| |
| |
| |
| |
| |
| |
3. Jeugdbeweging
Er leefde ongetwijfeld in de jeugdbeweging en de beweging der katholieke studenten een grote mate van idealisme, dat nog steeds weldadig kan aandoen. De taak die de idealisten zich stelden was niets minder dan ‘de wereld winnen voor Christus’. Een enkel citaat is wellicht in staat die geest gestalte te geven. Allereerst een pleidooi van J. Bechthold in het maandblad Wij.
Er kome een machtige studentenbeweging over heel de Nederlanden.
We trekken als vergeestelijkte blije Pallieters, als avontuurlijke zonen van Franciscus Xaverius de wijde wereld in met vliegende vaandels en slaande trom. Hoog voor ons uit de Goddelijke Graal met het Corpus Christi er in, dat door zijn glorieuze glans onze zweetdruppels tot parels en onze bloeddruppels tot robijnen maakt. Rond die Graal houden wij onze vlammende zielen hoog en met deze vlammen zullen we de wereld in liefde-brand zetten voor Christus: en uit dit Brandende Braambosch zal de Heer tot ons allen spreken. En de wereld zal 't hooren en zalig worden.
De volheid der tijden is daar. Er zijn geen afstanden meer, de heele wereld is één groote woning: vliegmachines, duikbooten, telefoon, telegraaf, televisie, draadlooze: de wereld is gepeild en omspannen door kleine menschenhanden en 't kleine menschenverstand. Nu is de werled als 'n bloem die geplukt moet worden: de Goddelijke zaaier en maaier is daar. Wij moeten nu zorgen dat alles goed is. Satan en al zijn verwanten doen wat zij kunnen om de bloem te schenden: Wij moeten ze beschermen, edeler nog maken.
De laatste hulptroepen moeten komen: res ad triarios venit. Dat zijn de jongeren, de studenten. Allen moeten hun plaats innemen. Geen deserteurs. Als Ridders van St. Jan of Dochters van Reinilda de wereld in. Heel de studentenwereld van Midden-Nederland, in den ruimsten zin des woords, moet gemobiliseerd worden. 't Gaat niet om revolutie voor wat staatsmacht, maar om de roode revolutie voor Christus: rood door de vlammende liefde, rood misschien door bloed dat gestort moet worden voor Jezus. Nu is de tijd voor Midden-Nederland gekomen: zij, de
| |
| |
oudste dochter van Christus' kerk, moet ook de edelste en schoonste zijn, om haar wereld-roeping te kunnen vervullen. En wat is warmer en edeler dan het zuivere jonge bloed.
Wij, dec. 1927 uitg. A. Arts, Tilburg
Een zekere L.G. schrijft in De Maasbode van 30 augustus 1932:
Limburgsch studentengilde van St. Servaas
Indrukken van het eerste zomerkamp in Montfort
Nu liggen die dagen achter ons. Maar de herinnering dragen wij mee, naar alle oorden van ons schoon gewest.
De gild' van Sint Servaas heeft zijn eerste zomerkamp gehouden.
In Montfort. En 't was schoon!
Er was vreugde en ernst. Want 't was Katholiek.
Er was gemoedelijkheid en jovialiteit. Want 't was Limburgsch.
Er was jeugdigheid en jolijt. Want 't waren studenten.
Ik kan u gewoon niet zeggen hoe schoon het was en hoe goed 't ons deed. Maar ík zal eens voor u grijpen in mijn herinnering. Alleen weet ik niet waar ik grijpen zal, want er was zoo veel. Zoo verblijdend overvloedig veel.
Daar was de lezing van pater van Sante, ónzen pater. Hij zat in de wei bij de ruïne en wij lagen rondom hem heen. En hij sprak ons over ‘Godsdienst en cultuur’. Niet zoo maar een lezing met veel woorden en sterke gebaren. O nee, want hij is ... pater van Sante. Neen, streng-logisch sprak hij, maar helder, klaar als een stille vijver waarvan je de diepte zoo op 't eerste gezicht nooit zou raden. Hij bouwde 't begrip godsdienst voor onze eigen oogen op, dat we 't zagen groeien onder zijn woorden tot 't daar voor ons stond en wij 't bezagen zooals ik denk dat een architect het huis ziet, dat hij gebouwd heeft: hij omvat het met één blik geheel en ziet toch tegelijk al zijn construeerende elementen.
Zoo deed de pater ook met 't begrip ‘cultuur’ en toen wij beide begrippen, godsdienst en cultuur, naast elkaar hadden staan, duidelijk en gansch dichtbij, toen voegde hij ze bijeen, langzaam, goed zichtbaar. Tot we 't met één slag zagen, ineens en zonneklaar, zooals een kind na lang ingespannen kijken plotseling de verbluffend-duidelijke oplossing van een zoekplaatje ziet: het gebouw cultuur kan niet bestaan en blijven staan, wanneer 't niet hiërarchisch opgetrokken is op 't fundament godsdienst. En toen zeiden wij met verbazing tot ons zelf: ‘dat je dat zoo niet eerder gezien hebt!’
Een der sympathiekste uitingen van het idealisme dat in de kringen der katholieke studenten leefde was de ‘Heemvaart-beweging’.
In de jaren 1923 tot 1925 voltrok zich onder eenige katholieke hoogeschoolstudenten een omwenteling, die - in Delft begon- | |
| |
nen en in Nijmegen voltooid - kort kan worden omschreven met de woorden: van drankweer tot Heemvaart. Die omwenteling was een frontverbreeding. Men had het drankmisbruik leeren zien als één uiting van een in den wortel bedorven levensopvatting met daarnaast tal van andere misbruiken, uitwassen op denzelfden ongezonden stam. Toen dat inzicht eenmaal was verkregen, moest het nutteloos lijken om enkel de uitingen en a fortiori om slechts één uiting van dien verkeerden geest te bestrijden; eerst en vooral moest die duivel zelf worden uitgedreven en een christelijke geest gesteld worden in de plaats van dien van het modern heidendom. Aan deze nieuwe veldtochtsplannen kon de drankweer met haar beperkten opzet zich niet wagen en om in de pas ontstane behoeften toch te kunnen voorzien kwam men tot: Heemvaart. [ ]
De stichting van Heemvaart was dus een aanpassen van den vereenigingsvorm aan de werkelijke behoefte van den tijd en de verdienste van de oprichters van Heemvaart ligt vooral in het feit, dat zij met een open oog voor de noden van den tijd de juiste beteekenis van den vereenigingsvorm hebben ingezien. De organisatie moet immers als een harnas worden gesmeed naar de denkbeelden, wier gestalten zij moet beschermen. [ ]
Maar er was aan Heemvaart ook een gevaar verbonden. De drankweer toch was in zooverre in een gunstiger positie als zij scherper omlijnde verplichtingen had, wier naleving van buiten waarneembaar was, zoodat ieders beteekenis voor de beweging als het ware uit zijn uiterlijke gedragingen kon worden afgelezen, terwijl in Heemvaart slechts een zekere zielehouding werd geeischt, waarvan de aanwezigheid en de waarde zoowel door den betreffenden persoon zelf als ook door anderen slechts met de grootste moeite en dan nog zonder nauwkeurigheid konden worden vastgesteld. Die omstandigheid nu kon heel makkelijk leiden tot verslapping en ontaarding van de heele beweging en zou elk succes verijdelen. Als bij ingeving voelde men in Heemvaart, dat tegen dat gevaar iets moest worden gedaan, dat men gelijk in de drankweer, aan de leden eenige scherp omschreven eischen moest stellen, wier vrijwillige en stipte nakoming de borg zou zijn voor de aanwezigheid van de juiste geesteshouding. Zoo kwam men tot de ‘afspraken’, weldra ‘verplichtingen’ genoemd, die in elke groep naar gelang de plaatselijke omstandigheden werden vastgesteld en zoo noodig gewijzigd.
Aldus formuleerde H. Mastboom het kenmerkende van Heemvaart, in ‘De 2de Bries’, d.i. de tweede van drie bundels ‘Drankweer- en Heemvaartschetsen’ rondom de zomerbijeenkomsten die de R.K. Drankweer- en de Heemvaartinteracademiale van 1920 af in Neerbosch hield.
