Mijn liefste lief
(1989)–Jean-Louis Pisuisse– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen
[pagina 258]
| |
Najaar 1922-Januari 1927
| |
Najaar 1923.Wanneer Fie Carelsen logeert bij haar vriend Don José de S. Santos Bandeira stuurt zij haar vroegere hulp in de huishouding, Marie Sattelmeyer een prentbriefkaart.
Dag lieve Marieke! Vanuit Lissabon in Portugal zend ik je tòch nog een paar lieve groeten. Ik heb een prachtreis gemaakt - en woon hier als een prinses- Ik geniet echt. Dat hadden we óók niet gedacht in de Vondelstraat wat? Groetjes voor je Moeder, je manGa naar eind1 en je dochter en jij speciaal van je
Mevr. Pisuisse. | |
[pagina 259]
| |
In het seizoen 1925/1926 speelt Fie bij het Odeon Gezelschap van het Odeon Theater in Den Haag onder leiding van Jan Fabricius, Nico de Jong, Louis Chrispijn jr. en Eduard Veterman.
Begin 1925 staat in het repertoireboek van Jean-Louis Pisuisse dat hij op 2 februari met Jenny Gilliams in Hamburg optreedt. Zij zingen onder andere samen de Zeeuwse duetten en de liedjes uit de tijd van Jan Steen. Ook de tekenaar en goochelaar Rodi Roeters verleent zijn medewerking.
Op 4 februari hebben zij een privé-soirée in het Vondelpark paviljoen te Amsterdam. Maar, zo lezen we in zijn aantekeningen: ‘Geweigerd te werken tengevolge van dronkenschap van enkele aanwezigen’.
Als we in vogelvlucht verder het werkzame leven volgen van Pisuisse, dan lezen we in zijn repertoire boek: - 24 maart 1925 (na 12 uur 's nachts) Privé partij van Mr. Joseph Duysfrom New York. - 2 april 1925 Privé bij de familie Erdbrink (huwelijk Erdbrink-Bruna) - 4 april 1925 Privé bij de familie De Vrieze en op 5 april 1925 (Fie Carelsen viert haar 35e verjaardag) een extra drukke dag met in de Grote Schouwburg van Haarlem een middagvoorstelling van ‘Doornroosje’ èn een avondvoorstelling met cabaretliedjes en voordracht.
Op 16 april geeft Pisuisse een privé-avond in Brussel bij Jhr. van Vredenburch, ter ere van Prince en Princesse Bonaparte. Fie Carelsen is in de zomer bij de paardenrennen in Auteuil (Frankrijk).
Op 26 september 1925 gaat Jean-Louis Pisuisse met Jenny Gilliams en Henk Stuurop op tournee naar Nederlandsch-Indië. Zij reizen met de ‘Jan Pieterszn. Coen’ en treden gedurende de reis op. Tijdens zijn verblijf in Indië wordt het huwelijk tussen hem en Fie Carelsen op 14 november 1925 officieel ontbonden.
Fie schrijft haar vroegere huishoudelijke hulp Marie Sattelmeyer hierover. | |
Dinsdagavond; najaar 1925Lieve Marieke!
Dank je wel voor je lieve brief, kind! Je bent nog altijd dezelfde goeie lieve meid!! Maar je moet je niet àl te bezorgd voor mij maken hoor! Ik heb inderdaad een beetje nare tijd. Maar..... ziek zal ik heusch niet worden, zooals vroeger!! Nee - we kunnen zelfs hopen, dat alles goed zal komen - al is 't dan nù ook erg naar, en héél moeilijk. Je kent me, als ik dan niet zoo echt vroolijk kan zijn dan ga ik maar liever niet uit - en daárom ging ik niet naar Mevr. Cornero - maar 't is erg lief van jou om zoo bezorgd voor me te zijn. Wat erg, dat jij zoo ziek moet liggen kind! Ik hoop van harte, dat je vlug opknapt hoor - want dàt snap ik, jij kan niet gemist worden. Vind je 't niet eenig dat Mevr. CorneroGa naar eind2 nou óók gaat trouwen? Ja, ja - gek gaat 't in 't leven, eerst was ik de eenige getrouwde - en nu zijn de anderen allemaal getrouwd en ik alleen niet!!! Enfin 't zal wel zoo hebben moeten zijn. Dag Marieke, groet je moeder van me - en je man - en vooral je lieve lekkere kleine meid en jij speciaal een lieve groet en beterschap gewensch door je
Mevrouw. | |
[pagina 260]
| |
Januari 1927.J.H. Speenhoff over Jean-Louis Pisuisse.
