn om de man van elke redelijke beheersing te beroven. Van Bathseba kan dan hoogstens gezegd worden dat zij niet verantwoordelijk is als persoon maar wel als vrouw. Aan het eind van de middeleeuwen, wanneer deze voorstelling ook buiten de genoemde reeksen talloze malen benut wordt in de literatuur en de beeldende kunst, overwegen twee onderscheiden gebruiks- | |
[pagina 267]
| |
mogelijkheden. De oudste is die waarbij het verhaal dient als bewijs voor de onvermijdelijke ontdekking van heimelijk overspel. Daar ligt dan ook het accent op, zodat het tafereel in de Besnijdenis-ommegang te Antwerpen vanaf 1398 aangeduid wordt als ‘een poijnt van Davids overspeele’. En zo wordt het nog steeds gebruikt in moraliserende anekdotenverzamelingen als de Grote Cathoen van 1519. Recenter is een ander accent, waarbij het verhaal gereedgemaakt wordt voor de demonstratie van de klassieke gevaren waaraan de zintuigen de mens blootstellen. Door hun directe contact met de natuur absorberen zij prikkels, die nogal eens aan de rationele controle van het geweten dreigen te ontsnappen. En dan wordt de door het aanschouwen van de naakte Bathseba hitsig rakende David het centrale punt, zoals onder meer blijkt uit de sneeuwgroep in Brussel waar zelfs de toeschouwers de strekking daarvan ongemerkt hielpen demonstreren. Deze exploitatie van het verhaal is in overeenstemming met het voornaamste doelwit van het beschavingsoffensief, dat immers dicteerde dat men de emoties en driften moest leren beheersen. Daarom is er ook een Cupido van sneeuw aanwezig met zijn pijl. Op grond hiervan verwerft het verhaal zich een vaste plaats in de reeksen van bedrogen mannen, die het slachtoffer zijn geworden van hun zintuigen. Zo figureert het ook in het vermakelijke horoscoopboekje Thuys der fortuynen van 1518, waar onder een houtsnede met de naakte Bathseba bespied door David geschreven staat: 't Ghesichte can wonder brouwen
Het bracht David tot ontrouwen.
Daarbij is het overspelelement secundair geworden, terwijl het ook helemaal kan verdwijnen zoals in Smekens tekst. Daarin is het bijbelverhaal op de gewenste maat gesneden van beschaafd compenserend naakt, de Brusselse postdienst en vooral de gevolgen van onbeheerste zinneprikkelingen.Ga naar eindnoot7 Bij de Oude Kleerkopersstraat doemt het sneeuwbeeld op van Aristoteles, die door een niet met naam genoemde vriendin bereden wordt. Al eerder bespraken we hoe Smeken deze situatie aangreep voor een scabreuze verdieping, door hem te laten kwellen door de ‘quoniam’ van de vriendin, een komische verbastering van ‘conam’ (zitvlak) maar ook gebruikt voor het even kwellende gebruik dat zij van haar geslachtsdeel maakte. Dit stel is talloze malen uitgebeeld vanaf de dertiende eeuw op of in de vorm van alles wat kunst kon verdragen zoals minnekistjes van ivoor, koorbanken, schenkkannen, tapij- | |
[pagina 268]
| |
Pentekening uit de zestiende eeuw van Hercules in vrouwengewaad met Omphale. Ex: Berlin, Kupferstichkabinett.