Uitg. Foreholte, Voorhout 1929
| |
| |
| |
| |
De eerste bundel onder de naam ‘De Bries’ was in 1927 verschenen. Men vond daarin o.m. een schets van de historische groei der zomerbijeenkomsten, met hun aparte geest:
Wie haar wil leren kennen, moet erheen gaan; en hij zal leren met ernst vrolikheid te verdienen, die als rust na gedane arbeid zoet is. 'n Roomsche blijdschap om 't idealisme dat niemand hoeft te verbergen, om 'n saamhorigheid die is om groots op te gaan, om 'n wederkeerig begrijpen, en 'n grote tevredenheid over 't goede van de aarde en de goede wil van vele mensen, omdat de offervaardigheid en de offerzin, waarmee deze laatste bijeenkomst in haar zenith stond, gelukkig maken, ook in teorie. 't Is hiervan dat Paul Kok heeft gezegd: ‘We zullen ernst gaan maken met onze vreugde.’ 't Feit van deze ernst verklaarde hij aldus: ‘Onze ernst en de ernst der geheele wereldjeugd ligt in 't bewustzijn der wereldontzieling als feit en van de wereldbezieling als plicht.’
Aansluitend bij het verlangen naar vervanging van de geest van modern heidendom, als uitkomend in drankmisbruik zowel als in de geïmporteerde danswoede, streefde Heemvaart naar het herstel van eenvoud en oprechtheid in de ontspanning
Tegenover de kunstmatige en onware genoegens immers stelt Heemvaart haar vreugde in de natuur, in de spontaniteit van lied en reidans, in wandeltocht en spel.
Zelf gaven de Heemvaartgroepen daarvan het voorbeeld in hun ‘uittochten’.
Is het wonder, dat op zoo'n dag van zon en zomer, ergens vooraan in de groep een lied opbloeit of een viool begint te zingen, waar ze achteraan glimlachend naar luisteren? En nog eens, en nog eens, en weldra is het een blij gezang, een vanzelf gegroeide vrolijkheid, een eendrachtige vreugde. En hiermee raken we reeds aan het wezen, den geest van zoo'n uittocht: de eensgezindheid van zooveel verschillende jonge menschen in de eerlijke, spontane vreugde om Gods schoone natuur en elkanders blijdschap.
De Bries, Foreholte, Voorhout 1927
Jop Pollmann ijverde voor het herstel van het volkslied, terwijl door de bezieling van mevrouw W. Brom-Struyck de reidansen in Heemvaart weer in ere werden hersteld. Op hun uittochten lieten de Heemtrekkers anderen, omstanders, in stad en dorp demonstrerend, daarvan genieten.
's Zondagsmiddags waren we - ergens - afgestapt; 'n liedje gezongen en al gauw hadden we al 't volk van achter hun vla's en van
| |
| |
uit de café's weggehaald; we begonnen 'n dans, 'n Hopsa Heisa. Toen ie gedaan was waren er 'n paar lui die in de handen klapten, anderen riepen om meer, maar een vrouw stond vreeselijk te lachen; we keken haar 'ns aan en toen werd ze in eens heel verlegen van haar eigen enthousiasme, ze kreeg 'n kleur en begon: ‘Ja maar 't is ook zóó lollig ...’ In Gronsveld lokten ze ons van 't eene eind van 't dorp naar 't andere en vroegen alsmaar om nog 'n dans. Nu wordt het hoog tijd voor de glimlachende scepticus om vol medelijden te zeggen: ‘Ja beste man, maar dat doen ze omdat ze 't “raar” vinden, jullie zijn daar den volke een schouwspel geworden’. Dat is niet waar; ze vroegen het omdat ze 't vroolijk vonden of fijn: toen we de Sünross dansten en de armen langzaam omhoog gingen, riep er een: Kijk, nou gaat-ie open!
Aldus Huub van der Grinten in de Derde Bries. [Voorhout 1930] In deze zelfde bundel wijdde Gerard Brom, na ‘dertig jaar de studente beweging gevolgd’ te hebben, rake woorden aan de noodzaak van een kernbeweging als Heemvaart.
Er bloeit tegenwoordig een kern, waarbij mijn geslacht volstrekt niet kon halen, maar deze groep laat zich te weinig gelden tot zuivering van 't geheel. Een door het ‘absolute’ tot het passieve verleide, onbewust sektariese geest zou de ontwikkeling met onvruchtbaarheid slaan. Er is een weerbare spanning nodig, waarmee voorvechters zich midden in de branding wagen. ‘Formez des élites’ is 't wachtwoord, dat ons uitkomst in allerlei organisaties belooft; maar zo'n vastberaden kring zal de leiding niet winnen zonder offervaardigheid.
Welbewust moet Brom hier hebben ingehaakt op kritiek die in de katholieke studentenverenigingen op Heemvaart als kernformatie leefde: dat zij zichzelf als te exclusief dreigde te zien. Brom zag de oplossing in de zin voor ‘het offer van de onthouding’ pleitte dus voor versterving:
Het apostolies tijdvak is ook voor leken geopend. Dus mag een strenger maatstaf gelden dan in de banale, profane wereld. Noem, wanneer de statistiek u zelfs tot meten van het onmetelike drijft, gerust het toenemend getal Communies, maar verzwijg de hoeveelheid borrels niet, die dageliks zoveel kracht van boven naar beneden afleiden. Tel opgetogen de bijdragen voor de missiebus, maar vergelijk ze even met de uitgaven aan de buffetla. Maak een lijst van nieuwe kerken en scholen, maar schrijf er asjeblieft de wanverhouding tussen ons aandeel in de drankhandel en dat in de boekhandel bij. [ ]
‘Goed eten en drinken is goed Rooms,’ zo klinkt een bekend gezegde, dat ik de laatste zal zijn om te verloochenen. Wij veroor- | |
| |
delen niet de stof, die een gave van de Schepper is; wij kunnen met eten en drinken God eren, dus bepaald een goed werk doen. De vraag is alleen, of voor mensen op dit element de nadruk moet gelegd worden. Daar zorgen ze heus genoeg zelf voor! [ ] Praat me niet van boeken vol overtuigingskracht of preken met bekerend vermogen, het komt tenslotte toch op mensen aan. Ik heb wel gelachen om een werkman, die me op Nieuwjaar een kaartje stuurde met zijn naam en daaronder, bij wijze van titel, ‘R.K. Geheelonthouder’; maar nu leer ik begrijpen, wat een vrede en vreugde voor die man was opgegaan uit een offervaardige gemeenschap, die hem eigenlik het levend geloof had geopenbaard. Waren allerlei kameraden door de drank van de godsdienst afgeraakt, hij dankte zijn vroomheid aan de drankbestrijding.
De Bries, Foreholte, Voorhout 1927
Heemvaart bleef zich kenmerken door de geest van onthouding en soberheid. Heemtrekkers organiseerden zelfs tijdens de 12de Roomsche Studentendag te Nijmegen, in 1928, toen er voor de feestgangers een bal werd gehouden, demonstratief een ‘tegen’-avond, met liederen en reidansen en alcoholvrije dranken. Vele nummers van de 18e jaargang van het Roomsch Studentenblad getuigen van de storm die daarover in de Unie van R.K. Studentenvereenigingen opstak. Een aardige noot daarbij is dat er onder gefingeerde namen voor Heemvaart gunstige verslagen der gebeurtenissen waren verschenen in de katholieke bladen: in De Maasbode door H.J.J. Donders en in De Gelderlander door W.M. Bliksems ...
Hoewel langzamerhand de rijen van de actieve drankbestrijders wat dunden, bleven de ‘Sobrietas’-idealen, met name in de industriecentra, nog lang levend. Hier het lied der jongere leden.
Vaandellied van den R.K. Jongensbond
L. Simonis
F.J. van der Heyden
Wij zijn allen wakk're jongens,
Van den roomschen jongensbond,
En wij trekken met ons vaandel
Zingend alle straten rond.
Jongens, kiest geheelonthouding!
Geen jenever, bier of wijn!
Dat zal ons een lust en zegen
In ons jeugd en later zijn.
| |
| |
Wij marcheeren altijd dapper,
Trommelslagers gaan voorop.
Koning alcohol moet wijken
En hij vlucht al in galop.
