De sneeuwpoppen van 1511
(1988)–Herman Pleij– Auteursrechtelijk beschermdLiteratuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd
2. Het bedrijf van Thomas van der NootDat lukt ten slotte Thomas van der Noot wel. Hij komt als geroepen. In het begin van de zestiende eeuw zijn patriciërs, kooplieden, ondernemers en de schrijvende middenstand hard toe aan een drukpers, die hen in hun eigen cultuurtaal adequaat kan bedienen. Was er niet inmiddels ruimschoots bewezen in het naburige Antwerpen dat zo'n drukpers met succes kon opereren in dit milieu, en nog wel in veelvoud? Bovendien is de stad, zoals we nog zullen zien, hard toe aan een hernieuwd cultureel offensief in hun kringen. De algemene situatie is namelijk bijzonder slecht, niet in de laatste plaats door de voortdurende afwezigheid van het hof en de bijbehorende adel, waardoor al decennia lang de belangrijke luxe-industrie elke betekenis voor de stad verloren had. Daarbij heeft de geleerdheid in de diverse geestelijke centra haar glans verloren, daar de universiteit van Leuven alles naar zich toegetrokken heeft wat geleerd en humanistisch wou zijn. Het stadsbestuur is zich deze situatie en de oorzaken daarvan goed bewust, zodat er in de hogere kringen van de burgerij een bijna panische drift ontstaat om zich weer te manifesteren, nu adel en geestelijkheid zich zo distantiëren van de stad. Er is een zekere overeenkomst met het eerste offensief uit de veertiende eeuw, omdat de behoefte aan het vestigen van de eigen naam en identiteit - als het ware tegen de stroom in - zo sterk aanwezig is. Maar vooral bij dit tweede beschavingsoffensief is de leus die van het Algemeen Belang, in die zin dat het stadsbestuur een sterk stedelijk zelfbewustzijn probeert te kweken onder alle geledingen van de stad, inclusief de handwerkslieden, waardoor het aanvankelijk zo wezenlijke element van de zich onderscheidende elites op de achtergrond raakt. Allen dienen vereend te worden onder het stedelijk banier, dat natuurlijk | |
[pagina 198]
| |
Fragment van muntordonnantie gedrukt in 1485 door de Brusselse Fratres in opdracht van het stadsbestuur. Ex: Deventer, Gemeentearchief.
| |
[pagina 199]
| |
wel door patriciërs vastgehouden wordt, met een behulpzame hand van de naties.Ga naar eindnoot11 Voordat we de sneeuwpoppen opnieuw in dit licht zullen bezien, bespreken we eerst de rol van Thomas van der Noot. Hij was niet alleen de producent van Smekens tekst maar vond hem ook geschikt om te verspreiden, en wellicht zelfs om te laten schrijven. Thomas van der Noot is bij uitstek de spreekbuis van deze nieuwe beweging, met een doelgerichtheid en vastberadenheid die uniek zijn in het boekenvak van zijn tijd. Het is niet ondenkbaar dat Thomas de Antwerpenaar Willem Houtmart ‘verjaagt’. Zelf begint hij bescheiden maar zo te zien welbewust in Brussel als boekbinder (en kopiïst?), die blijkens een rekeningpost uit 1503-1504 diensten voor het stadsbestuur verricht. Dan vertrekt hij naar het buitenland om daarnaast het vak van drukken en uitgeven te leren, niet alleen de techniek maar vooral de tekstkeuze en -bewerking. Hij gaat in de leer te Parijs en Lyon, de boekcentra bij uitstek in zijn tijd, en kijkt naar zijn eigen zeggen ook nog rond in enkele andere steden. Rond 1505 is hij weer terug en debuteert te Antwerpen met zeer traditionele stof, namelijk een heiligenleven en een devotiewerkje in het Nederlands. Of gaat hij pas na zijn Antwerpse avontuur op reis naar het buitenland? In ieder geval blijkt hij in 1508 definitief gevestigd te zijn in Brussel met een drukkerij-uitgeverij In den Zeeridder, tegelijk boekwinkel. Zeker tot 1524 ontwikkelt hij dan een gestage activiteit, die uiteindelijk resulteert in een fonds van voornamelijk Nederlandse boeken, op allerlei terrein, bestaande uit een