| |
| |
| |
9. Sport, spel en vermaak
Het vrijwel strikt afwijzende standpunt dat, reeds blijkens de titel van zijn in 1922 verschenen brochure ‘Ouders, houdt uw kinderen af van den voetbalmatch!’, door J.J. Doodkorte ten aanzien van de voetbalsport werd ingenomen, werd tot diep in de twintiger jaren door niet weinige geestelijke leiders en opvoeders gedeeld.
Ouders, houdt uw kinderen af van den voetbalmatch!
Een krasse raad? Wij zullen dien verantwoorden. Eerst een paar korte en duidelijke verklaringen aan 't adres van zekere enthousiaste voetbal-apostelen. Om te voorkomen, dat misverstand ontsta:
1e. we zijn overtuigd, dat 't voetbalspel, geheel afgescheiden van 't club-, match- en competitiesysteem, een der mooiste en beste jongensspelen is; dat 't dit althans kan zijn;
2e. ten volle erkennen we, dat de R.K. Voetbal-organisatie enorm veel goeds doet door die jongelui, wier ouders helaas te weinig invloed en gezag hebben om ze ‘matchvrij’ te houden, aan de z.g. neutrale organisatie te ontrukken;
3e voor dergelijke jongelui achten wij een R.K. Organisatie onmisbaar om ‘het kwaad tegen 't kwaad te mobiliseren’.
Na deze verklaring mogen we echter, door eigen en anderer veelzijdige ondervinding geleerd, met nadruk herhalen: het is bij den huidigen stand van zaken veel beter (en dat zal het nog lang blijven) dat de jeugd van jongsaf gewend wordt niet te talen naar den match. [ ]
Maar de Missie-wedstrijden dan? Wie van een Fancy-Fair voor jongelui een vorming verwacht tot echte liefdadigheid begrijpt niet, wat een Fancy-Fair is. Wie 't zelfde verwacht van een match kent noch de match, noch de voetballende jeugd. Beide, Fancy-Fair en Missie-match zijn heel gezellige en tot zekere hoogte onschuldige middelen om den menschen 'n flinken duit uit de zak te kloppen, voor een mooi verheven doel. Zeker. Maar met vermakelijkheden en bevrediging der genotzucht vormt men geen deugd en karakter. Wel verdienen Missie-wedstrijden e.d. lof en aanmoediging om 't vermaak althans iets van z'n materialistischen kant te ontnemen en tevens om de finantieele resultaten,
| |
| |
Voetbal is erger dan drank... Toss voor een interland-wedstrijd in 1931
maar men verwachtte er geen vorming van tot offerliefde voor hooge Roomsche idealen. [ ]
Kapelaan Binck, de alom bekende en gevierde voetbalkapelaan, is principieel al niet eens meer tegen het meespelen van Roomsche jongens met de neutralen in ons nationaal Elftal bij buitenlandsche matchen. Als aan enkele minimum-condities wordt voldaan, dan mogen z'n Roomsche jongens naar Parijs en Berlijn en God weet waarheen. Met de neutralen mee. [ ]
De onderwijzer wekke de ouders op tot volhardende strijd tegen 't bruine monster.
Uit de eerste 7 punten, die we uitwerkten, bleek overduidelijk, dat thans de voetbal een hindernis is voor den groei van het vol-Roomsche familieleven, voor de vorming van degelijk christelijke karakters. Die hindernis moet dus uit den weg geschopt kunnen worden. Welnu, men schoppe haar weg.
Pastoor G.W. Bolder, die als kapelaan in Hengelo zoo rijke on- | |
| |
dervinding opdeed van 't jeugdwerk en daar uit zijn prachtig patronaat totaal den voetbal wist te weren, hief reeds meermalen boven zijn welsprekende artikelen de leus aan: ‘Weg met den Voetbal!’
Een moeder: ‘Mogen de goede vaders en moeders medewerken om dat voetballen te weren, dat zeker de kanker is der maatschappij.’
Dr. Ariëns: ‘Voetbal? Voetbal is erger dan drank, heb ik pater Elpidius eens hooren zeggen en daar is veel van aan.’