Hoort nu klinken de trompetten,
Voorwaarts in versnelden pas,
Weldra is de strijd gewonnen.
Ook de jeugdbeweging werd vaak gekenmerkt door een nu nog weldadig aandoend idealisme. Vormen van jeugdbeweging als de Eucharistische Kruistocht en de daarop stoelende K.J.M. en K.J.V., de Graal, de Kajotters en Kajotsters, de Kruisvaart en Jonge Wacht, legden niet alleen de nadruk op de vorming van de meisjes en jongens tot degelijke jonge katholieke vrouwen en mannen, maar bovendien op het apostolaat buiten de eigen kring, - waarbij, helaas, de wereld wat te eenzijdig als ‘de vijand’ werd gezien.
Strijdlied van den E.K.
Fr. G. de Vos O.P.
(Feestlijk, gaande beweging.)
Fr. G. de Vos O.P.
In dichte drommen staat, o Heer,
in de oogen den gloed van uw oogen gebrand
En hakend naar den strijd!
Heil, Jezus, onze Koning!
met het Kruis in de vuist,
tot daverend dreune onze zegekreet!
Met ijzren wil geharnast staan
De lippen nog rood van uw Kostbaar Bloed
Ons harten laaien van het vuur
Een vlammende zee die de wereld omspoelt
En stijgende immer groeit.
| |
| |
De klokken luiden feestelijk
Den heilgen Kruistocht in,
God wil het! Te wapen! Maria voert aan
De Kruisvlag wappert hoog, die ons
Naar 't kleurende Oosten wijst;
Wijl boven ons hoofden de zegenzon,
De stralende Hostie rijst.
Vooruit! Harop Den vijand in!
Door Hem die ons sterkt met zijn Lichaam en Bloed,
Ons blije jeugd, ons frisse leven
dat willen wij schenken aan God alleen,
in trouw aan Hem ons zelven geven
en goed steeds zijn voor iedereen.
Wij zullen niet van Maria wijken,
eenvoudig, ned'rig, vroom en rein.
Wij willen zo graag op Haar gelijken.
Wij willen kleine Maria's zijn.
[Bij de laatste regel van het refrein wordt de groet gebracht.]
K.J.M. Gids, Uitg. van het Secretariaat van Katholieke Actie voor de vrouwelijke jeugd, Aartsbisdom Utrecht
Uit de Nadere Uiteenzetting van de Methode
De K.J.M.ers staan onder leiding van een leidster, die door de K.J.M.ers met LIOKA wordt aangesproken. Lioka betekent: ‘Liefde Is Onze Kracht Altijd’.
De Mariacongregatie, waar met name in het Haarlemse diocees alle schoolvrije katholieke meisjes werden geacht deel van uit te maken, kende verschillende vormen. In een grote Haagse stadsparochie had de Mariacongregatie voor meisjes drie secties, een Eucharistische, een Gebedssectie en een Mariasectie. Een eigenaardig onderdeel van de ‘Wet’ dezer sectie werd gevormd door
7. Wij beloven geen verkeering te beginnen vóór ons 20ste jaar.
Dux, januari 1934
| |
| |
K.J.V. Lied
P. van Gestel S.J.
J.A. Maassen
Wij meisjes van de Ka-Je-Ve,
Wij willen dat in dorp en stee
De Kruisvlag uit zal waaien
Voor Roomsche zeden, voor Rooms recht,
De Ka-Je-Ve, het meisje vecht;
Laat hoog de strijdlust laaien (bis).
Ja, reinheid, eer en daad en deugd
En zoo de echte zielevreugd
Dat is ons jeugdig ideaal,
Dat is ons blijde zegepraal,
Dat is ons volle streven (bis).
In hart en huis en maatschappij
Dat Christus onze Koning zij,
En niets kan ons nog deren;
Wij, meisjes van de Ka-Je-Ve,
Ons is de toekomst! Wie doet mee?
Ja, Christus moet regeeren! (bis)
In het Patronaat werden overigens soms merkwaardige spelen gespeeld, zoals uit de tips voor ‘Spelleiding’ kan blijken.
22. De open-schaal-collecte.
De spelers zitten met hun rug gekeerd naar den spelleider.
Deze heeft voor zich een schaal, asbakje, e.d., en laat hier achtereenvolgens van 3 d.m. hoogte een geldstuk invallen. De spelers moeten nu opschrijven de volgorde van de geldstukken. Het verdient aanbeveling van tevoren de spelers de verschillende geluiden te laten hooren met opsomming van den naam. Hierna kan men het ook op hout doen, en knoopen etc. tusschenvoegen.
7. Nachtspel
Twee partijen (toeschouwers bij dit spel goed mogelijk).
Beide zijn geblinddoekt en nemen tegenover elkaar plaats tegen de wand van de zaal.
Op ‘af’ van den leider moeten beide partijen de tegenovergestelde wand probeeren te raken, zonder door iemand anders getikt te
__________________________
De koster van de Parochie van den H.... te Rotterdam wenscht al zijn parochianen een zalig nieuwjaar.
__________________________
De Maasbode, 9 jan. 1927
| |
| |
zijn. Zelf mogen ze tikken. Wie het eerst tikt maakt de andere ‘dood’. Wanneer twijfelgevallen, beslist de spelleider of zijn beide levend.
De partij, die na zekeren tijd de meeste aan de tegenovergestelde wand heeft wint.
Om wat kleur aan het verhaal te geven kan het spel ‘de muur van Jerusalem’ heeten, en het de pas opnieuw ontbrandde strijd tusschen Turken en Joden noemen.
Het Patronaat: maandblad voor Leiders van R.K. Jongenspatronaten en Jongelingsvereenigingen in Nederland, 25e jrg. 1929
Hier en daar heerste nog een vreemde opvatting van ontspanning. Het in 1933 verschenen officieel handboek van het Legioen van Maria, ‘Legio Mariae’, geeft de volgende richtlijnen voor het verloop van een feestavond van het Legioen.
Ieder Praesidium houdt omstreeks 't Feest van O.L. Vrouw Geboorte een gezelligen avond. In centra waar veel Praesidia gevestigd zijn, kunnen er zich verscheiden, als ze 't wenschen, bij elkaar voegen tot 't houden van den feestavond.
Geschikte personen die geen Legionairen zijn kan men er op uitnoodigen met de bedoeling ze tot toetreden over te halen.
We bevelen aan, de Legioengebeden in hun geheel, Rozenhoedje inbegrepen, te verrichten, en wel in drie gedeelten zooals op de Praesidium-vergadering. De tijd dien gij aldus aan 't vermakelijke gedeelte van den gezelligen avond onttrekt, bedraagt geen menige minuut; toch zal een verhoogd succes van den avond deze hulde aan O.L. Vrouw ruimschoots vergoeden. De Koningin van 't Legioen is ‘Oorzaak van onze blijdschap’ en zij zal antwoorden met de aangelegenheid bijzonder prettig te maken. Tusschen de muzieknummers door zijn er 'n paar heel korte spreekbeurten. Allen vernemen daardoor nog iets nieuws over 't Legioen, en, ongezocht biedt 't programma meer afwisseling. Enkel vermaak wordt gauw saai.
En hier het
Bondslied der R.K. Burger-Jongelingen-Vereenigingen
Klinke 't lied der fiere zonen
van den Roomschen middenstand.
Laat het frisch en krachtig tonen,
makkers over stad en land.
Hoort, wij durven 't luid verkonden
wat ons samen heeft gebonden.
Onze stand staat hecht en sterk,
Zijn wij Roomsch door wil en werk.
| |
| |
Handen aan den ploeg geslagen,
Broeders in geloof en stand,
Laat het strijd en offers vragen,
Roomsche kerels houden stand.
Ziet, wij zijn de jonge garde
die voor 't groote doel ons harden.
Onze stand moet hecht en sterk,
Roomschen, wij door wil en werk.
Alle krachten saamgespannen,
Droomers blijven eenzaam staan.
Sa! want deze tijd eischt mannen
die vereenigd durven staan.
Luid en luider 't luid verkonden
het devies waarop wij steunen:
Onze stand staat hecht en sterk,
Zijn we Roomsch door wil en werk.