veertigtal afzonderlijke edities.Ga naar eindnoot12 Wanneer we dat fonds nu overzien, is duidelijk zichtbaar dat Thomas met vallen en opstaan pas na enige jaren de juiste richting weet te vinden naar het publiek, dat op hem zit te wachten. Hij begint in Antwerpen met simpel devotiewerk, waarvoor altijd wel een markt te vinden is zodat een drukker zich daaraan geen buil kan vallen. Zijn Legende van Sinte Rombout, met plaatjes en al, kon ook nog als souvenir dienst doen voor het devote toerisme naar Mechelen, waar deze heilige intensief werd vereerd. Er waren meer tekstsoorten die in deze tijd door drukkers gekozen werden vanwege hun stabiele marktwaarde, waardoor in dit onzekere bedrijf een bepaalde garantie voor de continuering van de bedrijfsvoering geschapen kon worden. Gedurende zijn hele carrière houdt Thomas simpele devotionalia in de marge, als een soort zekerheidsstelling, zodat hij nog rond 1518 uiterst eenvoudige pelgrimslectuur uitbrengt in de vorm van leven en mirakelen van Sinte Alena, die te Dilbeek vereerd werd. De verklaring voor een produktie als deze kan alleen maar een economische zijn, omdat het ge- | |
[pagina 200]
| |
dachtengoed zeer in strijd is met de strekking van de werken, die inmiddels het gezicht van zijn fonds bepalen.Ga naar eindnoot13 Zijn eerste doelwit in Brussel als publieksgroep is, alweer niet ongebruikelijk, het schoolwezen. Elders was immers gebleken dat drukkers daaraan een succesvol bedrijf konden ophangen. Eerst maakt hij een eenvoudig rekenboekje, Die maniere om te leeren cyffren, en dat is een primeur want zulk leermateriaal in de moedertaal bestond nog niet in gedrukte vorm. Ongetwijfeld had hij voorbeelden hiervan gezien in Lyon, waar rond 1500 verschillende van dergelijke boekjes zijn verschenen. Eerder dan Antwerpen vormde deze handelsstad als het ware een demonstratie van wat de drukpers in een dergelijk milieu kon betekenen. Al volop in de vijftiende eeuw had zich daar een adequate en veelsoortige drukpers gevestigd, die op allerlei manieren handel, bedrijf en school ondersteunde met geschikt materiaal in druk in de moedertaal. Naar alle waarschijnlijkheid stelde Thomas het boekje zelf samen, links en rechts puttend uit bruikbaar materiaal. Het bevat een eenvoudige rekenmethode voor beginners, ondersteund door handige illustraties van ‘telramen’ en vooral door anekdotische redeneersommen. Deze zijn nadrukkelijk verbonden met het dagelijkse handelsverkeer in het stedelijke leven. Vaak gaat het over investerende kooplieden, markthandelaars, personen die in verschillend tempo uit hun standplaats vertrekken om elkaar ergens (waar?) te ontmoeten, een hazewind die een haas vangt (wanneer?). Ongemerkt gaan deze sommen over in een vermakelijk gezelschapsspel, waardoor het boekje ook buiten de schoolklas attractief wordt: Een dronckaert drinct 1 aem [inhoudsmaat] biers alleen uute binnen 14 dagen. Ende als sijn wijff met hem drinct, so drincken si die aem uut binnen 10 daghen. Nu es die vraghe binnen hoe veel tijts dat sijn wijf die aem alleen uutdrincken soude. Het antwoord is vijfendertig dagen. Er zijn echter meer aanwijzingen dat Thomas met dit boekje wel onderwijs op het oog heeft, maar niet alleen het klassikale voor kinderen. Eigenlijk tekent zich hier al af waaraan hij begint te denken met zijn fonds en wat hem later tot een waarlijke succesformule zal voeren: doe-het-zelf-instructie op elk terrein voor emanciperende burgers, zowel in materiële als in geestelijke zin en steeds met een nadrukkelijke inbreng van de literatuur, die zelfs al in de fictieve voorbeelden van het rekenboekje om de hoek komt kijken. Hij richt zich in de proloog | |
[pagina 201]
| |
Houtsnede vol memoriesymbolen uit Van der Noots produktie van Thomas Murners Logica Memorativa uit 1509. Ex: Parijs bn.