Opvoedkundige Brochurenreeks nr. 10, Drukkerij v.h.R.K. Jongensweeshuis, Tilburg 1922
Op de IVe Nederlandsche Katholiekendag in 1928 hield A.A. van Nijnatten, Majoor der Infanterie, een rede over ‘Het Koningsschap van Christus door middel van het ontspanningswezen’, die nadien vaak met instemming werd geciteerd. Men hoorde daarin passages als deze:
Het is treurige ernst, als Mgr. A.F. Diepen, Bisschop van 's-Hertogenbosch, waarschuwt met de volgende woorden:
‘De moderne sport en gymnastiek, die thans heimelijk worden gepropageerd, spotten in hun theorieën, werktuigen en oefeningen met alle christelijke welvoegelijkheid en kuischheid.’
En toch bloeit de neutrale sport nog, ook in onze Roomsche provinciën. Helaas, ook in het Roomsche Zuiden wordt in de sportwereld Christus nog niet algemeen als Koning erkend. Op gymnastisch gebied is de toestand gedurende de laatste jaren belangrijk gewijzigd - onze Roomsche turners uit Brabant en Limburg scharen zich meer en meer achter de vaandels, waarop door de Kerkelijke wijding Gods stempel gedrukt is. Ja, met trots en fierheid durven wij te verklaren, dat beneden den Moerdijk de gymnastiekbeoefening rust in Roomsche handen, dat in dezen Roomsch Nederland kampioen is.
Doch met droefheid en vol schaamte voor onzen Koning moeten wij verklaren, dat in de tennis- en vooral in de voetbalwereld in onze Roomsche provinciën de neutraliteit nog hoogtij viert en daardoor het nog mogelijk is, dat hier te midden van een R.K. bevolking door R.K. voetballersstedelingen met een verachtelijk schouderophalen op de zwarte voetballers van het platte land wordt neergezien.
Laten wij toch allen de handen ineenslaan om te bevorderen, dat alle R.K. sportlui luisteren naar de stem van onzen Grooten Oefenmeester, onzen Sportkoning met Goddelijke Almacht.
Wij hebben geen ‘gelukskonijn’, dat op alle wedstrijden medegaat, noodig, zooals het Nederlandsch elftal! Wij stellen ons vertrouwen in onze grooten Koning.
Verslag van de IVe Nederl. Katholiekendag, Maastricht, 28-31 mei 1928
| |
| |
Ook nadat de katholieke voetballers zich georganiseerd hadden in de Diocesane Voetbal Bonden, bleef er van sommige kanten nog principieel verzet tegen leven. Dat richtte zich b.v. tegen het competitiesysteem, waartoe ook katholieke clubs ‘vervallen’ waren, - zo bij monde van pater P. van Gestel S.J.:
Uit verdediging tegen drang van buiten is wellicht in den opzet en de regeling onzer Roomsche sportorganisaties méér van buiten overgenomen dan is aangepast - of: dan aangepast kán worden - aan onze positiefleidinggevende kath. beginselen. Slechts even wijzen we in dit verband op het zoo druk bestreden en met recht veroordeelde competitiesysteem, dat daarvan het gevolg is. De ware sportopvatting dwingt tot wijziging en beperking. En de noodzakelijkheid van een band tusschen sportvereenigingen, van welken aard ook, en zuiver godsdienstige vereenigingen, lijkt ons onbetwistbaar, wil het doel, dat wij aangeven, verwezenlijkt worden.
Ongetwijfeld was pater Van Gestel van het hoogste idealisme bezield. Hij erkende ook bij voetballende jongens ‘de drang naar edelmoedigheid’:
De drang naar edelmoedigheid en idealen, het ontzag voor het natuurlijke schoone in de schepping zijn de natuurlijke gegevens, die de genade omhoog dringt naar bovenaardsche begeestering. De ware sportopvatting veroordeelt niet zonder meer het enthousiasme der Roomsche jongens voor sporthelden, maar zal hun bewonderende blik ook gemakkelijker vangen voor de groote sterren op het veld van God's genade: de Heiligen.
Geciteerd in De Bazuin van 15 sept. 1928
Hier tekende pater F.L. Esser O.E.S.A. in De Sportillustratie evenwel bij aan:
't Is mogelijk, maar dan moest de sportbeweging 'n kern-beweging zijn, geen massa-beweging, zooals ze nu is en 't staat nog te bezien, dat 't zal veranderen. Bij 't lezen van p.v. Gestel's artikelen kan ik moeilijk de gedachte van me afzetten, dat de schrijver denkt Maria-congreganisten voor zich te hebben, terwijl 't sportbeoefenaars zijn. De Maria-congregatie is 'n kernvorming, geen massavorming; de sportbeweging is massavorming, waaraan we dus niet de eischen van een kern-vorming mogen stellen.