Uit Eerste Jeugdbundel met liturgische gezangen en liederen voor de R.K. jeugd, Uitg. van de Nederlandsche R.K. Volkszangvereenigingen van de Interdiocesane Jeugdcommissie, Utrecht 1931
Geen vorm van jeugdbeweging wist in deze jaren zozeer de aandacht op zich te trekken als de in het Haarlemse diocees gestichte en daar door mgr. Aengenent krachtig gesteunde Graal, - het geen zij dankte aan spectaculair optreden.
De Graal genoot b.v. groot succes met haar jaarlijkse stille omgang, met lampions, langs de straten en grachten van Amsterdam op Allerheiligen, en met demonstraties tot in het buitenland, zoals te Berlijn, begin januari 1933. (zie foto pag. 2 en 3.)
De Berlijnsche bisschop Mgr. Schreiber en de Londensche wijbisschop Mgr. Myer waren over de Graalbeweging en het Graalspel niet minder enthousiast dan Mgr. Aengenent zelf; men was verrukt over de buitengewone wijze, waarop de Graal Berlijn gesticht had: dat resolute optreden, die beslistheid, waaruit innerlijke overtuiging en geestelijke kracht sprak, maakten een diepen, overtuigenden indruk. [ ] Soms werd dat geloofskrachtig optreden der meisjes aandoenlijk: ‘ich habe geweint, als die Gralgruppe mit ihren fäbigen Kluft und mit ihrer vielen Bannern in die Arena des Sportpalastes herein marchierte’, zeide Mgr. Schreiber later tegen Mgr. Aengenent. [ ]
Te Berlijn heeft Mgr. Aengenent vele bezoeken afgelegd, allereerst bij den pauselijken Nuntius, Mgr. Orsenigo, die een heel bijzondere belangstelling voor de Graalbeweging toonde (hij vaardigde zijn secretaris naar het Graalspel af) en het vooral toejuichte, dat er een zoo innige band gelegd was tusschen de Maria-Congregaties en de Graal.
De Tijd, 11 jan. 1933
| |
| |
| |
| |
Een paar honderd lezers van De Tijd hadden de reis van de Graal naar Duitslands hoofdstad (waar Hitler enkele maanden later de macht zou grijpen) meegemaakt.
Een enthousiaste lezer schreef, ongetwijfeld namens velen:
Wie onzer heeft niet door middel der onvolprezen radio met diepe ontroering geluisterd naar deze bewonderenswaardige prestatie van jonge, meest uit nederigen stand gesproten meisjes, die met zóó daverend élan haar Aposteltaak in 't wuft Berlijn volvoerden, nog wel in een moeilijke, phonetische eischen stellende taal, die de hare niet was en welke op zoo verbluffend-zuivere wijze den aether doorjubelde en trillende blijdschap zong in de harten der luisteraars!
De Tijd, 12 jan. 1933
Een Graalleidster gaf enkele dagen later in de krant haar indrukken:
We hebben maar één gedachte gehad: We spelen voor God en 't moèt lukken ... [ ]
Juist toen we vertrekken wilden, stroomde het Sportpalast uit - de menschen drongen om de bussen heen - we koorden: ‘Wir haben zusammen nur ein Ideal: Got sei Herr der Welt, das will der Gral!’ de menschen koorden al mee.
De Tijd, 18 jan. 1933
De bladen konden overigens nog zo enthousiast het optreden van De Graal becommentariëren, altijd kwam er wel weer een onverwachte reactie op een detail uit zulk een commentaar, getuige:
Men schrijft ons:
In het avondblad van ‘De Tijd’ van 14 jan. schrijft Kr. een mooi artikel over ‘De Graal’, maar laat daarbij een minder gelukkig zinnetje uit de pen glippen. Dit: ‘Het groote gevaar van dezen tijd zit niet in de lage blousjes en de korte rokjes, het zit dieper, het wordt geteekend door deze vraag: durven we onze katholieke overtuiging in deze tijd en in deze maatschappij volledig aan?’ Zoo te schrijven is d.m. gevaarlijk, wijl onze vrouwen en meisjes, hoe ook ten onrechte, daarin zien een vergoeilijking van haar ergerlijke lichtzinnigheid en haar onbewuste propaganda voor de zedeloosheid. De vrouwen met lage blousjes en korte rokjes toonen ook, dat zij haar katholieke overtuiging niet volledig aandurven! Het groote gevaar zit even goed in haar als in hen, waarover Kr. spreekt, die tot ‘compromissen’ over gaan in de staatkunde, in de vrije maatschappij, tot compromissen, welke helaas, ook hun invloed doen gelden op geestelijk gebied. Aan Kr. is dit ongelukkig zinnetje ontsnapt, maar 't lijkt me
| |
| |
toch goed, het even recht te zetten, omdat er onder ons zijn, die het zoo nauw niet meer schijnen te nemen met een zinnenprikkelende mode, moe-gestreden misschien tegen der vrouwen eigenzinnige koppigheid.
P. Joachim S.S.C.C.
Naschrift. Wij moeten pater Joachim teleurstellen: het bewuste zinnetje was niet ontsnapt, doch welbewust neergeschreven.
De Tijd, 26 jan. 1933
Het grootste succes dat De Graal in haar bestaan als jeugdbeweging boekte was wel het Pinksterspel, in het Stadion te Amsterdam opgevoerd op 16 mei 1932. (foto pag. 338-339.)
Pinksterzegen
Massaal leekespel uitgevoerd door tienduizend Graalleden in het stadion te Amsterdam op den tweeden Pinksterdag 16 mei 1932 des namiddags te half drie Tekst en regie van Mia van der Kallen Muzikale illustratie van Th. van der Bijl
De tafereelen. |
|
Eerste Tafereel: |
Veni Creator! |
Tweede Tafereel: |
Vernieuwing. |
Derde Tafereel: |
Bededans. |
Vierde Tafereel: |
De zeven gaven. |
Vijfde Tafereel: |
Pinkstermorgen. |
Zesde Tafereel: |
Het Graallied. |
Zevende Tafereel: |
Ballade. |
Achtste Tafereel: |
Bekoring. |
Negende Tafereel: |
Zonder liefde geen redding! |
Tiende Tafereel: |
Pastorale. |
Elfde Tafereel: |
De blijde boodschap. |
Twaalfde Tafereel: |
Graal-offerande. |
Dertiende Tafereel: |
Hemelsche Hymne aan den Dageraad. |
Veertiende Tafereel: |
Verbond met Jezus. |
Vijftiende Tafereel: |
Te Deum Laudamus! |
|
De optredende koren. |
|
De Graalster in zeven kleuren. |
De Graalkadetten. |
De Bewaarengelen. |
De Komsomolmeisjes. |
De Seraphs en Cherubs. |
De wereld. |
De Kruiskinderen. |
Het Zuidfront. |
Petrus op de daken. |
Het Noordfront. |
De Octoberkinderen. |
Het Middenfront. |
De Helsche Machten. |
De stem van Jezus. |
| |
| |
Hier volgt een fragment dat wel als het meest programmatische der Graalbeweging mag gelden.
Tweede Tafereel.
Vernieuwing
De Bewaarengelen.
gaan vloeien de stroom van genaden;
voor de wereld gaat bloeien in daden.
aan den Bruidegom Jezus, nu mogen
zich vertoonen op straat,
in den strijd tegen zonden en logen.
Naast het mannelijk recht
vaart de liefde vaak slecht
en besluipt hoovaardij vele zielen;
krijgt het recht ook zijn zin
en zij eindigen beiden met knielen.
Zijn sprekende beeltnis geteeld heeft,
En het aardsch wee en wel
van haar beider kunne verdeeld heeft.
in den dienst der Apost'len getreden;
schoon in wereldsche dracht,
voor Christus den strijd heeft gestreden.
steeds de wereld den rug toekeeren:
als een bruid van haar God
van Maria haar dagtaak te leeren.
| |
| |
Maar Paus Pius heeft thans
de nieuwe klaroen laten schallen:
ook den wereld'lijken mensch,
treft de Godd'lijke wensch:
Christus' Rijksuitbreiding hoort allen.