| |
[pagina 202]
| |
namelijk duidelijk tot volwassenen, die hij erop wijst dat men moet kunnen rekenen om in allerlei beroepen vooruit te kunnen komen. En dan blijkt hij een soort tweede-kansonderwijs op het oog te hebben, omdat hij ervan uitgaat dat de volwassen gebruiker in zijn eentje uit dit boek zal leren. Daarom wijst hij op de noodzaak het boekje in de juiste volgorde te benutten, want alleen dan heeft de investering van tijd, geld en moeite voor de koper zin, ‘oft anders doedi verloren arbeyt’.Ga naar eindnoot14 Het boekje slaat meteen aan, en niet alleen in Brussel. Rond 1510 wordt het al herdrukt - ongetwijfeld tot Thomas' ergernis - door de Antwerpse ‘collega’ Willem Vorsterman, om vervolgens de hele zestiende eeuw door nagedrukt te worden met allerlei aanpassingen en uitbreidingen, ook in het Frans een het Engels. Dit succes valt eveneens af te lezen uit een tweede, soortgelijk instructiewerkje, namelijk een aangepaste versie van de al eeuwen in gebruik zijnde Lucidarius, zeer waarschijnlijk door hemzelf vertaald uit het Duits. In de vorm van een samenspraak tussen meester en leerling worden de basiswetenswaardigheden uit de schepping - van theologie tot natuurkennis - op catechetische wijze aan de orde gesteld, teneinde uit het hoofd geleerd te worden.Ga naar eindnoot15 Met dit soort werken, mooier uitgevoerd en op een hoger intellectueel plan, gaat Thomas verder. Daarmee mobiliseert hij opnieuw bredere lagen onder de gezeten burgerij en vooral de milieus daar vlak onder in de gilden, die graag een vergelijkbaar aanzien willen bereiken. Hij breekt het beschavingsoffensief weer open, dat doodgelopen was in een zich steeds hermetischer afsluitende en uitdrukkende elite, die hand in hand leek te gaan met de neergang van de stad in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Deze leergierige burger, voor alles Brusselaar en trots op zijn moedertaal (andere talen lijkt hij nauwelijks te kennen), spreekt Thomas steeds toe, wanneer hij hem (en zijn vrouw en kinderen) bedient met een substantiële reeks aan gezondheidsregels, dieetvoorschriften, verfrecepten, zwangerschapsinstructie, meetkunde, destilleerkunde, astrologie, kruidenleer, vaak in een literaire vormgeving, met gebruikmaking van retoricale technieken, fictief voorbeeldmateriaal en soms zelfs kunstige rijmen. Direct hiermee samenhangend zijn er in dat fonds dan ook nog enige prozaromans met ridderstof, moraliserende anekdoten verzamelingen in rijm en proza, rederijkersgedichten, berijmde verslaggeving van stedelijke actualiteit en een kroniek, naast de genoemde heiligenlevens en andere devotionalia. Maar niet alleen deze laatste houdt hij als zekerheid in de marge. Gedurende zijn hele loopbaan blijft hij incidenteel een werk in het Latijn of Frans drukken, telkens in verband met bijzondere aanleidin- | |
[pagina 203]
| |
gen. Wellicht was die voor Thomas Murners Logica Memorativa uit 1509 gelegen in de sinds enkele jaren bestaande Latijnse school van de broeders des gemenen levens, waarvoor dit een typisch leerboek is gezien de centrale plaats die logica onder de schoolvakken inneemt. Deze methode, gebaseerd op de afbeeldingen van paginagrote ‘speelkaarten’ vol symbolen, was in 1507 te Kraków op de Europese markt gepresenteerd en had meteen voor veel opschudding gezorgd. Het pleit voor Thomas' ondernemingszin dat hij zoals hier voortdurend oog heeft voor internationale successen die hij ter plaatse kan verbinden met een specifieke doelgroep. Daarbij is eveneens typerend dat hij niet alleen de enorme verzameling houtblokken in handen weet te krijgen, maar dat hij deze na gebruik nog sneller weet te slijten aan de Straatsburgse drukker Johan Grüninger, die in datzelfde jaar nog met een eigen editie komt, namelijk op 29 december: Thomas sloot de zijne af op 28 augustus. Deze drukker behoorde ongetwijfeld tot Thomas' relaties, die hij op zijn leerzame grand tour opdoet. Kennelijk is Straatsburg een van de andere steden die hij in het algemeen noemt in verband met zijn leertijd. Ook een drietal verdere produkties verraadt contact met deze Grüninger.Ga naar eindnoot16 Waarschijnlijk in opdracht (van het hof?) drukt hij de enige tekstsoort die men zich aan het hof in druk kan voorstellen, namelijk het artistiek berijmde verslag in het Frans over het Verdrag van Kamerijk in 1508. Auteur is de hofgeschiedschrijver Jean Lemaire de Belges, die in zijn La concorde du gendre humain zijn meesteres