De Sportillustratie, 23 okt. 1928
In de Sportillustratie was over deze zaken, van de aanvang af, met name al in 1922 gediscussieerd. Als een der ferventste tegenstanders van het competitiesysteem gold pater O. Huf S.J. Hij hield in 1930, toen de competities van de R.K.F. al jaren
| |
| |
met succes draaiden, nog een ‘anti-competitierede’. De Sport-illustratie betreurde dit geluid, bij monde van R.J. de Grood.
Evenals vroeger vindt de competitie vooral bestrijding van de zijde der geestelijkheid. Of liever niet der geestelijkheid (dat is veel te algemeen), maar van de zijde van enkele geestelijken. [ ] We geven gaarne toe, dat aan de competitie vele nadeelen verbonden zijn. [ ] Het is de altijddurende strijd om het bezit der twee winstpunten, die over promotie of degradatie, over kampioenschap of ondergang beslissen. Hierdoor wordt de strijd op het voetbalveld verscherpt, toegespitst. [ ]
Dit is niet het eenige nadeel; de competitie brengt ook mee een voortdurende, onafgebroken wedstrijden-reeks, die tal van Zondagen in beslag neemt en dikwijls aan het huiselijke en familieleven onvoldoende recht laat wedervaren. [ ]
Maar juist de katholieke bonden zijn daar om de nadeelen aan de competities verbonden tot een minimum te reduceeren.
De Sportillustratie, 25 feb. 1930
R.J. de Grood vond bijval in acties van de ‘voetbalkapelaans’ en, vooral, in artikelen in De Sportillustratie door pater F.L. Esser O.E.S.A.
De jaargangen van De Sportillustratie wemelen van bijdragen waarin de (K.) N.V.B. op de korrel wordt genomen. Over en weer vliegen tussen dit blad en De Sportkroniek de beschuldigingen, die zich op enkele punten concentreren: het elkaar aftroggelen van spelers en het ruwe spel. Met leedvermaak citeren beide bladen elkaar, wanneer tegen het laatste euvel in het eigen orgaan gewaarschuwd wordt. In ieder geval werd in katholiek verband ook vaak zo stevig gevoetbald, dat er slachtoffers vielen. En er kon dan ook alleen van struisvogelpolitiek sprake zijn, wanneer men dat feit trachtte te verdoezelen, zoals de wekelijkse chroniquer in de Katholieke Illustratie, R. IJmer dat deed:
Roomsche sportlui, speelt toch voetbal
Slechts in Roomsch verband, hoor, want
Ruw spel is daar uitgesloten
Als ook 'n ander soort verband.
Katholieke Illustratie, 18 nov. 1931
__________________________
Kiest Katholiek
Humorist Jan Brink. Was in Oct. sl. 4 dag. vrij. Voor kind Goochelen. Voor gr. voordr. V af 1 Nov. West Kruiskade 42. W.v. Haemstedestr. 34 c. R'dam,
__________________________
De Maasbode 15 nov. 1931
| |
| |
Maar de in r.k. verband georganiseerde sportlieden richtten hun verwijten niet slechts op ‘de Neutralen’:
Ik tart alleen te bewijzen, dat roomsche raadsleden, afgevaardigd door de R.K. Staatspartij, neutrale vereenigingen mogen steunen door dikwijls, doorloopend wedstrijden van de neutrale sportvereenigingen te bezoeken, dat zij zelfs in bezit zijn van tribunekaarten.
Raadsleden, die door roomsch-katholieke stemmen zitting verkregen hebben in een publiek lichaam, zooals de gemeenteraad. Die neutrale vereenigingen met hun geld en tegenwoordigheid steunen!
Die nooit of nimmer op onze R.K. velden gesignaleerd zijn!
Straks bij de verkiezing hebben ze onze stemmen weer noodig, en wij, wij! Wij doen dan weer onze volle plicht, doen zij hun volle plicht jegens ons? [ ]
Doet uw plicht.
Wanneer gij uw plicht doet jegens ons, dan zullen nog veel meer anderen hun plicht doen jegens U. Uw stemmen hebt gij uit 't R.K. kamp noodig en niet uit 't neutrale, die krijgt gij niet. En toch gaat gij naar hen! Gij gaat naar hun wedstrijden, gij leiders en voormannen der R.K.
