De sneeuwpoppen van 1511
(1988)–Herman Pleij– Auteursrechtelijk beschermdLiteratuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd
[pagina 259]
| |
VIII. Liefde, huwelijk en gezin1. Adam en EvaOnder de sneeuwpoppen bevinden zich enkele liefdesparen, die we wel vaker ontmoeten in middeleeuwse verbeeldingen om ongewenste situaties in liefde en huwelijk aan te geven: Adam en Eva, David en Bathseba, Aristoteles en Phyllis, en ook Venus en de thans minder bekende Sardanapalus. Al eerder stelden we vast dat seks en erotiek ook in ruimere zin de sneeuwpoppenmakers bezighielden, terwijl Jan Smeken daar in meer scabreuze zin nog eens een extra accent aan verleende door zijn komische vertekeningen. Die erotiek in de vorm van beschaafd gesensualiseerd vermaak zou dan verklaard kunnen worden als compensatie voor de toenemende repressie van seks. Daartoe bood de introductie van de klassieke mythologie een aantrekkelijke mogelijkheid vanwege de vereiste blootheid voor het tonen van de ideale lichaamsproporties, wat zich vervolgens ook over geschikte taferelen uit de bijbelse oudheid uitstrekte. De scabreuscheden, vooral in de tekst, staan in een veel langere traditie van feestritueel, dat zowel daarmee de gelegenheid biedt om stoom af te blazen als om gevarieerde zaken en personen te verdelgen. Binnen deze kaders wordt dan nog eens in het bijzonder vorm gegeven aan obsessies omtrent de liefde door paren op te voeren aan wie iets mankeert: een wijze en/of machtige man wordt toch ten val gebracht door een vrouw. De verdwazende liefde heeft zulke mannen van elke realiteitszin ontbloot en onderworpen aan de grillen van een vrouw. Die situatie is ook uitgebeeld in Cupido met zijn pijl, ‘Daer hi met doerschoot der menschen sinnen’ (r. 51). Naast de vier paren zijn er nog een Cupido en een Venus om deze kant (de enige?) van de wereldse liefde te benadrukken, terwijl het niet onmogelijk is dat Samson mede in dit verband gezien werd. Weliswaar voert hij zijn bekende act uit (het opensperren van de leeuwemuil), maar door zijn onderworpenheid aan Dalida behoort hij tot de prominenten onder de bedrogen of de zichzelf te gronde richtende mannen. Bovendien past | |
[pagina 260]
| |
hij ook goed, omdat in traditionele reeksen steeds díe mannen werden gekozen die uitzonderlijk sterk of wijs waren. In ieder geval is Vrou Laudate, die bij een bron zit met een leeuw en een hondje, een volwaardige zuster van de vrouwelijke helften van de genoemde paren. Ze draagt een typenaam van een onduidelijke herkomst, zeer waarschijnlijk op te vatten als de ironische omkering van een christelijke aanprijzingsformule. Die naam staat voor een slonzige huisvrouw die weigert om haar taken uit te voeren, haar man reduceert tot pantoffelheld en zelf de hele dag door luiert of langs de straten slijpt. Het type is bekend in de literatuur vanaf de kluchten uit de veertiende eeuw, maar wordt pas echt populair in spotteksten uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Deze naam wordt hier voor de sneeuwpop voor het eerst gebruikt, maar zal later veelvuldig herhaald worden. De kwade (oude) vrouw is al veel langer bekend in de Westeuropese literatuur, maar de aandacht voor de onhuishoudelijke vrouw lijkt vooral typisch voor de Lage Landen, zeker rond het tijdstip van circa 1400.Ga naar eindnoot1 Onder deze populariteit gaan duidelijk maatschappelijke idealen schuil omtrent de rolverdeling in het huishouden. Laudate is het exacte tegenbeeld van het aan het eind van de middeleeuwen gewenste type huisvrouw, zoals hofdichter Dirc Potter haar presenteert: Ghi, goede wive, verwaert [verzorgt] u huus,
Loopt niet in 't wilde, maect gheen confuus.
Ze lijkt ook op de luie dienstmeisjes uit Reynaerts Historie uit het eind van de veertiende eeuw, die eveneens het negatieve zelfbeeld van de goede huisvrouw vormen: Dese dienstmegen des gern plogen [zijn er gek op]
Die liever dansen in den nacht
En 's morgens slapen lanck en zacht
Ende tot alre ledicheit hem bet voegen.
En direct worden ze weer aan de kaak gesteld als slechte huisvrouw in een boerde uit het handschrift Van Hulthem: In overspele, dat si mesdede.
