Dordrechts lijstertje(1624)–Abraham Aertsz. Plater– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio †ijr] [fol. †ijr] [Folio †ijv] [fol. †ijv] Aen-spraecke vande Lyster, of het Boecxken, tot den goetgunstighen Leser. Konst-lievers soet van aert, komt nader, luystert toe, Of soo't u lust, singt me, men hoortet maer te beter: En so my yemant koopt, die koopt geen grooten eter: 'Tmach licht dat ick verdien, dat ick hem gelden doe. Al sing ick wat gemeens, ey hout my dat ten goe: Ick ben gheen Papegaey, die om een lecker beetje Kan fleemen na den mont: maer ghy lof-ooren, weetje Die wech die leyt voorby, wort ghy mijn singhen moe. Ick sing na mijnen aert, wat slecht en recht daer heen, Die beter kan sing op, ick ben met mijn te vreen: Elck Vogel (seytme doch) singt na dat hy gebect // is. Of hier een Ecxter komt; of daer een Kerck-uyl, En schelt of keurt mijn sang voor slordigh of voor vuyl: Laet sien wat beters dan van heur dat onbevlect // is. Reyn liefd' betoont. Vorige Volgende