Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Ave lignum sanctae Crucis. O Mensch van Godt geschapen: met een spronckje. Siet 't muzijck 25. martii.
KOmt hier heen van alle oorden,
Oost, en West, Zuydt en Noorden:
Jonck, Oudt, Arm, Rijck, Siet den Mensch:
Siet den Herder voor sijn Schaepen:
Siet den Meester voor sijn Knaepen
Lijden met soo grooten wensch.
Siet
Siet hoveerdigh Mensch, uw' Heere:
Wat al laster, schimp, oneere
Hy om uwent wille lijdt.
Siet hem, gierigh Mensche, geven
Bloedt, en lichaem, ziel, en leven;
Om dat ghy soo vreckigh zijt.
Siet
| |
[pagina 276]
| |
Nijdigh Hert, siet hem verdragen
Veel tormenten, en veel slagen;
Nochtans nergens af en klaeght.
Grammen-Mensch, hy neemt geen wrake,
Oock in ongelijcke sake;
Maer verduldigh al verdraeght.
Gram-
Siet den Mensch, ghy Bacchus-slaeven,
Hoe sy hem met galle laeven.
Siet, onkuysschen Mensch, hem aen
Roodt van schaemte tot den bloede.
En ghy, Traegaert, siet hem spoeden,
Als een Reus, door 's Kruycen-baen.
Roodt
Siet den Mensch dan al te saemen:
En wilt u van sonden schaemen:
Valt hem minnelijck te voet.
Bidt, dat ghy u moogt bekeeren,
En wat lijden t' sijnder eeren,
Om te winnen 't eeuwigh Goedt.
Bidt
|
|