Lezen we in het Reisboek dat Pisuisse schreef dan werden bij die gelegenheden vooral mijne liedjes ten beste gegeven. Een auteurswet was er nog niet en we moesten het als een reklame of een eer beschouwen om aldus te worden genoemd. Ik gunde beide kameraden graag wat genoegen en inkomsten maar toch... er was iets dat niet klopte tusschen ons. Ik heb dat toen niet zoo begrepen maar nu gevoel ik dat het geen afgunst was maar meer... broodnijd. Ik moet dit woord wel bezigen. We zaten elkaar in den weg tot ik het ‘Nummer’ engageerde en ik begreep dat ik hun vriend niet was. Mijn succes was te groot en in die dagen tè verbijsterend. Wel bleven we altijd hoffelijk tegenover elkander maar geboterd heeft het nooit. Swiep kon felle en hatelijke dingen zeggen. Pisuisse was ongetwijfeld een goed voordrager. In de vier talen was hij uitnemend, maar vooral in zijne Engelsche voordrachten. Hij had goeden humor, was welbespraakt; maar elke zoogenaamde conférence moest hij toch uit het hoofd leeren, want voor de vuist sprak hij nooit en dat kòn en mòcht niet ook. Hij zei dus elken avond nauwkeurig (zooals alle conférenciers dat doen en over de geheele wereld) hetzelfde. Als huisvader en echtgenoot was hij een gemiddeld burger. Hij was altijd zeer hoffelijk en voorkomend en beleefd. Een héér in... zijne daden. Een aangenaam gast aan tafel en hij kon een hoog glas drinken, al zag ik hem nimmer beschonken. Twee malen deed hij mij het voorstel om met hem als leider naar Indië te gaan. Hij ging alleen en verdiende er duizenden guldens. Ik ging ook alleen en ik verdiende er nog meer. Toch weigerde ik niet om het geld, maar om die geheime reden die me wat huiverig voor hem deed zijn. Bovendien mocht mijn vrouw hem niet en dan is er al reden genoeg om te weigeren. Zeer, zeer kwalijk heeft hij mij die weigering genomen. Toen hij terug kwam met de boot was ik toevallig ook op de kade maar om een tante af te halen. Ik wist niet dat hij aan boord was. Hij bood me een glas wijn aan en we spraken veel af voor de toekomst waar gelukkig niets van is gekomen.