Juist de vrouw wel het meest
wil in deez' nieuwen geest
tot Apostel zich op laten leiden:
in eendrachtige taak zich toewijden.
en van Galaäds reinst verlangen
een niet zoo vreemde zaak,
want eens was 't onze taak:
te verzellen juist hen op hun gangen.
door den Heiligen Geest zijn gegeven,
in de eeuw van dien Graal
de Graalridders van licht, liefde en leven.
staag naar durvende daad,
naar het offer van lijdend beminnen:
daarom straalt Uw gezicht
steeds van 't wonder Graallicht,
waarmee Gij de wereld zult winnen.
bleef sinds Davids harpzang verstomde,
vaak die kunst slechts een vreugd
en een glibberig pad naar de zonde;
hervond Godsdienst een taal,
die ontijdig verstilde tot pooze,
van de hemelsche en argelooze.
| |
| |
‘Wat de pers er van gezegd heeft’ was niet gering. Met name de niet-katholieke dagbladen toonden zich onder de indruk van het spel.
De opzet van het spel, dat ten doel had, het Pinkstermysterie aan de mystieke beteekenis van het Graaloffer te verbinden, was ditmaal nog grootscher: niet minder dan 10.000 vrouwelijke executanten deden er aan mee. Daar de bezoekers het Stadion geheel vulden mag men bovendien 30.000 toeschouwers daarbij tellen. Met recht dus een machtige demonstratie, welke ook door vele autoriteiten werd bijgewoond.
Menigmaal zeer schoon was het bonte kleurenspectrum, dat het veld met het enorme aantal deelneemsters (deels op de tribune opgesteld) bood, alsook de goed gevarieerde en geregisseerde bewegingen en dansen, die de groepen (telkens in koren van 500 of 1000 meisjes) uitvoerden.
Nieuwe Rotterdamsche Courant
De enorme groei van de meisjesorganisatie ‘De Graal’ - die binnen één jaar van ongeveer vierduizend tot boven de tienduizend leden, alleen in het Bisdom Haarlem klom - schiep de mogelijkheid om eindelijk eens een vertooning in het Stadion te geven, die ten volle kon voldoen aan den eersten eisch van een Stadionspel, aan den eisch: ‘Massa’.
Meer dan tienduizend Graal-leden namen deel aan de opvoering van ‘Pinksterzegen’. En ook aan den eisch van kleurige beweging was voldaan; het ovale grasveld leek vaak wel één enorm, veelkleurig tulpenbed en ook op de oogenblikken, dat niet het geheele vak gevuld was, domineerden toch de grootendeels voortreffelijk gekozen kleuren en hun wisselende groepeeringen.
Welk 'n heerlijkheid was het, deze actie van werkelijke massa's te aanschouwen! Welk een overweldigende aanblik bood het telkens, telkens opnieuw binnengolven van versche honderden, als reeds eerder honderden het Stadion rijkelijk schenen te vullen!
Het Volk
Deze opvoering is toch stellig, ondanks de zwakheden, een feit van beteekenis. Tienduizend jonge menschen tot een zóó eenstemmige en gave uitvoering van een uitgebeeld geloofsdenkbeeld te brengen is zeker niet mogelijk, wanneer dat centrale denkbeeld niet sterk in de harten der leidsters en leiders leeft, en alleen al daarom is een spel als dit een verrassende cultuurdaad van dezen tijd.
Het Algemeen Handelsblad
In De Tijd bood C.R. de Klerk een ‘Naklank van den Pinksterzegen’, waarin hij een interessante vraag stelde.
| |
| |
Wat een gelukkig inzicht, voor deze Roomsche schoonheid geen vreemde talenten te leenen!
Er is op dit oogenblik in Noord en Zuid geen poëet, die Mia van der Kallen's gedachte en schepping adaequaat had kunnen verwoorden in verzen; want de katholieke gemeenschapspoëzie moet nog geboren worden, maar Mia van der Kallen's werk wekt de behoefte en het verlangen er naar.
Is er één literator van de oude Roomsche garde, die niet gaarne al zijn roem gaf voor een praestatie als deze, die een nieuwe geestdrift schept onder de geloofsgenooten?
De Tijd, 18 mei 1932
In het maandblad Roeping gaf Anton van Duinkerken onder het hoofd ‘Polemische Pinksterzegen’ daarop commentaar:
De grootste aesthetische bewondering krijgt de ‘Graal’-demonstratie thans van C.R. de Klerk, den artistieken en intellectueelen leider der ‘Van Onzen Tijd’-groep. En dit alles, terwijl de ‘Graal’ een typische jeugdbeweging is. Integendeel werd de eerste scherts op het, toen nog vage ‘Graal’-initiatief gelanceerd in ‘De Gemeenschap’ en wel in het allereerste nummer van den allereersten jaargang (1925), in den vorm van parodistische ‘Concept-Statuten voor den Roomschen Edelknapenbond ter handhaving van den Zwier en de Pose’. Ik citeer daaruit Artikel 7: ‘Kleur, snit etc. van de edelknapenkleeding zal ook door officieel als vakkunstenaar erkende kunstenaars, die minstens twintig jaar in het vak zijn, worden ontworpen. Voorlopig zal de uniform bestaan uit een baret met veeren, een kleurig wambuis, korte fluweelen broek met strikken ter zijde der knieën, gekleurde zijden kousen en gesp-schoenen.’ De woorden, die ik liet cursiveeren, verraden een sindsdien bevestigd voorgevoel. [ ]
De geestdrift, die voor de breede schare der geloofsgenoten thans gloednieuw is, was de geestdrift der vooruitstrevende enkelingen van 1900. Zooals de geestdrift der katholiekendagen correspondeerde met de geestdrift van Schaepmans generatie, zoo correspondeert de geestdrift der stemmige massa-betooging met de geestdrift van De Klerks generatie.
Daarmee verwijt ik de ‘Graal’ geen ouderwetschheid, maar ik erken haar massaliteit. Het massale is nooit een beginpunt, maar altijd een resultaat. Doch daarmee lijkt mij voorlopig wel het raadsel verklaard van een ‘jeugdbeweging’, die zonder eenig contact te aanvaarden, bestaat naast een ‘beweging der jongeren.’
Roeping, juni 1932
In De Gemeenschap werd met de vertoningen van De Graal nogal de spot gedreven, getuige b.v.
| |
| |
Brief aan Mia van der Kallen van de Graal
Juffrou ik ben met me man naar het ‘Koninklijke Paaskruis' geweest, ik von 't magnificat’ nog 't mooiste, maar ik begrijp niet goed, beste Juffrou, waarom dat uwes na de vasten nog spreek van het Kruis. Ik heb van m'n leven nooit aan 't Kruis gedacht op Pasen. Nou geloof ik wel dat je daarvoor van De Graal moet zijn die ken nog wel meer an. Die heb meisjes die ‘met haar wuft gewemel winnen de wereld voor God in den Hemel’. Nou, ik heb me dochters een andere opvoeding gegeven, dat verzeker ik u, als huisvrouw zijnde. Ik vin 't heel mooi als uwes schrijft ‘wil soms de Graal ons maar wat amuseeren. Neen de Graal dient tot Gods meerdere eere’, maar dat doe je dan toch niet met wuft wemelen. Ik zeg dan maar liever, ik doe 't op de ouwerwetsche manier en zorg dat m'n dochter as ze de leeftijd daarvoor heb, 'n goeje verkeering krijg en dan maar trouwen, dan doet ze toch ook wel wat voor Gods meerdere eere. Ik heb 't mijne gezegd, juffrou, en verblijf
met de pen Uwes Vrouw Hommel
De Gemeenschap, mei-juni 1931
Onder de verschillende vormen van jeugdbeweging werd een geheel eigen plaats ingenomen door de jonge leden van de Derde Orde van Franciscus, die afzonderlijke afdelingen in de Derde Orde vormden.
Een aparte sectie onder de Tertiarissen droeg de naam ‘De Tochtgenooten van Sint Frans’, die zoveel mogelijk op pelgrimstocht gingen; de ‘jeugdtertiarissen op stap’ heetten de ‘Jonge Adelaars’.
Beide groeperingen hadden zeer sympathieke trekken. Toch werden er wel bezwaren tegen geopperd.
Misschien merkt een of ander op: alweer een zich uitbouwende jeugdbeweging. Waar blijft de eenheid?
Die vraag is niet logisch. We moeten niet vragen: hoe krijg ik eenheid, maar hoe krijg ik zielen?