De Sportillustratie, 30 dec. 1930
En:
Den 10den Februari 1.1. werden te Nijmegen interacademiale wedstrijden gehouden, waaraan werd deelgenomen door Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht.
De R.K. Universiteit was dus vertegenwoordigd door haar elftal, 't cachet van een echt R.K. elftal werd er opgelegd door 't meespelen van 'n priester.
De uit andere plaatsen spelende elftallen waren ook allen samengesteld uit roomsch-katholieken - kortom, 't geheel was R.K. - toch werden die wedstrijden gespeeld op 't Quick-terrein. Bestaat er dan geen Vosselaanveld of Unionterrein meer in Nijmegen?
Och neen, dat is 't niet wat mij hinderde, maar dat Nijmegen in zijn doel - wel geen konijn - maar een beertje deed ophangen is meer dan erg.
Al was dat beertje versierd met de kleuren van de faculteiten der universiteit - toch moest Nijmegen het loodje leggen tegen Leiden. De scheidsrechter - iemand van de R.K.F. - die in deze wedstrijd de leiding had - zou zeker in gewone wedstrijden den aanvoerder verzocht hebben dat onding uit het doel te verwijderen, hier echter deed hij het niet; was het dat er een priester meedeed, dien hij bang was te beleedigen?
De Sportillustratie, 14 feb. 1928
| |
| |
Ook de katholieke pers kreeg af en toe vegen uit de pan. Het woord is hier aan ‘Mijnheer Piet’ in het Leonidasblad, onder de kop ‘Omdat 't niet mag’.
Als ik vader was over een paar voetbalenthousiasten, dan haalde ik 's Maandags de krant de Maasbode, eenvoudig weg en wel, omdat daarin heel veel verslagen staan van voetbalvereenigingen, waarvan je nooit lid mag worden. Een enkelen internationalen wedstrijd gaf ik vrij, maar voor een geregeld uitpluizen van al die le klas wedstrijden gaf ik geen permissie.
Als ik er meer over te zeggen zou hebben, verbood ik alle R.K. jongelui naar wedstrijden te gaan van neutrale clubs, behalve een enkele, waarvan iets te leren kan zijn. Een geregeld bezoek zou bij mij niet plaats vinden.
Aangehaald in De Sportillustratie, 12 jan. 1932
En ook de K.R.O. moest het soms ontgelden:
Behalve op 't clubblad van Mulo ben ik o.a. ook geabonneerd op den Katholieken Radio-Gids en nu las ik daar vorige week iets in, dat ik als R.K. Sportman niet snap, n.l. dat de wedstrijd van den neutralen K.N.V.B. Holland-België door den K.R.O. werd uitgezonden.
De Sportillustratie, 28 april 1931
De Roomsch-Katholieke Sportvereeniging en Congregatievoetblaclub R.A.P.I.D. (Roomsche Adel Prijkt in Daden te Maas-) tricht bestond in 1930 tien jaar. Het feit werd o.m. gevierd met de uitgave van een gedenkboek. Zowel pater Oscar Huf S.J. (de directeur der vereniging) als P. van Gestel S.J. herhaalden hierin hun opvattingen over r.k. sportbeoefening. Hier het clublied van R.A.P.I.D.:
(Wijze: ‘Wij willen Limburg hou'en’)
Ons doel is 't volle leven,
Ons leidt een hooger streven
Ten strijd naar 't Voetbalveld!
Wat men door Sport bereiken kan,
Daar geef' ons leven blijken van
Van levensernst bij spel!
Men mag van ons slechts spreken
Als trouw aan onze spreuk!
| |
| |
Dàn ‘R.A.P.I.D.’ nimmer wijken zal,
Haar vlag zij nimmer strijken zal
Uit ROOMSCH-ZIJN opgebloeid!
En Roomsche kracht ontvouwen,
Neen! ‘R.A.P.I.D.’ nooit bezwijken zal
Als Roomsche Adel prijken zal
Van levensernst bij spel!
R.A.P.I.D. was niet de enige opvallende naam van een r.k. voetbalvereniging. In Den Haag bestond de voetbalclub R.I.A. (= Roomsch in Alles). D.O.N.K. te Gouda betekende weliswaar Doelt Onversaagd Naar Kampioen, maar in feite dankte de vereniging haar naam aan haar eerste geestelijke adviseur, pater van den Donk O.F.M., die in 1920 het eerste terrein inzegende.