Voor de ‘jeune-premier’ liedjes die Pisuisse altijd zelf samen met Jenny heeft gezongen, gaat hij nu (op 46-jarige leeftijd) op zoek naar een jongere man die zijn rol in deze duetten kan overnemen. Op aanraden van zijn pianist en begeleider Henk Stuurop ontvangt hij de 27-jarige Tjakko Kuiper. Deze lyrische tenor heeft al een respectabele zangstudie achter de rug en ervaring opgedaan in het binnen- en buitenland. Over dit onderhoud met Pisuisse schrijft Tjakko Kuiper aan zijn moeder: | |
Vrijdag Juni 10 1927Lieve moeder,
Hartelijk dank voor Uw brief en de ingesloten epistels, welke ik aan de verschillende menschen heb gegeven. Leslie'sGa naar eind3 heb ik natuurlijk vertaald. 'k Ben bijna weer beter Moeder, juist nu vandaag doet m'n rechter amandel weer pijn, toch hopen we dat het van lichten aard zal zijn. 't Zou wel een beetje erg | |
[pagina 261]
| |
ongelukkig zijn, wanneer ik nu ook niet in Hilversum kon zingen, toch kan je er niets aan doen wanneer het tegenzit. Doch ik heb veel beter nieuws - gisteravond heb ik kennis gemaakt met Pisuisse, de zanger en conferencier. Hij heeft misschien, of wel vrij zeker een betrekking voor me bij zijn troep, voor vast. De volgende week (na de radio) zijn ze in Scheveningen en moet ik hem daar voor komen zingen. U weet wel, dien Henk Stuurop is zijn pianist, ze zijn ook samen naar Indië geweest op een tournee van een jaar, anderhalf misschien. Henk zegt dat Pisuisse er wel oren naar heeft om mij als zanger van ‘Fransch, Duitsch, Engelsch’ en Hollandsche liedjes te engageren. Temeer omdat ik een tenor en jong ben. In ieder geval, hij deed buitengewoon aardig tegen me en 'k ben heusch blij dat ie m'n stem wil hooren. Stel je voor dat ie me engageert, dan kan ik meteen beginnen, daar ze de gehele zomer op Scheveningen zullen blijven in de Kurhaus Bar. (...) | |
16-7-1927.heden den Zestienden Juli negentien honderd zeven en twintig zijn voor mij ambtenaar van den burgelijken stand der gemeente 's-gravenhage, in het openbaar in het huis der gemeente verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan: Jean Louis Pisuisse, oud zes en veertig jaren, directeur van een concert - en theaterbureau, geboren te Vlissingen, wonende alhier, laatst gescheiden echtgenoot van Sophia de Jong, meerderjarige zoon van Jacobus Servaas Pisuisse, overleden en van Wilhelmina Jacoba Schipper, zonder beroep, wonende alhier. En Joanna Jacoba Gilliams, oud vijf en dertig jaren, zangeres, geboren te Antwerpen, wonende alhier, gescheiden echtgenoote van Fredericus Henricus Elbers, meerderjarige dochter van Petrus Gilliams en van Anna Maria Crets, beiden zonder beroep, wonende te Deurne in België. hiervan is deze akte opgemaakt, die overeenkomstig de wet is voorgelezen.
Op 1 augustus 1927 begint Tjakko Kuiper in het Cabaret Pisuisse. Zijn familie is bij de première aanwezig. In de weken die volgen ontstaat er, mede door hun gezamenlijk optreden, een verhouding tussen Tjakko Kuiper en Jenny Gilliams. Jean-Louis Pisuisse bemerkt dat ook. | |
6 september 1927.Jean-Louis Pisuisse viert zijn 47e verjaardag in Leeuwarden. Zijn gezelschap moet in de ‘Zalen Schaaf’ optreden. Tijdens het borreluurtje op het terras van het hotel ‘De Nieuwe Doelen’ neemt Edouard de Nève een foto van de groep. Deze is de laatste foto van Pisuisse.
Begin oktober wordt de spanning tussen Jean-Louis Pisuisse, Jenny Gilliams en Tjakko ondragelijk. Tjakko Kuiper wordt ontslagen. Hij verbreekt zijn verloving met Leslie Cockshott en wil in België met Jenny een nieuw leven beginnen. Zijn degelijke familie verbreekt de banden met hem. Uiteindelijk kiest Jenny Gilliams toch voor haar man Jean-Louis en samen maken zij plannen voor de toekomst. Hij sluit contracten af voor een optreden in Londen en Parijs en hoopt op een introductie van Max Blokzijl in Berlijn. Hij wordt benoemd als leraar in de voordrachtskunst aan het Haagsche Conservatorium. Het Amsterdamse gemeentebestuur nodigt hem uit om tijdens de Olympische Spelen van 1928 op te treden voor de buitenlandse deelnemers en hun gasten. | |
[pagina 262]
| |
Tjakko Kuiper kan zich bij de beslissing die Jenny genomen heeft, niet neerleggen. Hij achtervolgt het Pisuisse-gezelschap waar dit ook optreedt. Hij schrijft haar brieven. Hij heeft Jenny verloren, maar ook zijn verloofde Leslie. Hij is werkloos geworden en kan van zijn familie weinig steun verwachten.