Hoe kan ik 't best Gods Rijk verbreiden?
Zouden de Haarlemsche bloemenvelden zoo beroemd zijn, als die tulpenzee enkel wit of enkel rood was? En hoe kan een Orde, 'n Congregatie zich met enthousiasme geven, als ze niet kan bouwen heelemaal in eigen stijl? Begrijpt men niet, dat juist de Kerk Gods gaat bloeien, als iedere Orde of Congregatie haar eigen geest - toch altijd 'n facet van de Evangelieparel - zoo zuiver mogelijk laat lichten. We vullen elkaar aan.
P.fr. Perpetuus Palant O.F.M. in: Dux, aug.-sept. 1932
| |
| |
‘De Jonge Werkman’. de eigen standsorganisatie der katholieke arbeidersjeugd, dateerde reeds van 1912; dr. Poels legde er, in het Limburgse, de grondslag voor in een op de veertiende Diocesane Katholieken-Dag te Weert gehouden rede, waar hij stellingen verkondigde die hij, uitgewerkt en verduidelijkt, herhaalde in een artikel in de Nieuwe Kerkraadsche Courant (8 juni 1912). Ook ‘De Jonge Werkman’ maakte graag gebruik van de in deze jaren zo geliefde spreekkoren, als propaganda-middel; het meest bediende men zich van
Wij!
Spreekkoor voor den Jongen Werkman
van de Vlaamse Kajotters-aalmoezenier pater J. Bogaerts S.J.
Op fietstocht maakt men halt in een stad of dorp, om die te bewerken, en spreekt met 50 of meer man dit koor uit, dat moet aantoonen, dat de Kajotters zijn: arbeiders, jong - christelijk.
Hier een fragment:
(Tot het volk) U groet de kristen werkersjeugd!
Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
een-ieder aan den arbeid staat
Half koor (hooge stemmen):
Half koor (lage stemmen):
en doen onze taak op het zwijgend bureel.
in 't ronkende leven heeft ieder zijn deel.
Dux, okt. 1932
| |
| |
Menig patronaat nam voor demonstratieve uitvoeringen zijn toevlucht tot een spreekkoor. Deze massale getuigenissen bezaten een grote populariteit. Veruit de meeste stelden twee groepen tegenover elkaar: de idealistische leden van het patronaat of de jeugdvereniging in kwestie, en de vertegenwoordigers van ‘de wereld’. Een goed voorbeeld van een dergelijk spreekkoor biedt dat van de Weertse kapelaan Josef Poels.
Op het tooneel (in verhoogingen opgesteld) staan de z.g. Degelijken; tegen het achterdoek (of den achterwand) een groot kruisbeeld, waarvoor een mandje met witte bloemen.
Schuin tegen het tooneel aan (maar lager opgesteld) de z.g. Slampampers - allen, ook de Degelijken, in hun gewone Zondagsche kleeren, al zal voor deze laatsten het Patronaatscostuum, waar dit reeds is ingevoerd, ook voor dien leeftijd, natuurlijk beter voldoen.
Wanneer het doek opengaat is de tooneelruimte donker; plotseling gaat boven de plaats, waar de Slampampers staan, een rood licht aan. De Slampampers komen slenterend van achter de coulissen met groepjes en posteeren zich op hun tribune. Dan klinkt van achter uit de zaal [nog beter: vanaf de speelplaats naast het gebouw, zoo dit doenlijk is] het klaroengeluid der Degelijken-groep. De piano bij het tooneel speelt de melodie van het Patronaatslied voor: de degelijken zingen één vers, waarna de trom roffelt en de groep der degelijken, met wapperende vlag, door de volle zaal heen, in marschtempo, drie aan drie, naar het tooneel trekt, waar inmiddels de schijnwerper het kruisbeeld in het volle licht zet: ‘Ik zal alles tot Mij trekken’. Op het tooneel aangekomen, wordt dit in eens ten volle verlicht.
Voor Christus onzen Koning.
Welkom, gij allen, die naar ons luisteren gaat
ons gebaar, ons woord vol diepen zin.
Wij willen u spreken van ons streven,
Van ons werken, van ons leven,
Van het doel onzer Vereeniging.
Een nieuw geluid breekt zich baan;
de nieuwe geest moet ook gaan
door ons hoofd, door ons hart, door onzen wil.
We hebben een hoofd, we willen, dat het klaar is.
| |
| |
We hebben een hart, we willen, dat het waar is.
We hebben een wil, we willen, dat het staal is.
Maar vrijheid is: orde; vrijheid eist tucht.
Jonge boomen staan vastgebonden om recht te groeien,
De tuinman komt ze snoeien
Om taaie takken op te kweeken,
die zware, volle, rijpe vruchten dragen zullen.
Wij zijn die jonge boomen.
Rechtop van lijf, rechtop van ziel.
Wij groeien zooals wij willen.
Onze wil groeit naar het pleizier.
Onze beenen naar het sport en dans vertier.
Onze oogen naar den flikkerschijn der bioscoop.
Ons hart naar het lonkend meisjesoog.
We slenteren langs de straat,
de sigaret in den mond, het geld uit de beurs,
(Bij deze twee laatste zinnen heeft de piano reeds zachtjes de muziek ingezet van ‘En overal, overal’, wat de Slampampers na het tweede: ‘Komt met ons mee!’ beginnen te zingen: ‘En overal, en overal, waar die meisjes zijn, waar die meisjes zijn, en overal’ - waarop dan plotseling met resoluut-afwijzend gebaar en met forsch geluid de Degelijken roepen:
Ah! zijn jullie de grooten, de fijnen?
Wij natuurlijk maar de kleinen!
Wij kennen onze gebreken, onze zwakheden,
wie het gevaar bemint, vergaat erin.
Leiding; zelftucht; oefening,
dàt alleen brengt levenskunst.
Er zijn menschen, die zeggen ...
| |
| |
Wat deert het ons, wat de menschen zeggen.
Wij zullen onze eigen wegen leggen.
Rechtuit en eerlijk van gemoed
Houdt frisch het jongensbloed.
Wij zetten onze zielen open voor goeden raad,
Voor wijzen praat; voor Gods gena vooral.
Vooral Hij doet het werk,
Aan Moeder's hand steeds hooger.
De Katholieke Jeugdleider, 29e jrg. 1933
Enzovoorts.
Mede door toedoen van jongeren als Jop Pollmann, Wim Snitker, Jan Beerends, Anton Sweers en anderen, en het maandblad Bouwen kreeg het culturele element in de jeugdbeweging rond 1933 een meer verantwoorde plaats, zoals later met name zou blijken uit ten behoeve van de Kruisvaart en Jonge Wacht samengestelde ontwikkelingsprogramma's, spelen en declamatoria.
Maar nog in september 1934 leidden ouderwetse opvattingen een hardnekkig leven.
In een bijeenkomst voor de pers heeft Anton Sweers een korte uiteenzetting gegeven van het door hem ontworpen Kruisvaartspel, dat op den Leidersdag van de K.J.C. in het Bisdom Haarlem (Afdeeling Juvenaat) door 500 jongens zal worden gespeeld. Het spel bedoelt een demonstratie te zijn van hetgeen de jongens beleven in de jeugdbeweging, die er in de K.J.C. eene is van vormende aard. Uit hoofde van hun leeftijd (12-17 jaar) is er in het spel veel actie noodig, waarnaast men evenwel het cultureele element, de vorming van geest en karakter niet verwaarloosde. Het eerste gedeelte van het spel behelst den algemeenen oproep ter kruisvaart tot de jeugd. Deze idee der kruisvaarttoepassing in het moderne jeugdwerk is gebaseerd op de ridderlijkheidsromantiek, die het willen dienen van God en de bescherming der Kerk en der zwakken in zich besluit.
De oproep der jonge kruisvaarders tot de jeugd rondom hen, vond vorm in goede, bestaande teksten, die gezongen en gezegd zullen worden. [ ]
Vervolgens treden de Kruisvaarders in hun uniform, met vlaggen en banieren naar voren en vertellen in koor hun doel aan de toegeloopen menigte kinderen, tot welke zij hun roep richtten. Op halverhoogte van den circusoptrek is een burcht gebouwd, waarheen nu de luisterende kinderen geleid worden. Zij ontvangen daar onderricht en vorming in de kruisvaartgedachte.
| |
| |
De wanhoop van de jeugd, uit het Kruisvaartspel.
