Het princelyke Oranje hof, cierlyk beplant met Oranje gezangen
(1748)–F. Pitton– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Stem: Sa trompe en trompette.Wat hoort men langs de straaten,
gestadig nieuwe vreugdt,
Men is als uytgelaten,
een yder is verheugt,
om dat de Prins faljant
hier heeft de Mey geplant
dryft men, vreugde, met geneugd',
aan alle kant.
2.
De Kroonen ziet men zwiere,
Ter eere van de Prins,
Meen stookt de vreugde vieren,
En siet ook alle sints:
Op wimpels en op Vaan,
t'Oranje Wapen staan,
| |
[pagina 8]
| |
't Geen ons oogen, thans nog mogen
Schouwen aan.
3.
Nu d'Eendragt is gereesen
Zoo werd de magt vergroot,
Oranje Vorst gespreesen,
Komt helpt ons uyt de noot,
Behertigt met verstant,
Het welzyn van het Land;
Met de Heeren, die Regeeren,
Triomphant.
4.
Komt Prins vol deugt en zeeden,
Gy zyt hier lang verwagt,
En wilt de Plaats bekleeden,
Uws' Loffelycks geslagt,
Gaat ons in Godvrugt voor
En volgt het Deugde spoor,
Vrome helden, hoord men melden,
d'Werelt door.
5.
Dien Vorst is Edelmoedig,
En van een goeden aard,
Den Hemel heeft hem goedig
Voor Nederland bewaard;
Of schoon de bitze neyt,
Hier over zit en kreyt,
We zyn heden, wel te vreden,
En verbleyd.
6.
Sy moeten 't zien en hooren,
Dat Friso Casimier,
Is tot een Hoofd verkooren,
Al is 't haar geen plaisier:
| |
[pagina 9]
| |
De stricken en kokardt,
Die dragen zy met smart
En gaan veinsen, in gepeynsen
Heel verward.
7.
De faam die zal 't ook melde,
Den Zeeuwen tot een eer,
Dat zy als vroome Helden,
Aan Nassauw geven weer,
Zyn regte erf goet,
Zo als het wezen moet,
'k Wens uw Zegen, aller weegen,
Voor 't geen gy doet.
8.
My dunkt ik zie de stroomen,
Zig schikken op een Ry,
Dat hy by uw zal komen,
Ik hoop hem God geley,
Te Water en te Lant,
En dat hy den Vyant;
Die uw Plagen, zal verjaagen,
Tot haar schand.
9.
Zoo moet Oranje leven,
Gelyck het eertyds dee,
God wil ons alle geven,
Dat wy in rust en vree;
Lang leven in voorspoet
Als onderdaanen goed,
Wy begeere, dat vermeere,
t'Oranje bloed.
M.H. |
|