Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Beata inmaculata.
| |
[pagina 200]
| |
Een kribbe, Soo dun van ribbe;
Een Stal seer hol van dack,
Wat stroyken, Voor bed', en hoyken,
Sijn vreught, is en gemack
Sijn 's moeders borst Verstaet sijn dorst.
Dit 's al den Schat van 's Hemels Vorst.Sijn
Laet ghy hem, Ondanckbaer Bethlem
Soo liggen naeckt en bloot?
Die wesen, Noch sal, nae desen,
U hulp' uyt alle noodt.
Och! 't is ons quaedt, En sonden-daedt;
Dat hy soo arm is, en versmaedt.Och
Och! heeft u mijn sond', o Jesu!
Gebrocht in dees' ellend?
Fy sonden, Uyt 's Herten gronden,
Die Godts eer hebt geschendt!
Vergeeft 't my, Heer, Noch dese keer:
'k En sondige voort-aen niet weer.Ver-
|
|