V.E.P. te Woerden dankte haar naam ook aan een franciscaan. De letters stonden voor
Vica Et Pota, hetgeen betekent ‘Overwinnares en Veroveraarster’. Dat latijn en die vertaling heeft men in de loop der jaren in de pekel laten staan en er doodgewoon V.E.P. van gemaakt.
Sportparade, 15 juni 1929
Aan het voetballen in katholiek verband ontbrak de lyriek waarlijk niet.
De keeper
'k Zag den blondgelokten knaap
Soms, met vluggen, hoogen sprong
'k Zag hem, later, in den strijd
Zich, met leeuwenmoed in 't hart,
'k Zag hem, in zijn stervensuur,
Los van aardsche banden ...
Met het kleine doodstrijdkruis
Oirschot
de J.
De Sportillustratie, 17 dec. 1929
| |
| |
Aan de R.K. Leden der Neutrale Sport
Waart gij geen strijders van Gods Rijk
Misschien: uw sportmansweg te gaan
Maar nu de Koning heeft bevolen
Te winnen voor zijn Rijksgebied:
- Roomsch door uw doop! - Neutraal in werken,
In RAPID's jaarboek bij het tienjarig bestaan, Maastricht 1931
De Olympiade in 1928 schiep nieuwe controverses in Roomse sportkringen. Het verlangen, door R.J. de Grood in De Maasbode van 16 mei 1928 geuit, om de poorten van de Olympiade ook open te stellen voor de confessioneel georganiseerde ‘sporters’, werd door weinigen in Roomse kring gedeeld. De heer de Grood stelde o.m.:
Zouden inderdaad heidensche tendenzen aanwezig zijn, we zouden de eersten zijn, om elke Olympiade-viering te bestrijden. Besloot ook niet de Union Internationale des Oeuvres Catholiques d'Education Physique geregeld om de 4 jaren een eigen Olympisch feest te houden, uitsluitend toegankelijk voor de leden der aangesloten katholieke bonden? [ ]
Met dooddoeners als modern heidendom zijn we niet van de zaak af.
De Sportillustratie bestreed de auteur - haar eigen medewerker en een voorman der I.V.B. - bij monde van G.J. Lubbers scherp:
De Olympische Spelen en voorbereidingen dragen toch 'n geheel locale kleur en waar in ons land juist de naaktcultuurbeweging zich begint baan te breken, en de Olymp. propaganda zich ook in die richting heeft bewogen, heeft de opvatting, dat deze Olympiade anti-christelijk, dus ook anti-katholiek is, wèl eenigen goeden grond.
R.J. de Grood eindigt 't artikel aldus:
Het exclusieve standpunt belet echter den katholieken sportlui hun daadwerkelijke medewerking er aan te verleenen. Moge dat eenmaal anders worden. Want voor de groote voordeelen, die het vierjaarlijksch tournooi biedt, zijn ook de katho- | |
| |
lieken gevoelig. En ook zij achten in dit opzicht den prijs het offer dubbel waard
Welke zijn die groote voordeelen, waarvoor ook de katholieken gevoelig zijn? En zou het offer: 't worden van ons middel tot doel, niet te groot zijn voor den prijs?
Mogen de poorten van de Olympische Spelen steeds voor de katholieken gesloten blijven (zoo noodig door kerkelijk verbod, wanneer de confessioneele bonden wèl toegelaten worden), dit zal 't den leiders gemakkelijker maken doel en middel scherp te omlijnen, voort te gaan op den ingeslagen principieelen weg, ook in de sportbeoefening.
De Sportillustratie, 29 mei 1928
Zwemmen, dat naaktvertoon, viert op de Olympiade hoogtij...