Dat deze burcht inderdaad een menigte kan bevatten, moge afgeleid worden uit de maten van breedte en hoogte, die resp. 16 en 13 M. bedragen.
Het tweede gedeelte van het spel vangt aan met de verschijning van den Baljuw (hoofdleider der kruisvaarders) die te paard de arena binnenrijdt. De kruisvaarders komen dan met de kinderen, nu allen in uniform, naar hem toe en zeggen de wet op. Daarna wordt het kruis, symbool der verzamelden, in de arena geplant, en begroet met de woorden: ‘Voor Christus, onzen Koning! God wil het, Amen!’ Dan volgen enkele gedichten in massazegging, gekozen uit het werk van Vondel en Gezelle, ter verklaring van het ideeële streven der kruisvaarders. [ ]
Een gestyleerde imitatie wordt gegeven van een krijgsdans der Turken, die later verslagen worden door de naderende kruisvaarders, waarin de laatsten door fierheid en nobelheid van beweging de frivole dans-expressie der Turksche horden overwogen. In deze episode van strijd wordt ook een Bruggenbouwdemonstratie gegeven, waarna een E.H.B.O.-oefening met sein-demonstratie volgt en dit gedeelte kranig besloten wordt met spannende wagenrennen.
De Tijd, 14 sept. 1934
| |
| |
De successen die de demonstratieve spelen van de Graal oogstten brachten menige leider in andere jeugdorganisaties tot visioenen van soortgelijke massa-spelen. Weinig auteurs echter wisten de toon van Mia van der Kallen te vatten. Bijzonder ijverig, zij het met weinig succes, weerde zich de priester die zich achter de schuilnaam A. Suidgeest verborg. Hier een fragment uit ‘Naar 't Zonneland’ voor katholiek Leekentoneel, - de ‘vierde act’.
Een nieuwe jeugd en een nieuw jeugdbeweeg
naar God. De blije biëncorf vliegt leeg
en gaat het neusje steken in witgele
en roode rozen. Biën honig stelen
waar animose spin zuigt haar venijn.
Door eedgebondene witblauwen zijn
de eerstgeroepenen. Langs de stadskade
gaan de cadetten, brengen een aubade
De biëncorf kreeg krak op krak
toen gulzig bietje 't wippend neusje stak
in de witgele en de roode rozen.
Het bietje puurt het zoet; de animose
spin puurt het bitter. Uit hetzelfde rood
wat een is gif, is ander biënbrood.
van stoffig stuifmeel wit
Het stuifmeel kan het kleed bestoffen.
Het bietje heeft het hart getroffen.
Ga, bietje, als de dag in glazen schrijn
gesloten is: je vindt er ambrozijn
van roode en van ambergele bloemen
om in te puren. Avondbietjes zoemen.
Het avondrood uit zon en zucht van zee
gewonnen kleurt er mee om wat je dee.
De bietjes van de drie beloften
zijn wel de allermeest bestoften.
| |
| |
Steek jij me, bietje, omdat jij bent bang
dat ik je in mijn biëncorve vang?
Traag en onachtzaam om je handen kerker
te breken is wel dood. Liefde is sterker.
En bietje liet zich vangen en verworf
toen groote rustigheid in biëncorf.
wit biënbrood, waarmee de biën
den wintertijd eucharistiën.
‘Naar 't Zonneland’, voor Katholiek Leekentoneel, 1932
En dit is het vijfde bedrijf van A. Suidgeests spel voor katholiek lekentoneel (muziek van Jacques Coffeng): Het Heilig Jaar, dat in 1933 verscheen.
Het Heilig Jaar
Ik heb mijn eigen moeder nooit gekend.
Mijn werkelooze keel is afgewend
‘moeder’ te roepen. Jonge krachten vlieten
in eindeloozen dood. Meisjesbandieten
voeren de legers van de Rooden aan
en sterven dan. Van Wolga, Maggellaan
zakken zij af. Ik heb alvast gedolven
voor wie haar welpen schaadt is de wolvin.
Vóór ik den baardgroei strem onder mijn kin -
ha, Moskou fusilleert - de Rooden komen. (Af.)
| |
| |
Gevallen is de stad der hoer?
God hield er veiling. Doctor deed een bod.
Hoeveel gelukkiger zijn kleinste dorpen,
die minder aan den storm zijn onderworpen
dan Rome, dat boven 't gebergte steekt.
De bergen zijn gevallen. Je God wreekt
zich in zijn toorn. De paus is uitgebannen.
De Satan heeft begeerd Simon te wannen
als koren in de wan en kreeg het klaar.
Hij heeft beloofd: ik heb voor u gebeden -
Heeft Pausenleger tot het end gestreden?
Geen tegenworstelen is meer gebaat,
daar God zijn eigen kerk, zijn paus verlaat.
Wij hielden vast, dat Simon niet bezwijke.
Geen wee heeft haars gelijke
in rep en roer. De heele stad in brand.
't Is wonder, dat God zwijgt. De Schriften
spreken van wederopstaan.
Spreekkoor van christenen:
(op, van links naar rechts)
(op, van rechts naar links)
Komt in, gezegenden; vervloekten, gaat.
Einde van het vijfde en laatste bedrijf.
Het Heilig Jaar, voor Katholiek leekentoneel, 1933
| |
| |
Op zondag 1 september 1929 werd in de vijf bisdommen een grote demonstratie gegeven van
De georganiseerde katholieke jongelingschap. [Deze zal] demonstratief naar buiten doen zien de macht van haar getal.
Overal zal de inzet van de demonstratie zijn: Huldiging van en toewijding aan Christus, Koning der jongelingschap.
Nevendoel zal zijn: de propaganda van het jeugdwerk op den grondslag van Christus' Koningschap over de jongelingschap.
Het plan van de dagindeeling is ongeveer overal hetzelfde, n.l.:
a. een H. Mis in de open lucht;
b. optocht en defilé voor kerkelijke en burgerlijke autoriteiten;
c. slotplechtigheid in een kerk, lof en toespraak. [ ]
Wie zullen opgeroepen worden, aan deze demonstratie van katholiek jong Nederland deel te nemen?
Vooreerst de patronaten, vervolgens andere katholieke jeugdvereenigingen als: Jonge Werkman, Burgerjongelingenvereeniging, de jeugdvereenigingen van de katholieke drankbestrijding, zuiver godsdienstige vereenigingen voor de katholieke jongelingschap en tenslotte de gymnastiek- en sportvereenigingen. [ ]
Hier wordt onze vereenigingen de gelegenheid gegeven, nu eens naar buiten te treden en geestelijken en wereldlijken autoriteiten ons aantal te toonen.
Hier kunnen wij eens publiek demonstreeren, dat wij ook in de ontspanning ons op katholieken grondslag organiseeren en ook daarbij Christus als onze Koning eeren.
De Sportillustratie, 30 april 1929
Waar gaat het om? Om de huldiging en toewijding der georganiseerde jeugd aan Christus, den Koning der jongelingschap. Op 1 Sept. zal kath. Jong Nederland inzetten den strijd ter veredeling en bescherming van de koninklijke rechten van den Christus over het menschdom. De innerlijke strijd zal medebrengen een verdieping van het persoonlijke godsdienstige leven. De uiterlijke strijd zal geven een machtige troepenrevue in verschillende groote steden van ons dierbaar vaderland.
Innerlijk zal katholiek Jong Nederland zich opvoeren tot een beter, een degelijker, een dieper godsdienstig leven, uiterlijk zal de katholieke jongelingschap getuigenis afleggen van het heerlijke katholiek geloof in den Christus om dan in onderdanigheid en gehoorzaamheid den knie te buigen voor Hem, die is onze Heer en Koning.
Zal deze heerlijke opzet slagen? Wij twijfelen er niet aan. Maar dan dienen twee voorwaarden vervuld te worden. Ten eerste het getal deelnemers moet overweldigend zijn en ten tweede de deelname moet zoo keurig mogelijk geschieden. Daarom moet er gespaard, gemarcheerd en gezongen worden.
| |
| |
Sparen, want een uitgaansdag brengt onkosten met zich mede. Marcheeren, want o er loopen nog zoovele zoutzakken rond. Zingen, want het straatlied fascineert zoovelen onzer jongens.