Op 26 November 1927 treedt het gezelschap Pisuisse 's middags op in het amusementstheater ‘Mille Colonnes’ met hun programma ‘Pisuisse en z'n vrolijke kameraden.’ Na afloop dineert het gezelschap in Hotel Schiller aan het Rembrandtplein.
De chansonnier Paul Collin vertelt hierover: ‘Bij Schiller zaten we op een bovenzaaltje met z'n zessen: Pisuisse, Jenny, mijn vrouw en ik en Henk Stuurop met Sophietje.Ga naar eind4 | |
Algemeen Handelsblad, 27-11-1927.Onze Berlijnsche correspondent, Max Blokzijl, telefoneerde in den afgeloopen nacht: Het bericht van het plotselinge overlijden - en dat onder zulke treurige omstandigheden - van Jean-Louis Pisuisse is op het oogenblik, dat ik mij neerzet om enkele woorden aan hem te wijden, nog moeilijk te gelooven. Zijn laatste hartelijke brief aan mijn adres is precies veertien dagen oud. Hij was vol energie, vol nieuwe plannen en zijn oude makker moest hem daarbij helpen. ‘Frankrijk en Engeland, schreef hij, noodigden mij en mijn ensemble tot voorstellingen uit. Is op dit gebied in Duitschland niet iets in elkaar te zetten?’ ik had hem daarop verschillende voorstellen gedaan en zat nu op antwoord te wachten. Dit antwoord zal nooit komen! | |
[pagina 263]
| |
Telegraaf, 28-11-1927.Vaarwel....
'k Zin op een woord van dank en lot,
'k Zin op een afscheidslied,
Maar zie: 't is àl zoo leeg en dof!
Pisuisse - ik kan het niet.
Jij met je forsche pracht-postuur,
karakterstieken kop,
Jij sterke, stoere kracht-figuur,
Jij - houdt te leven op?
Géén, die jouw leuken lach meer ziet,
Noch hoort jouw diep geluid,
Grootmeester van het Levenslied,
Je levenslied is uit.
Jouw rustelooze kunst'naarsziel,
Die nóóit echt rust genoot......
Nu jij door ruwe handen viel,
Nu komt je rust: de dood.
‘Mensch durf te leven!’ was jouw lied;
Wat zong jij dat met gloed!
Mensch, durf te leven! Is het niet?
Jij durfde dat zoo goed!
Jij brak inééns, met forschen ruk
Den knel-conventieband:
Jouw hart - en dat was je geluk,
Was sterker dan 't verstand.
Het Levenslied! Een week geleên
Kreeg ik een vraag van jou:
‘Rijm eens een pakkend lied bijeen
Voor mij en voor mijn Vrouw’.....
Die vraag van jou, verleden week,
Zeg, ouwe kameraad,
Vergeef me: 'k liet je in den steek:
'k Ben met mijn lied - te laat.
Vaarwel, Pisuisse, een goede reis!
Dit is je laatste tournée;
Jij kwam zoo vaak met bloemen thuis,
Nu geven we ze méé.
Met fellen dissonant besluit
Jouw levensmelodie,
Maar in ons hart is nimmer uit
Het lied van Jean Louis,
clinge doorenbos.