Si leende liever hare lede [ze gaf zich liever over
aan haar lichaam]
Dan potte of pannen, si scuerde node,
| |
[pagina 261]
| |
Luxurioes was al hare sede:
Si prees bruden [vrijen] naest den brode.Ga naar eindnoot2
Maar voor we verder kunnen gaan met deze opstandige vrouwen is er eerst nog een ander probleem. Ziet Smeken bij Laudate weer iets anders dan de sneeuwpop bedoelde? Leeuw en hondje zijn namelijk moeilijk met deze figuur te verbinden. Ze passen wel bij een zittende vrouw, die een deugd verbeeldt, en zelfs bij de stedemaagd. Zo'n verbeelding komt elders onder de sneeuwpoppen voor, namelijk op de markt waar een maagd staat met aan haar voeten een leeuw, die samen het stadhuis bewaken. Waarschijnlijk stelt zij Fortitudo voor, de kracht of standvastigheid, want een Brussels instructielijstje voor schilders en andere versierders uit deze tijd zegt dat een leeuw op de deugd in een maagd attendeert.Ga naar eindnoot3 Bouwt Smeken deze nu om tot een gemeenzamer voorstelling van ongewenst gezinsleven? We kunnen vaststellen dat de sneeuwpoppen een manifeste bekommernis met de gevaren van liefde en gezinsleven tonen, die nog eens aangedikt is door de tekst. Herkenbaar aanwezig is de traditie van de uitbeelding van de minnelisten, die al begint in de twaalfde eeuw met de eerste rijtjes van bedrogen mannen in de literatuur. In de veertiende eeuw groeien deze uit tot ware catalogi van bedriegelijke vrouwen en verkeerde liefdesparen, die vanaf de vijftiende eeuw gretig worden aangegrepen in de stad voor een nog ruimere verwerking. Hoewel er nu zeer veel namen genoemd worden in de opsommingen, heeft zich toch een duidelijke topklassering ontwikkeld van een tiental bijbelse en klassieke paren. Zowel het herhaaldelijk en in toenemende mate voorkomen van deze reeksen als de varianten daarbinnen kunnen waardevolle inlichtingen verstrekken over de aard en de actualiteit van de door hen gerepresenteerde problematiek in het milieu waarvoor ze bestemd waren. Zo kan in het algemeen gezegd worden dat tussen grofweg 1450 en 1550 in de steden der Zuidelijke Nederlanden de voorstelling van het verkeerde huwelijk - aan de hand van enkele vaste reeksen en typen in literatuur en beeldende kunst - een hoogtepunt bereikt. Daarna verdwijnen zulke voorstellingen uit het centrum van het stedelijke cultuurleven, om nog te blijven voortleven tot in de negentiende eeuw, doorgaans als versleten cultuurgoed in de vorm van colportagewaar zoals de centsprenten.Ga naar eindnoot4 Maar voordat we de actualiteit daarvan voor Brussel in 1511 nader onderzoeken, moet eerst de vraag gesteld worden hoe de angst voor vrouwenmacht en verdwazende liefde in de genoemde sneeuwpoppen aanwezig kan zijn. Gebruikelijk is de opening van de reeks van vrou- | |
[pagina 262]
| |
wenlisten met Adam en Eva. Zij was immers de eerste vrouw op aarde, die meteen de man (en daardoor de gehele mensheid) in het verderf stortte met haar onbeheerste passie, die haar zo eenvoudig te bespelen maakte voor de duivel. Dit verhaal wordt niet altijd, ondanks de codificatie in de bijbel, op dezelfde manier verteld in de middeleeuwen. De eigen ambities of wensen leidden niet alleen tot de voorkeur voor bepaalde verhalen, maar ook tot aanpassingen daarvan die het vertelde geschikt moesten maken voor de projectie en legitimering van milieuen tijdgebonden idealen en obsessies. Dit naar onze smaak zo schaamteloze procédé is zeer typerend voor de cultuur van de late middeleeuwen, zoals steeds blijkt. Duidelijk is, dat de techniek eenvoudig te verdedigen was. Er lag immers al een enorme berg exegetisch commentaar gereed op alle bijbelplaatsen, voor een deel eveneens beschikbaar in de moedertalen. Verder waren er de historiebijbels in de vorm van de vele bewerkingen van Petrus Comestors grondtekst uit de twaalfde eeuw, die ook al selecterend en interpreterend navertelden. En ten slotte was het de opdracht aan elke christen, nog eens gestimuleerd door de moderne devoten, om de waarheid zelf te ontdekken achter de letter van het woord zoals men die eveneens moest aflezen uit het boek der natuur. In zekere zin maakte dat het bijbelwoord vogelvrij aan het eind van de middeleeuwen, wat dan ook aanleiding gaf tot hevige polemieken en verdachtmakingen van ketterij. Die brandden zelfs al los, wanneer de bijbel in de moedertaal werd omgezet, waarvan de Brusselse bijbelvertaler van 1360 getuigt. Het hele proces werd vervolgens nog eens bevorderd door de talloze behandelingen van de bijbelse thema's in de beeldende kunst