Een en ander verhinderde het blad niet, zeer ruime aandacht aan de Olympiade te Amsterdam te besteden. De Spelen gaven Marie Koopmans nog enkele gedachten over ‘Decadentie’ in de pen:
Zwemmen. [ ] Dat naaktvertoon, wat tegenwoordig heel onze wereld infecteert, wat óók honderden eerbare katholieke meisjes en sportliefhebsters omlaag trekt in een anders en hopelijk ook
| |
| |
nog in eigen oogen - die naaktcultuur viert op de olympiade hoogtij! Niet? Werp één blik in onze bladen met figuren ... bah! - niet om te willen beschrijven. Of laat men zich soms zóó, in nog nat aanplakkend tricotje, 'n vrouw met besef van vrouwlijk hoogstaan, fotografeeren? En loopen niet tientallen met kiektoestellen, juist in, om het stadion? - bij vertrek en aankomst? - om toch maar àl die naaktheid op de plaat te brengen, te verspreiden, enz. [ ]
De decadentie heeft reeds jarenlang de Grieksche hoofdgedachte bij de sportontwikkeling te niet gedaan. Ze is verbasterd tot de Romeinsche roep: Brood en spelen. En onder dien roep zal men ook nu als toen de vrouw verlagen tot allemansbezit, tot meid van de straat. Onze sportende dames mogen dàt eens goed doordenken, eens dóór die gedachte heen kijken als door 'n prisma, waarachter de toekomst donkert.
De Sportillustratie, 21 aug. 1928
De Nieuw Tilburgsche Courant maakte het intussen nòg bonter, door de litanie van het H. Hart te vergelijken met de gebeurtenissen op de Amsterdamse Olympiade. Haar conclusie was simpelweg deze:
De Olympiade is een leerschool geweest, doch met haar verdwijnen zal haar geest niet veranderen, dat kan alleen de geest, die uitgaat van den stralenkrans van het H. Hart - dien geest te behouden, uit te breiden en door alle middelen te steunen, dat moet een eeretaak vormen voor alle sportaanhangers onzer stad.
Aangehaald in De Sportillustratie, 10 juli 1928
Om nog even tot het voetbalspel terug te keren: het voorjaar van 1934 bracht de ‘We gaan naar Rome’-rage over ons land: het lied waarin voorspeld werd dat ons nationale voetbalelftal zich voor de eindwedstrijd van het wereldkampioenschap zou plaatsen. Het mocht niet zo zijn. Bezorgd echter vroeg De Tijd zich af:
Hoeveel katholieke tijd en geld is in de wilde enthousiasme-kolk meegezogen? Want de sport roofbouwt in de parochies.
En de Nieuwe Venlosche Courant schreef:
‘De Maandagmorgen’ sprak een reiziger, die onder den zendtijd een autotocht maakte dwars door ons land en vrijwel niemand tegenkwam: heel Nederland hing aan de radio. Wij constateerden reeds iets dergelijks op Beloken Paschen onder den zendtijd van den wedstrijd Nederland-België.
Maar het sterkste vinden we toch wel, dat niet alleen vergaderingen, doch ook godsdienstoefeningen er om verzet moesten worden. Een geestelijke vertelde ongeveer het volgende:
| |
| |
Deelneemster aan de Olympische spelen te Amsterdam.
| |
| |
‘Ik kwam in de sacristie om de H. Familie te gaan geven. Daar werd ik in eens bestormd door den koster, die heel geagiteerd uitriep, dat het verschrikkelijk was, om nu de H. Familie te houden. De pastoor van de andere parochie had wel het Lof verzet. Maar wij hier kunnen nu geen van allen naar den wedstrijd luisteren.’
De pastoor begreep van heel dien aanval niets. Met veel moeite werd het hem duidelijk gemaakt. Het werd hem nog duidelijker in de kerk, waar nog meer wegblijvers waren dan anders. De Priester was er zoo vol van, dat hij erover preekte.
Het is ook makkelijk daarover te preeken. Er is hier werkelijk sprake van een verdwazing. Daar is te veel belangstelling voor zulk een voetbalwedstrijd. Er zijn veel belangrijker zaken. Laten we toch vooral het geestelijke bovenaan plaatsen: godsdienst, kunst, wetenschap. Er dreigt een vergoding te komen van den voetbal. Het Spartaansche heidendom herleeft.
En De Tijd voegde er nog aan toe:
Neen, ze gaan niet naar Rome, - ze gaan al verder van Rome af!
Citaten uit De Tijd, 31 mei 1934
Een paar weken lang, in 1932, werd er in De Sportillustratie ernstig gediscussieerd over een bijzondere manier om wedstrijden tussen r.k. clubs een aparter cachet te geven. Het begon allemaal met een ingezonden brief.
Laus tibi, Christe!