ten en prenten. Aristoteles kruipt op handen en voeten, Phyllis (zo heet ze meestal) zit boven op hem, vaak met teugels en een zweep. Naast Adam en Eva zijn zij aan het eind van de middeleeuwen het meest voor de hand liggende paar om de alles overheersende kracht van de wereldse liefde te demonstreren. Stond Aristoteles niet bekend als een van de wijste mannen die ooit geleefd had? Zelfs hem kreeg de liefde eronder, waardoor hij zich liet onderwerpen tot (rij)dier, aldus op de meest directe wijze het gemis van de kwaliteit tonend die de mens onderscheidde van de dieren: het bezit van de rede.Ga naar eindnoot8 | |
[pagina 269]
| |
De tot nu toe besproken paren behoren tot het (laat)middeleeuwse gemeengoed, en waren even eenvoudig te herkennen als uit te beelden gezien de talloze voorbeelden. Bij het laatste paar moet de herkenning echter moeilijkheden opgeleverd hebben, want Smeken komt in de tekst met een merkwaardige interpretatie die weinig voor de hand ligt en allerminst traditioneel is. Hij ziet namelijk Sardanapalus, slapend in de schoot van Venus. Zo'n paar is niet bekend, maar aangezien Smeken weer voortvarend aan het animeren slaat, zijn er voldoende aanknopingspunten om te achterhalen hoe hij aan zijn identificatie van de sneeuwgroep komt. Deze stond op het Sint-Goricxeiland, het oudste stukje van de benedenstad, ingesloten door twee armen van de Zenne. Daar zit een van de mooist uitgevoerde poppen, namelijk Venus. In haar schoot ligt Sardanapalus te slapen, ‘in haer liefde mat’ (r. 245), dat wil zeggen volkomen uitgeput door zijn liefde voor haar. Daarop geeft Smeken een toelichting. Hij heeft in haar dienst vrouwenwerk verricht, zoals spinnen en haspelen, opdat hij beloond zou worden in haar blanke armen. En dan volgt nog de bijna onvermijdelijke dooihumor. Hij is zo verblind door zijn liefde voor ‘dees dille’ - met welke gemeenzame aanduiding voor meisje (vergelijk ‘del’) dus Venus bedoeld wordt - dat hij niet eens merkt dat ze verdrinken. Deze geanimeerde beschrijving doet sterk denken aan een bekend verhaal uit het eind van de middeleeuwen over Hercules en Iole (soms Omphale), dat moet dienen als demonstratie van de omgekeerde wereld in het huwelijk. In de afbeeldingen van dit paar houden ze elkaars attributen vast, respectievelijk knots en leeuwevel tegenover het spinrokken. Bovendien draagt Hercules vaak vrouwenkleren. Maar waarom dan Sardanapalus en Venus? De eerste is tamelijk bekend in de laatmiddeleeuwse literatuur. Zijn naam wordt geregeld gebruikt om uitzonderlijke wellust aan te geven, en komt dan ook in reeksen voor zoals meermalen bij Anna Bijns: ‘Wat mocht Sardanapalo sijn wellust baten?’, roept zij uit in haar beroemde vanitas-refrein over de bittere dood. Oorspronkelijk was hij de laatste koning van de Assyriërs, in de geschiedenis beter bekend als Assurbanipal (overleden 612 voor Christus). Maar reeds de Grieken mythologiseren hem tot het type van de aartsgenieter en wellusteling, die ten slotte volkomen verwijft en zich alleen met vrouwen ophoudt. Dan grijpt het leger in, maar hij pleegt zelfmoord door zich op een brandstapel te storten. Zelfs in die zelfgekozen, gewelddadige dood ligt nog verwantschap met Hercules. Deze gaf zich ook over aan verwijfd gedrag met het spinrokken uit dwaze liefde, en dat luidde eveneens zijn dood in. Om | |
[pagina 270]
| |
Fragment van afbeeldingen van slechte mannen, onder wie in de rechtermarge ook Sardanapalus staat, met spinrokken; tekening van Gielis van den Hecke, bij de gedichten van Joos van den Hecke, van vóór 1538. Ex: Oxford, Bodleian Library.
| |
[pagina 271]
| |
hem te genezen zond zijn jaloerse vrouw hem een buiten haar weten vergiftigd hemd, dat volgens haar alleen maar van de liefdesverdwazing zou genezen. Het brandt Hercules helemaal stuk, zodat hij zich dolzinnig van pijn eveneens op een brandstapel werpt. De Romeinse satiricus Juvenalis noemt hen dan ook vergelijkenderwijs in één verband: men kan beter leven als Hercules met alle zorgen en inspanningen van dien dan als de smulpaap Sardanapalus op zijn donzen kussens te midden van vrouwen. Enige verwarring tussen beide figuren is dus wel verklaarbaar. Maar bij Sardanapalus ontbreekt een vrouw die hem in het verderf gestort zou hebben. Hij groeit daarentegen uit tot het antieke model bij uitstek voor de volstrekte mateloosheid die geen enkele rem kende, of het nu om eten ging, drinken, intrigeren of erotiek. In die hoedanigheid komt hij in het kielzog van de klassieke goden de middeleeuwen in, omdat deze