Margareta juichend ophemelt als de architect van deze alliantie. Zoals bekend zal Thomas meer van deze artistiek vervormde verslaggeving produceren, waarin publieke gebeurtenissen door een auteur vanuit een specifieke gezichtshoek en belangenbehartiging voor het bedoelde publiek verklaard worden. Daartoe behoort ook de sneeuwtekst van Jan Smeken.Ga naar eindnoot17 Maar de toekomst ligt in de instructiewerken op alle terreinen van het dagelijkse leven, voor leergierige leken die half-geletterd zijn en geen vreemde talen kennen. Daarom bestaat de instructie uit aanwijzingen, adviezen en vaardigheden, en niet uit theoretische betogen of bewijsvoeringen. Hij spreekt die leken graag toe in toegevoegde of bewerkte voorwoorden van de nu rijk geïllustreerde teksten, die hij op royaal formaat uitbrengt en die op zichzelf een indicatie vormen dat zulk publiek wel een modaal inkomen heeft, en waarschijnlijk nog iets meer. Zo opent Tbouck van wondre uit 1513, twee keer door Thomas zelf herdrukt en gevuld met allerlei recepten voor huis, tuin en keuken, met: | |
[pagina 204]
| |
Opdat een ieghelijc mach weten ende verstaen van dies hem nootelijck ende ooc proffitelijc sijn mach aengaende veel scoone diverschen consten [...]. Zeer typerend is de aanbeveling in het zwangerschapsboekje van Eucharius Roesslin, door Thomas vertaald uit het Duits en gedrukt in 1516, dat vervolgens de hele zestiende eeuw door een enorm succes zal blijven: Den roseghaert van den bevruchten vrouwen. De instructie, met verduidelijkende houtsneden, is bestemd voor aanstaande moeders, niet om zichzelf te begeleiden maar om betere vragen te kunnen stellen aan artsen en apothekers nu ze de gang van zaken en het bijbehorende medische jargon uit dit werkje kunnen leren kennen. Daartoe is er ook een verklarende woordenlijst Latijn-Nederlands toegevoegd. Nu doemt er bij een lekenbestemming van deze stof wel een probleem op, dat Thomas in een door hem toegevoegd nawoord bespreekt: het werkje zou in verkeerde handen kunnen vallen. Thomas heeft daar echter een oplossing voor. Het boekje mag niet zomaar aan iedereen verkocht worden, en daarom zal het alleen te koop zijn op zijn adres. Ongetwijfeld vestigt Thomas met dit exclusieve aanbod de aandacht op zijn produkten en zijn winkel in het bijzonder. Maar het gaat te ver om te menen dat hierin de drijfveer achter deze actie lag. Thomas is wel degelijk bezorgd, geheel in de lijn met de opvattingen over het uitgeversschap zoals hij die verwoordde in zijn octrooi-aanvraag van 1512 bij de Brabantse overheid: de drukker is de aangewezen beschaver van de natie, en dient te leren en te moraliseren. Die even pragmatische als verheven taak van de boekdrukker verkondigt Thomas uitdagend op de titelpagina van zijn Tbouck van wondre, in de vorm van een houtsnede met een opengeslagen boek. Gezien de inhoud van de tekst moet de afbeelding bedoeld zijn als aanprijzing van het medium boek als transporteur van praktisch, werelds gedachtengoed, aangeboden in de vorm van instructie, vaardigheden, recepten en niet te vergeten vermaak. Daarmee geeft hij een nieuwe inhoud aan de al eeuwenlang benutte voorstelling van het opengeslagen boek, dat altijd staat voor de evangeliën of de bijbel in het algemeen, terwijl de (eventuele) lezer uitdrukt hoezeer hij of zij zich van de eigen plaats in de eeuwigheid bewust is. Ook staat dit beeld wel voor de hemelse boekhouding, bijgehouden door engel of duivel. In theologische dimensies (zie Openbaring 5:1) komt het boek eveneens voor als naam voor een rederijkerskamer te Brussel (Den Boeck), en als (onderdeel van een) drukkersmerk. Maar het aardse optimisme over de immense communicatiemogelijkheden van het boek als drager van wereldlijke | |
[pagina 205]
| |
gedachten is nieuw, zeker in de prominente vorm die Thomas daaraan geeft op de titelpagina van een gedrukt boek.Ga naar eindnoot18 Overigens impliceert het uitreiken naar ‘iedereen’ zeker niet dat nu elke gedachte om zich te onderscheiden geheel verdwenen is. Zoals steeds blijft het aanbod van beschaving aan een zo groot mogelijke groep gepaard gaan met de suggestie van een snelle kennis- en gedragsverwerving, die de consument lid zal maken van de republiek der beschaafden. Herhaaldelijk blijven we aantreffen dat Thomas of de door hem vertaalde of bewerkte auteur zich afzet tegen de ‘vileyn’, de ruwe en onbeschaafde dorper, die rechtstreeks wordt uitgesloten of die als negatief zelfbeeld dient. |
|