Amsterdam, 28 Januari 1932
Mijnheer de Hoofdredacteur,
‘Hetzij gij eet of drinkt of iets anders doet, doet alles tot eere Gods’, vermaant ons de apostel. Het bewustzijn daarvan brengt de katholieke jeugd te zamen, o.a. in de katholieke sportvereenigingen. Op de voetbalvelden wappert veelal de pauselijke vlag; ook de tegenwoordigheid van den geestelijken adviseur waarborgt het katholiek cachet van een katholieke sportontmoeting. Niettemin: vlag en adviseur willen ook wel eens ontbreken; en dan is er aan de veelkleurige, niet- of wel-gestreepte baadjes en broekjes van onze sportmenschen in uiterlijk weinig te bespeuren van hun katholiek karakter. Zoude het nu voor onze moderne kruisridders (immers vooral ridderlijke deugden kunnen zich doen gelden op het huidige tournooi-veld!) geen schoone gewoonte kunnen worden, om ook door een duidelijk waarneembaar teeken op hun komend tournooispel het katholiek stempel te drukken? Hierbij denk ik b.v. aan een krachtigen roep in den zin van het Graaldevies: Alleluja! Excelsior! Vooruit! Inplaats van het, van den K.N.V.B. overgenomen: één hoeraatje voor A.B.C. Hiep, hiep, hee! zou b.v. te stellen zijn: voor- | |
| |
uit in vrede! - In Christus' naam! of de gastheeren: Laus tibi Christe! en de gasten: Rex aeternae gloriae! (b.v. met rechterhand schuin omhoog) of: Christus' vrede! - In Christus' Rijk! of de bekende christelijke groet.
De Sportillustratie, 2 feb. 1932
Uw dw. dn.
C.A. Ouwendijk, kapelaan
Rector S. Braakman had een ander voorstel betreffende een wisselgroet vóór de wedstrijd:
Voor Christus, onzen Koning!
God wil het. Amen!
Waarom? Om de duidelijkheid ervan, om den begeesterenden inhoud en om de actualiteit ervan.
Gij herinnert u de vorige kerkvervolging in Mexico, een vijftal jaren geleden. En gij hebt ook wel iets gelezen van pater Pro, die als vele anderen voor het geloof het leven liet. En wat was het wachtwoord, het parool, dat doorgegeven werd tot zelfs in het laatste oogenblik vóór het fusilleeren?
Voor Christus, onzen Koning!
God wil het. Amen.
De Sportillustratie, 9 feb. 1932
Kapelaan P.A. Popma, adviseur van Semper Avanti had het zich zoo voorgesteld:
De scheidsrechter fluit eerst elftal A in het veld. Met den aanvoerder voorop komen de spelers twee aan twee opgemarcheerd, wat al terstond een goeden indruk van tucht geeft. Vervolgens stellen ze zich midden in het veld op in twee rijen van vijf, de aanvoerder plaatst zich ervoor, strekt de rechterhand schuin omhoog en zegt: Voor Christus onzen Koning, vervolgens strekken de tien overige spelers op gelijke wijze hun hand omhoog en antwoorden: God wil het, Amen. Dan begeven ze zich ieder naar hun in te nemen plaats. Daarna komt op fluitsignaal elftal B in 't veld, doet eveneens en wanneer alle spelers hun plaats hebben ingenomen, heeft het gebruikelijke hoeraatje plaats.
De Sportillustratie, 16 feb. 1932
De redactie van De Sportillustratie vond
dat het brengen van een dergelijken groet niet moet worden voorgeschreven. Die moet spontaan groeien van de vereenigingen, de elftallen uit. [ ]
Waar vangt men eens aan met het brengen van den christelijken groet als omschreven?
De Sportillustratie, 16 feb. 1932
Misschien dat men er ergens mee aangevangen is. Gemeengoed werd het echter op de Roomse sportvelden niet.
| |
| |
Er bleven voor de katholieke voetballer in het openbare leven voldoende taken over:
De R.K. Amsterdamsche Voetbalbond kwam Woensdagavond in buitengewone vergadering bijeen in Huize ‘De Liefde’. [ ] De heer Schweitzer wees er op, dat de voetval (sic) voor vele voetballers het eenigste idealisme is. De katholieke voetballer moet worden opgevoed tot een degelijk katholiek man. Dit wordt hij niet enkel op het voetbalveld.