Kap. H.J.J.M. van Straelen in De Sportillustratie, 11 juni 1929
De 1e september bracht precies wat men er zich van had voorgesteld. In de vijf diocesen demonstreerden alle katholieke jeugdorganisaties voor hun bisschoppen, na indrukwekkende optochten door verschillende grote steden. De jeugd van het Haarlemse diocees trok in Den Haag naar Houtrust: 12.000 deelnemers in totaal.
Houtrust zag nimmer nog zulk een massale uiting van roomsch vereenigingsleven.
Pater Borromaeus de Greeve O.F.M. hield de predikatie.
Met trots aanschouwt spreker hier de rijkste schatten der Heilige Kerk, de toekomstige priesters, missionarissen en gezinshoofden, het aanstaande kader en de toekomstige troepen van het katholieke leger. O, als wij dit zien, beseffen wij, dat het katholieke volk nog niet is uitgestorven. Onze beteekenis is toegenomen door onze groeiende organisatiemachten. Er is niet tevergeefs gewerkt door de leiders, die ondanks velerlei moeilijkheden doorgewerkt hebben. Thans zien wij tot welk een macht wij zijn geklommen.
De Sportillustratie, 3 sept. 1929
Er moest een reactie komen op al deze demonstraties en het vertoon van macht. Zij brak eerst goed los in de jaren 1933 en 1934, die een kentering inluidden, welke nochtans pas door de tweede Wereldoorlog definitief genoemd kon worden.
Helaas ongenuanceerd, maar in zijn hartstochtelijkheid nu nog vaak overtuigend klinkend, was de aanval die Ernest Michel o.m. in zijn ‘Europeesche Jeugd’ (1933) deed op de vertegenwoordigers der officiële jeugdbeweging.
In deze jeugdvereenigingen van beate zelfgenoegzaamheid met trommels, vlaggen, ‘roomsche blijdschap’ en infantiele stadionspelen sterft de middenstandsjeugd wat luidruchtiger en meer buitenshuis dan anders in eigen familiekring, waar, dank zij de kruideniersmentaliteit van heel ons geestelijk leven en heel onze Katholieke ‘cultuur’, door tallooze priesters bewezen en verdedigd als letterlijk naar het Evangelie, precies dezelfde leeghartige bravourstemming heerscht. Daarom zijn en komen er in deze jeugdvereenigingen zoo weinig levenden, zoo weinig bewusten, zoveel dooden en bedriegbaren. [ ]
| |
| |
De Graal brengt de oud-Romeinse groet (zoals deze toen heette) voor mgr. Aengenent.
Limburgse jeugd groet de kerkelijke overheid.
| |
| |
Noch van eenige wezenlijke zelfverloochening, nòch van den minsten geest van armoede valt iets, ook maar het minimum te bespeuren bij onze katholieke jeugdorganisaties, waarin het enkel wat paradeeren is met mooie pakjes, met getrommel, gevlag en gezing, waarmee zij hun eigen ‘deugdzaamheid’ op de straat uitbazuinen als een leger van volmaakte pharizeeërs.
Uitg. De Christophore, Malden 1933
Nauw met deze opvatting verwant was het kritische geluid dat Henri Bruning ongeveer tezelfdertijd liet horen, in een artikel getiteld ‘Massa-actie en kernvorming’, in Aristo:
Onze zelfmisleiding is: dat wij ons met dat mobiliseeren onzer reserves suggereeren iets wonderbaarlijks gepresteerd te hebben. Maar de fundamenteele vergissing - alweer - is: dat wij geen oogenblik beseffen niet te moeten kunnen, wat ook de anderen kunnen, maar dat wat de anderen níet kunnen: dat wij niets van de socialisten en communisten te leeren hebben, maar zij eigenlijk alles van ons; dat wij de wijze, waarop wij de wereld moeten veroveren, niet van de heidenen moeten ‘afkijken’ maar van onze groote veroveraars: de eerste Christenen, de groote apostolische figuren uit het verleden, de heiligen in deze, onze tijd.
Aristo, okt. 1932
Het maandblad Dux onderzocht de kritiek op de jeugdbeweging grondig. Zo schreef een Vlaamse priester:
In gegeven omstandigheden kan een massademonstratie niet alleen gewenscht, maar zelfs geboden zijn. Bedenkliker wordt het als alle levenskracht en energie op de manifestatie, herhaalde manifestaties, wordt gericht, zoodat het manifesteeren op zichzelf een soort ‘sport’ (weinig sportief, echter) dreigt te worden. Op het einde van den zomer 1932, d.i. September, bekende een priesterjeugdleider me dat hij, met zijn groep, gedurende het seizoen zes-en-twintig Zondagen aan optochten had moeten offeren. Hij was het doodbeu (en of?). In zoo'n geval moet men zich gaan afvragen of er nog tijd kan overblijven voor eigenlik innerlike werking.
Dux, juli 1933
__________________________
Heer, wdr. zoekt voor zijn huish. best. uit 3 schoolg. kinderen, een beslist beschaafde eenvoudige
DAME-HUISHOUDSTER
leeft. 30-40 j., in staat en bereid om met liefde haar taak op te nemen en de kinderen een degel. opvoeding te geven. Geen Graalleidster.
Br. letter S. aan Boekhandel H. Coebergh, Haarlem.
__________________________
De Maasbode, 12 mei 1933
| |
| |
Maar vooral bij monde van de jezuïet J. Creyghton, in hetzelfde blad, werd onder het hoofd ‘Het gevaar der uiterlijke organisatie’ een goede samenvatting gegeven der opgekomen kritische vragen, zulks ten dienste van de praktische jeugdorganisatie zelf.
Men is geneigd de voortreffelijkheid der Katholieke organisatie af te meten naar het aantal nieuwe leden, die werden aangenomen, naar het aantal bijeenkomsten, die werden gehouden, naar het aantal brochures die werden verspreid, naar het aantal cursussen die werden gegeven, naar het aantal leerlingen, die er aan deelnamen, naar het aantal diploma's, die werden uitgereikt, of naar het aantal guldens, die contributies of giften in de bondskas brachten. Vanzelfsprekend is dit een eenzijdige beoordeling, die tot vergissingen aanleiding geeft. De suggestie van het getal is groot, en als elke suggestie vol gevaarlijk bedrog.
Een tweede gevaar is het vertoon. [ ] Het is menschelijk door ontroering te worden aangegrepen als men een kolonne van honderden jongens op den slag van een tromquintet ziet voortstappen, als een aantal pijpers bij den klank van een marsch paradeert, als de luidklinkende toonen van een gemeenschappelijk lied het snorren der auto's een wijle onderbreekt, als volle autobussen juichende kindertroepen aanbrengen, en als het oog rust op een zaal vol frissche en levenslustige jongelui. Het spreekt vanzelf, dat een geestdrift of emotie, door dit uiterlijk getamboer opgewekt niet gelden kan als maatstaf voor het goede, dat door zulk een vertoon wordt beteekend of gedemonstreerd. [ ]
Ondanks die schoone en verheffende indrukken, kunnen getal, vertoon en wat dies meer zij een dekmantel zijn voor Farizeïsme, ook bij de jeugd, voor huichelarij en opgeblazenheid, voor ergerlijke veruiterlijking en verwaarloozing van het inwendig leven, dat altijd op de eerste plaats moet komen.
Dux, april 1933
Ook in Eucharistische Kruistocht, het ‘ascetisch eucharistisch mariaal tijdschrift voor volwassenen’ werd een hartig woordje gezegd:
Wanneer de Katholieke Aktie niet tot een innerlijke vernieuwing kan worden, dan zal zij niets anders blijven dan een parademarsch. En parademarschen worden gauw eentonig en gaan vervelen. Men kijkt er niet meer naar om. Mocht het niet gelukken de honderden, de duizenden, de millioenen tot in hun innerlijk wezen wakker te schudden, dan zal alles, wat tegenwoordig Katholieke Actie heet, door een lateren tijd worden aangezien als een uitgebreide, maar vergeefsche poging, om ter elfder ure het rijk Gods voor katastrophen te bewaren.
Uitg. Brakkenstein-Nijmegen. aug. 1933. |
|