Het princelyke Oranje hof, cierlyk beplant met Oranje gezangen
(1748)–F. Pitton– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Stem: Hoe schoon licht ons de Morgenster.Doorlugtig Hooggeboren Vorst,
waarna Holland steeds heeft gedorst,
ik kom u nu begroeten,
Met diepe eerbied en ontzag,
op deesen Vreugden ryken dag,
| |
[pagina 4]
| |
om u met sang t'ontmoeten:
Mijn stem,
sing hem:
eeren Psalmen,
vreugde galmen,
laat ik horen:
dat het dreunt in Leydens Chooren.
2.
God die van 's Hemels hoogsten Throon
Neerziet als in den Raad de goôn
Elkaars gedagten uyten:
Hy die steets zorgt voor zyn geslacht
Heeft aan Prins Willem ook gedacht
In Neerlandts Raads besluiten
En 't Lot,
Van Godt,
Lang te voren,
Hem beschoren,
Nu gegeeven,
Tot Stadhouder Hem verheven.
3.
Ô Vreugden Zon, ô Heilryk Licht,
Laat dit gering en kort gedicht
U Goetheit doch behagen:
Sla Uw goedgunstig' oogen neer,
En vergunt my voor deeze keer
Het aan U op te dragen
| |
[pagina 5]
| |
Karel,
Parel,
Van gantsch Hollandt,
Vrieslandt, Zeelandt,
Admirale
Kapitein en Generale.
4.
Stadhouder van 't vereenigt Landt
Dat Zeven Pylen voert, in d'handt
Des Leeuws die onbesweeken
Zal stryden onder Uw bestier
Vorst Hendrik, met swaart en Rapier,
Om 's Vyandts magt te breeken.
ô Heer,
Ziet neer,
Laat Uw Goedheit,
Vol van zoetheit,
Op Hem dalen,
Uit Uw' Zegenryke Zaalen.
5.
Gantsch Neerland als op nieuw herleeft,
Nu Friso 's Roer in handen heeft,
Om 's Landts Schip te regeeren:
Heer ondersteunt zyn wys belydt
Als Hy stryt voor Neerlandts Vryheidt
En wilt U tot ons keeren,
Geeft moedt,
't Grootst' goedt,
Aan zyn Knechten,
Dat zy Vechten,
Voor deez' Landen,
Door Uw swaart met hunne handen.
| |
[pagina 6]
| |
6.
Willem Karel Hendrik Friso,
De Heer die is het A. en O.
't Begin en 't eind', zyn zegen
Daal op U en Uw Egtgenoot
Een jonge Spruit uyt 's Hemels Schoot
Als een Vruchtbare regen.
Tot Hy,
U bly,
Voor zyn Throone,
Met een Kroone
Zal onthalen,
Om aldaar te Zegenpraalen.
| |
Slot-ZangÔ Hooggeduchte Majesteit,
Wiens macht is vol oneindigheit,
Vergunt my deeze beede:
Dat deeze Vorst verkrijgt een Zoon
Van U, ô Godt van alle Goôn
Tot Eendragt, Heil en Vreede,
ô Heer,
Uw Eer
Zal dan wezen,
Hooggeprezen,
Hier op Aarde
En uw Naam zo groot van waarde,
J.F. Foortmeyer. |
|