De katholieke voetballer heeft een taak te vervullen. Ook hij hoort in zijn vakvereeniging thuis, in Gezellen-Vereeniging of patronaat. Hij dient zijn eigen Katholieken Radio-Omroep te steunen, hij dient, mits hij den leeftijd van vijf-en-twintig jaar bereikt heeft, lid te zijn van de Katholieke Staatspartij. Wil hij actief medewerken, dan kan hij lid worden van de sociale of politieke propagandaclub. Toont u katholieken van de daad, tegenover de communistische terreur. Ook voor de burgerwacht breekt spreker een lans.
De Tijd, 23 feb. 1933
Herhaalde malen had het Nederlandse episcopaat aangedrongen op de trouw der voetballers aan de eigen Roomse organisaties. Ook met betrekking tot andere sporten, zoals het wandelen, werden richtlijnen verstrekt.
I | Het is ons uitdrukkelijk verlangen, dat de wandelsport in katholiek verband worde georganiseerd onder leiding der R.K. Nederlandsche Athletiek Unie (R.K.N.A.U.) |
II | Voor deze wandeltochten gelden de volgende voorschriften:
1. | Het aanvangsuur zal op Zon- en Feestdagen als regel niet gesteld worden voor 12 uur. [ ] |
2. | Wandeltochten van meerdere dagen met nachtelijk verblijf buiten de plaats der inwoning zijn verboden. |
3. | Gemengde wandeltochten zullen niet worden georganiseerd. Dames en Heeren trekken in afzonderlijke groepen uit en nemen een anderen weg. |
4. | Aan niet-katholieken zal geen deelname worden toegestaan. |
5. | De dames zullen aan deze wandeltochten deelnemen in gewoon costuum of des verkiezend in het haar passend gymnastiek-costuum. |
|
Joannes,
Bisschop van Haarlem
De Tijd, 2 juni 1933
__________________________
Mr. Carter
trad 1.1. Dinsdag op v.Z.H. Exc. den Aartsbisschop tijdens het feest Seminarie Culemborg. Succ. enorm. Na de Kerstdagen nog datums vrij. Kruiskade 86b, R'dam.
__________________________
De Maasbode 22 nov. 1931
| |
| |
En ten aanzien van het zwemmen behielden vooraanstaande mannen hun reserves. Zo schreef de bekende dr. A.W. Ausems in ‘Gezondheidszorg en wijkverpleging’ (in 1927):
Het zwemmen in den zomer bij warm weer, prachtig! en kostelijk voor de gezondheid! Maar de luxueuse overdekte zweminrichtingen, zomer en winter geopend, roepen te luid de herinnering op aan de weelderige badpaleizen der verwijfde Romeinen en Grieken, om ze voor ons begeerenswaardig te doen zijn.
De Olympische Spelen, heidenscher gedachtenis, waarvan in Amsterdam de voorbereiding is begonnen, bedoelen te zijn een massale huldiging van het lichaam, los van den geest, los van den Schepper en kunnen daarom onze medewerking niet hebben; zeer in tegenstelling tot het Eucharistisch Congres van den voorlaatsten zomer in hetzelfde Amsterdam als grootsche huldiging van den Christus.
G.G.G. 1927
Dat over-organisatie driegde, kan blijken uit het ‘Katholiek Schaakmaandschrift’, dat er zelfs in geslaagd was een toepasselijke naam te vinden: Regina Pacis. [De Roomsche Toren was misschien ook een mogelijkheid geweest.]
In de maand Februari begint de Vastentijd. In dezen tijd herdenken wij het Lijden en den Kruisdood van Christus. Daar wij nu God moeten dienen met al de ons geschonken talenten, dus ook met onze kennis van het schaakspel, meende ik niet beter te kunnen doen dan voor dit nummer een probleem samen te stellen, waarin de stukken in kruisvorm zijn opgesteld. Het kruis doet ons denken aan het lijden en den dood van Christus, aan onze zonden, die de oorzaak zijn van dit lijden en de liefde, die God ons toedraagt. Het wekt ons op tot boetvaardigheid en tot wederliefde.
Naast het Kruis stond de Moeder van Christus en eenige andere heiligen. Daar werd zij ons tot ons aller moeder gegeven. Kinderen van Maria, voegt U bij Uw moeder onder het Kruis!
Prospectus van Regina pacis: Katholiek Schaakmaandschrift, aangehaald in De Maasbode, 24 feb. 1929.
__________________________
ONZE DANK
aan het H. Hart van Jezus en H. Antonius voor het terugkrijgen van ons huisdier. J. Brautigam. Amsterdam.
__________________________
De Tijd, 3 mei 1933 |
|