vooral deugden en ondeugden vertegenwoordigden vanuit de veronderstelling dat zij zich ooit als historische personages in zo'n opzicht onderscheidden. Vanaf de veertiende eeuw treffen we hem aan onder de voeten van Prudentia, als vrouw het verstand verbeeldend, die de aangewezen persoon is om deze belichaming van ongebreideld driftleven te onderwerpen. En dat is te zien op miniaturen, houtsneden en tapijten, zodat hij zich een vaste plaats verwerft in het magazijn van antieke, bijbelse en middeleeuwse modellen en voorbeelden. Deze geijkte figuur wordt in de late middeleeuwen bij gelegenheid omgebogen naar de reeksen van de vrouwenlisten dan wel bedrogen mannen. Daardoor werd de verwarring met Hercules weer bevorderd, die zich hierin van oudsher thuisvoelde. Maar Sardanapalus had een specifieke vrouw nodig, op wie hij dwaas verliefd zou zijn en die hem in het verderf gestort zou hebben. De gemakkelijkste oplossing is dan inderdaad om Venus die vrouw te laten zijn, omdat zijn biografie niemand anders opleverde. Met andere woorden, wat Smeken doet is nog zo gek niet. Bovendien is hij niet de eerste die Sardanapalus opneemt in een reeks van bedrogen mannen. Dat gebeurt namelijk al in de sinds 1479 herhaaldelijk gedrukte exempelverzameling met de titel Sielentroest. De kuisheid wordt hierin onder meer verduidelijkt aan het voorbeeld van een drietal door vrouwenlist verdwaasde koningen, die van hen verwijfde wellustelingen maakte. Want zo wordt het thema ingezet: Du selste wesen een manlyck man, du en selste niet wesen een | |
[pagina 272]
| |
wiverijc, also dattu een quaet wijf boven di laet raden. Doetste dat, si maeckt dy tot eenen sot ende tot een gheck. Vrouwen kunnen dus een man ‘verwijven’, en daarom is het verder bekende verhaal over Sardanapalus als een van de drie voorbeelden opgenomen. Ze palmen hem binnen zijn eigen paleis geheel in, zodat hij zich ten slotte volkomen als een vrouw gaat gedragen, hij gaat zelfs naaien en spinnen: ‘Aldus hadden hem die wiven tot enen dwaes ghemaeckt.’ Wanneer de soldaten komen steekt hij zijn hele paleis in brand met alle vrouwen en zichzelf daarbij. Smeken beschouwt deze sneeuwpop niet als waarschuwing voor verwijfdheid. In het licht van de elders geboetseerde slachtoffers van de verdwazende liefde (Adam, David, Aristoteles en misschien ook Samson) en de bazige kenau Laudate ziet hij in de twee sneeuwpoppen met hun omgekeerde huwelijk Sardanapalus en Venus, omdat de eerste al langer als prototype van bedrogen man en verwijfdheid figureerde. Vervolgens vertelt hij hun verhaal in termen van het niet onbekende avontuur van Hercules en Iole (Omphale), waarschijnlijk omdat hij Sardanapalus met Hercules verwart. Maar ongetwijfeld was dit laatste paar vooral als sneeuwpop uitgebeeld omdat ze geregeld voorkomen in de reeksen met vrouwenlisten. Hun verhaal behoort tot de klassieke voorbeelden van vrouwenmacht. Het wordt in de antieke literatuur in vele toonaarden verteld. In de late middeleeuwen vindt het vooral via Boccaccio nieuwe toepassing. De verbroken huwelijksbelofte door de vader van Iole drijft Hercules (weliswaar reeds getrouwd) tot grote woede. Met een leger onderwerpt hij de vader, die daarbij wordt gedood. En dan probeert hij alsnog Iole voor zich te winnen. Maar die neemt subtiel wraak. Eerst dwingt ze de bruut in zijn leeuwevel en met zijn onafscheidelijke knots zich te zalven, te parfumeren, zijden kleren aan te trekken, en zich te tooien met gouden ringen en bloemenkransen in het haar. Vervolgens moet hij met de vrouwen babbelen en spinnen. Dat laat hij zich allemaal welgevallen, omdat hij totaal verblind is door de liefde. Al in de klassieke oudheid wordt Iole veelvuldig verward met Omphale, bij wie Hercules eerder slavenwerk had verricht als boetedoening. Deze liet hem vrouwenwerk doen met het spinrokken en gekleed als een slavin, terwijl ze zelf zijn knots en leeuwevel overnam. Hierdoor vallen de beide vrouwen vrijwel samen in gedrag en uiterlijk, zodat ze ook in de Nederlandse versies van Boccaccio en in Dat bedroch der vrouwen van circa 1532 zonder veel onderscheid respectievelijk Iole en Omphale kunnen heten. Ongetwijfeld lag een Hercules | |
[pagina 273]
| |
Simultaan-voorstelling van Hercules en Iole, eerst minnekozend (links), daarna samen spinnend, met Hercules in vrouwenkleren; houtsnede in Boccaccio's Van den doorluchtighen (...) vrouwen, gedrukt in 1525. Ex: Brussel kb.
van sneeuw in de schoot van een van hen te smachten, al wenst Smeken dat anders te zien.Ga naar eindnoot9 |
|