en dramatische voorstellingen van allerlei aard, die bovendien graag putten uit de apocriefen die bijvoorbeeld de gewenste details over Jezus' leven als kind aanreikten.Ga naar eindnoot5 Zulke vertekeningen zijn, te zamen met de aanwijzingen voor de verwerking daarvan door het publiek, van groot belang voor de cultuurgeschiedenis, omdat zij zoveel kunnen zeggen over de wisselende ambities en obsessies onder diverse bevolkingsgroepen in de loop der tijden. Zo zagen we al dat het Sedekia-verhaal uit het Oude Testament een steeds zwaarder accent kreeg op de schande van zijn zelfbevlekking door toedoen van een laxeermiddel, wat geheel ontbreekt in de oorspronkelijke versie van de Vulgaat. Nog veel gecompliceerder is de exploitatie van het zondevalverhaal, die geen grenzen lijkt te kennen. Zo wordt Adam met het vorderen van de middeleeuwen steeds kwetsbaarder en angstiger, terwijl Eva uitgroeit tot een manwijf dat haar pantoffelheld voor en na de zondeval koeioneert en rond com- | |
[pagina 263]
| |
mandeert. Maar hoe kon zich een dergelijke visie ontwikkelen, en wie wilden daarbij gebaat zijn? Van meet af aan brengen middeleeuwse exegeten de overtreding van Gods gebod in verband met de drie hoofdzonden, gulzigheid, ijdelheid en hoogmoed, waartoe de duivel het eerste mensenpaar wist te bewegen. Daarmee is de kous echter niet af. Vele schrijvers verbinden hieraan nog een reeks vragen, die ze in het kader van verschillende heilsoogmerken proberen te beantwoorden. De voornaamste zijn wel wie van de twee nu eigenlijk het zwaarst zondigde en waarom Adam zich willens en wetens door Eva liet overhalen om van de appel te eten. Bij de behandeling van dat laatste punt tekent zich een veelzeggende ontwikkeling af in de aangevoerde motiveringen, met als voornaamste dat Adam in de literatuur van de late middeleeuwen steeds sterker de trekken van een pantoffelheld aanneemt. In de Vulgaat - de courante bijbeltekst in de middeleeuwen - wordt niets over Adams beweegredenen gezegd: Eva reikt hem de appel aan en hij eet. De exegeten staan echter klaar om vast te stellen dat Adam zich zeer bewust was van zijn zonde. In die zin wordt het verhaal uitgewerkt in Comestors wijdverspreide historiebijbel, die ook ten grondslag ligt aan Van Maerlants Rijmbijbel van 1262. Daar blijkt Adam redelijk, wijs en onverschrokken te zijn, en zelfs een tikje sluw want hij wacht eerst even af of Eva na de eerste hap niet dood neervalt; Eva geeft de appel aan Adam die: [...] merken beghan
Dat soe [zij] te hant niet bleef doot:
Nochtan wiste hi al bloot
Dat quaet dat daeraf soude comen
[...]
Ende at, watter af soude ghescien.
Adam weet dus dat hij zondigt, maar niettemin - Eva staat nog - we zien wel wat ervan komt! Daarmee wordt de vraag echter des te klemmender waarom Adam het dan toch doet. In Van Maerlants Spieghel Historiael, afgebroken omstreeks 1288, wordt een directe motivering genoemd die ook al eerder in de Latijnse exegese ontwikkeld was: Adam doet het uit liefde. Een halve eeuw later geeft Jan van Boendale een nadrukkelijke demonstratie van de noodzaak om dit bijbelverhaal als richtsnoer te hanteren voor eigentijds gedrag in het huwelijk. Ook bij hem doet Adam het uit liefde, maar het is een soort liefde die klaarblijkelijk tot grote | |
[pagina 264]
| |
rampen kan leiden. Hoewel hij zich terdege bewust was van wat op het spel stond, raakt hij zo begoocheld van zinnen door zijn dwaze liefde dat hij elke controle over zichzelf verloor. Pas dus op voor de liefde, zegt Van Boendale dan, bemin je vrouw met mate en houd haar vooral op enige emotionele afstand. Binnen deze gedachtengang wordt Eva bovendien als steeds stommer, redelozer en kwaadaardiger voorgesteld naast een redelijke en wijze echtgenoot, die helaas verblind raakt en allengs onderdaniger wordt. De verontwaardiging spat eraf bij Van Boendale: Adam verspeelt met open ogen de eeuwige gelukzaligheid voor een vrouw die ‘cume [nauwelijks] twe voir drie kinde’! Deze lijn wordt voortgezet en versterkt in de vijftiende eeuw. Het Brusselse ommegangsspel Die eerste Bliscap van Maria, opgevoerd vanaf het midden van de vijftiende eeuw, heeft de scène tussen Adam en Eva breed uitgesponnen. Eva is benaderd door de slang en meldt vervolgens Adam dat ze iets met hem wil bespreken. Deze is een en al voorkomendheid, redelijkheid en welwillendheid: Wat soude dat wesen,
Vrouw Yeve, dat ghi met nernste [zo vurig] begeert
Aen mi? Ees't dat ghij 't mi vercleert,
Ic salre in doen sonder verdrach
't Uwer liefden, dies ic vermach.
Want noode so soud' ic u vererren [boos maken],
Soe 't redelic si.
Maar dan schrikt hij hevig van Eva's voorstel, want hij beseft meteen dat dit tegen Gods gebod is. En hij probeert haar met redelijkheid tot andere gedachten te brengen. God heeft het nog zo nadrukkelijk verboden! En er staan toch bomen genoeg om aan haar begeerte te voldoen, waarom nu juist die ene? Maar Eva onderbreekt hem ruw met een vloek: Keeren, sijt tevreden
Adam! [...]
Hout, siet!
En we kunnen dat het best parafraseren met: ‘Jezus Christus (wat prematuur, want Keeren is afgeleid van Christus), niet zeuren, Adam, pak aan en eten!’ Tegen zulk kwaadaardig geweld is Adam niet bestand en hij hapt toe. En vanaf dat moment is Adam een klagende pantoffelheld, die ook na de verdrijving uit het paradijs door zijn vrouw gediri- | |
[pagina 265]
| |
geerd wordt. Veroordeeld tot bloed, zweet en tranen in aardse beslommeringen zit hij vertwijfeld neer. En weer neemt Eva het initiatief: ze duwt hem de schop in handen om de aarde te gaan omspitten, terwijl ze ijverig uitroept dat ze nu in armoe en ellende in hun levensonderhoud moeten gaan voorzien. Dwaze liefde, inertie en angst kenmerken de eerste pantoffelheld op aarde, althans volgens het beeld dat men van hem in de late middeleeuwen schetst. We geven nog een voorbeeld om te laten zien hoe favoriet deze voorstelling rond 1500 wordt, en hoe direct deze beeldvorming wordt gehanteerd als model voor gewenst huwelijksgedrag in de eigen tijd. Dat bedroch der vrouwen, gedrukt omstreeks 1532 maar zeker een à twee decennia eerder ontstaan, is een novellenbundel die gebouwd is op het stramien van een reeks vrouwen die tot de slechtste aller tijden zouden behoren. Afwisselend wordt een vrouw uit de bijbel of klassieke literatuur gepresenteerd naast een eigentijds voorbeeld van vrouwelijke bedrieglijkheid. Natuurlijk begint de bundel met Eva: Ende si sach dat den appel schoon was in 't aensien, ende si nam den appel, ende adt daeraf, ende ghaf hem voort haren man Adam, die daer ooc af adt, als een die niet en wilde vertoornen zijn wijf, die nochtans die wijste man was die oyt opter aerden quam sonder alleen die sone Gods. De toevoeging dat Adam bang is om zijn vrouw boos te maken valt des te meer op door de verder sobere verteltrant, die nauwelijks afwijkt van de courante bijbelvertalingen. Maar belangrijker is dat de samensteller van de bundel - waarschijnlijk de drukker Jan van Doesborch - het verhaal aangrijpt voor actuele huwelijkslessen. Eerst herhaalt hij de al eerder ontworpen argumenten tegen de opvatting dat Eva superieur zou zijn aan Adam. Er is namelijk op gewezen dat Adam slechts op een veldje bij Damascus is geboetseerd uit losse blubber, terwijl Eva als eerste mens in het paradijs ontworpen werd uit edeler materiaal, namelijk mensenrib. Het is onjuist, zegt de auteur, om hieruit te concluderen dat Eva eigenlijk de baas was van hen twee. God heeft dit alleen gedaan om bij Adam respect af te dwingen voor het edele van zijn helpster. En dat is van belang om vast te stellen omdat er thans vrouwen zijn die hieruut argueeren, dat si beter zijn dan die mannen, ende willen zijn der mannen meester, so dat dickwil noch veel ghebuert nu ter tijdt inder werelt. | |
[pagina 266]
| |
Daar gaat het om, dat dient de actualiteit voor nu te zijn van het zorgvuldig in de bedoelde richting gedirigeerde bijbelverhaal. En daarom wordt ten slotte nog nadrukkelijk aan Gods woord herinnerd, wanneer hij Eva op haar plaats wijst: ende ghi sult zijn onder die macht van uwen man, ende hij sal heerschappie hebben over u, ende u meester zijn.Ga naar eindnoot6 |
|