Veertig jaar later (1967) herinnert de dienstdoende arts Dr. D.P.R. Keizer zich:
‘Ik was gemeente-arts in Amsterdam en had op de bewuste zaterdagavond wachtdienst. In afwachting van een geneeskundige groep van de g.g.d. Nieuwe Achtergracht 100 maakten we ons gereed om te gaan bridgen toen tegen 8 uur n.m. de telefoon overging met de alarmerende mededeling “schietpartij op het Rembrandtsplein. Direct klaar staan.” de auto van de g.g.d. kwam voor en wij reden pijlsnel door de Utrechtsestraat naar het Rembrandtsplein. Vanaf de Prinsengracht was de straat één mensenzee waar de auto nauwelijks doorheen kon. Op het Rembrandtsplein was het nog erger. In verschillende portieken waren mensen flauw gevallen. Ik werd meteen door gereden naar het politiebureau Halvemaansteeg. Met moeite kon ik uit de auto komen door het gedrang en bij het met kracht openen van de ingangsdeur stuitte ik op het lichaam van Tjakko Kuiper, die reeds overleden was. Uit de ligging van het lijk meende ik te moeten opmaken dat hij het laatste naar het bureau is getransporteerd. Op de grond lag Pisuisse die nog leefde, naar zijn vrouw vroeg en toen vrijwel direct succombeerde.Ga naar eind5 Ik heb hem nog beloofd voor zijn vrouw al het mogelijke te doen en ik kreeg de indruk, dat hij dankbaar was dat we alles in het werk stelden om haar te vervoeren. Pisuisse is naar mijn mening getroffen doordat | |
[pagina 264]
| |
hij met zijn lichaam Jenny Gilliams wilde beschermen. Er is zeer snel contact gemaakt met het Binnen Gasthuis, operatiekamer van Prof. Noordenbos. In de drukte heb ik nog één der artsen van de g.g.d. gezien. Ik heb persoonlijk Jenny Gilliams die zwaar gewond was, helpen transporteren. Daarmee was mijn hulp afgelopen. Ik weet me te herinneren dat men onmiddellijk Jenny Gilliams heeft geopereerd maar dat ze eigenlijk in de operatiekamer is gestorven. Met haar had ik persoonlijk enige woorden gewisseld, n.l. dat ze vervoerd moest worden, ik heb haar niet gezegd dat Pisuisse al overleden was. Uit dankbaarheid voor de verleende hulp kreeg ik bezoek van een familielid die gaarne de laatste woorden van Pisuisse wilde weten. Ook kreeg ik een uitnodiging voor de uitvaart. Persoonlijk was ik diep getroffen door dit drama. Ik geloof dat het zijn waarde heeft een figuur als Pisuisse die ons in zijn “Levensliederen” zoveel geschonken heeft de plaats te geven waarop hij recht heeft en had en dat we verder met mededogen moeten denken aan de jonge Kuiper die vrijwillig de dood verkoos nadat hij de vrouw van wie hij hield doodde.’
De begrafenis van Jean-Louis Pisuisse groeit uit tot een postuum huldebetoon zoals Nederland maar zelden heeft gezien. Hij had in zijn carrière weinig aan jubilea gedaan en pas na zijn dood krijgen de bewonderaars van zijn kunst de gelegenheid hun adoratie massaal te tonen. Op 1 december 1927 wordt de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam als rouwkapel ingericht. | |
Het Algemeen Handelsblad: 1-12-1927.Heden, in den grauwen winterochtend, heeft men de stoffelijke omhulsels van Jean-Louis Pisuisse en zijne echtgenoote van het Binnengasthuis naar het Concertgebouw overgebracht en gedragen naar de kleine zaal, waar onze oud-collega de Amsterdammers zoo vaak heeft doen genieten van zijne kunst. Het bestuur van het Concertgebouw had de zaal ter beschikking gesteld voor deze rouwplechtigheid, ze was in een chapelle ardente herschapen. De pilaren waren met rouwdoek omhangen, rouwdoek omfloerste de brandende lampen. Midden op het podium waren de eikenhouten kisten van het echtpaar gesteld. Op de koperen platen stond gegrift: Jean-Louis Pisuisse geboren 6 september 1880, gestorven 26 November 1927; en Joanna Jacoba Pisuisse-Gilliams, geboren 3 Mei 1892, gestorven 26 November 1927. Er waren kransen en bloemen van directie en redactie van het ‘Algemeen Handelsblad’; Van zijn Handelsbladvrienden; van den Nederlandschen Journalistenkring en de ‘Amsterdamsche Pers.’ Het Concertgebouwbestuur had een grooten krans gezonden; ook was er een met lange witte linten, waarop stond: Willem Mengelberg aan zijn kunstbroeder. De Nederlandsche Artistenorganisatie, de sociétaires van ‘Het Nieuwe Nederlandsche Tooneel’, de leden van ‘De Vroolijke Kameraden’, Het Schouwtooneel, de Senaat van het Amsterdamsche Studentencorps, de Ned. Tooneelkunstenaarsvereeniging en zeer vele anderen hadden door een bloemenhulde de laatste eer aan de overledenen willen bewijzen. Even voor half tien werd de chapelle ardente voor het publiek opengesteld en stroomde het toe van vrienden, bekenden, collega's en oud-collega's van Jean-Louis en Jenny. Een orkest, onder directie van den heer J. van der Horst, kapelmeester van ‘Mille Colonnes’ speelde ‘Ases Tod’ van Grieg. De eerste spreker was Dirk Witte, die met een stem sidderend van aandoening | |
[pagina 265]
| |
verklaarde: ‘wat zijn kunst voor ons geweest is, zal eerst later blijken, zal eerst later op volle waarde kunnen worden beoordeeld. Doch wij weten nu al reeds, wat Jean Louis Pisuisse was voor het kleine lied en hoe zijn groote kunst dat lied hoog heeft verheven. Swieps groot hart was ons allen bekend; hij hielp waar hij kon. Honderden heeft hij gesteund, zij willen aan hem blijven denken. Swiep heeft nooit iemand, gewild, pijn gedaan, wijl hij zoo'n echt kameraadschappelijk, liefdevol hart met zich omdroeg. Wij hopen dat hij de rust zal vinden, die hij tijdens zijn leven niet heeft gekend en waarnaar hij toch zo haakte. Daar is een goed mensch van ons plotseling weggerukt. Zijn kinderen zullen later met trots kunnen zeggen: dat was onze vader, Jean-Louis Pisuisse!’ Namens den Nederlandschen Journalistenkring en ‘De Amsterdamsche Pers’ sprak de heer D. Kouwenaar. ‘Swiep, arme kerel. Wij zijn gekomen om afscheid van je te nemen; wij, je oude makkers van de pers. Hoe betrekkelijk kort is het geleden, dat ik tegenover je stond op het tooneel van het Centraal Theater, om je geluk te wensen met je 12 ½ jarig jubileum als kunstenaar. Je stond toen in het glanspunt van je roem als zanger van het levenslied; je werd als overstelpt met hulde. Niemand minder dan mevrouw Mann-Bouwmeester verzekerde toen, dat jouw kunst recht had op een groote K. En toch, hoe blij was je over het simpele feit, dat wij je niet vergeten hadden; wij, je gezellen uit de eerste periode van je leven, toen je nog zoo heerlijk jong, zoo'n zieltje zonder zorg, zoo goddelijk dwaas en zoo volkomen gelukkig waart; toen je nog geen idee had van de ingewikkeldheid van dit leven en van de verwikkelingen waarin een mensch komen kan door eigen en anderen schuld. Wij zullen aan je blijven denken als aan een goede kameraad, een vroolijke makker en een collega met bijzondere talenten.’ Louis Davids trad nu naar voren: ‘Als straks de aarde over jullie beiden wordt gesloten zullen wij weer gaan spelen, zullen wij trachten grappen te verkoopen, zóo is ons métier. Doch torenhoog boven dit alles uit staat het groote licht Swiep, in het harnas gebleven tot op het laatste ogenblik. Hij is heengegaan vol moed. Laat dan bij zijn kinderen het besef bijblijven, dat in hunnen vader niet alleen een goed vader, doch ook een groot kunstenaar is heengegaan, die veel gewerkt heeft: “vrij en frank en trotsch”.’ Toen de plechtigheid in het Concertgebouw was beëindigd werd in de Van Baerlestraat ten aanschouwe van duizenden stadgenooten de rouwstoet opgesteld. Aan het hoofd van den lijkstoet stond een groote met bloemen gevulde auto. Hiernaast liepen Louis Davids, Max Tak en mr F. Kokosky, naast de auto met het stoffelijk overschot van Jean-Louis gingen de slippendragers: Henk Stuurop, Clinge Doorenbos, Constant van Kerckhoven Jr. en Max van Gelder. In de tweede lijkauto werd geplaatst de kist met het stoffelijk omhulsel van mevrouw Pisuisse. Voor dien wagen liepen hare en zijne collega's van ‘De vroolijke kameraden’: Sophia Galirrué, Marijke van Tooren, Hans Snel en Jos Heydens. Als slippendragers fungeerden hier: de heer en mevrouw Collin en de heer en mevrouw Edmond Visser. Enorm veel belangstelling toonde het publiek langs den weg dien de droeve autostoet reed. Er werd langzaam gereden tot aan den Admiraal de Ruyterweg. Daarna namen de auto's een snellere vaart en verdwenen zij dra uit den gezichtskring van hen, die haar aan den buitenkant der stad langs zich zagen voorbijtrekken op den tocht naar ‘Oud Eik en Duinen’ in Den Haag, naar de laatste rustplaats van Jean-Louis en Jenny.’ | |
[pagina 266]
| |
De rouwstoet kwam met vertraging aan in Den Haag bij de woning van het echtpaar Pisuisse aan de Johan van Oldebarneveltlaan. In de studeerkamer, voor de intiemste vrienden, speelde Max Blokzijl nog één keer ‘La Chanson des Heures’ van Privas. A qui sait aimer,
Les Heures sont roses,
Car c'est le Bonheur
Qu'elles font germer,
Dans l'Eden sécret
Des Amours écloses.
Les Heures sons roses
A qui suit aimer.
A qui sait rêver
Les Heures sont grises,
Car c'est Le Souci
Qu'elles font lever,
Dans l'âme troublée
Par d'amères crises.
Les Heures sont grises
A qui sait rêver.
A qui sait souffrir
Les Heures sont noires,
Car c'est la Douleur
Qu'elles font mûrir,
Dans l'âme blessée
Du choc des déboires.
Les Heures sont noires
A qui sait souffrir.
A qui sait mourir
Les Heures sont blanches,
Car c'est le Repos
Qu'elle font fleurir
Aux coeurs détachés
Des vitales branches
Les Heures sons blanches
A qui sait mourir.
Op Oud Eik en Duinen worden ze begraven in aanwezigheid van honderden mensen. De heer A. Schelfhout, zwager van Pisuisse, schetst wat de overledene voor zijn moeder en zusters is geweest. Zijn liefde kwam bijzonder uit voor zijn moeder. Hij was trots op zijn moeder en deze op haar zoon. Hij had veel voor zijn moeder gedaan en ook voor zijn zusters. Zijn vrolijkheid bracht hij in alle gezinnen van de familie waar hij kwam. Hierna zonken de kisten in de graven, eerst die van Pisuisse, daarna die van zijn echtgenote. Familieleden strooiden toen bloemen op de graven. Tenslotte dankte de zoon Jack Pisuisse voor wat zijn vader was geweest. | |
Algemeen Handelsblad 1-12-1927.‘Slechts de teraardbestelling van wijlen den grooten staatsman Abraham Kuyper kan daarbij vergeleken worden, toen er eveneens een groote menigte op de been was en de menschen hun tranen evenmin konden bedwingen’ De moeder van Jean-Louis stuurt zelf de dankbetuigeningen rond aan degenen die een blijk van medeleven hebben getoond. Diep getroffen door Uw deelneming in ons smartelijk verlies, en zeer erkentelijk voor Uw bloemenhulde ter gelegenheid der teraardebestelling, betuig ik U, mede namens mijn kinderen, behuwd- en kleinkinderen onzen oprechten dank. | |
[pagina 267]
| |
Kenmerkend voor het karakter van deze vrouw is haar uitspraak na de moord: ‘Ik heb zo'n ontzettend verdriet, dat mijn kind weg is, maar wat moet het nog véél erger zijn, voor die moeder van Tjakko Kuiper.’ Hoe haar houding ten opzichte van de vrouwen (Coba Smit, Fie Carelsen, Jenny Gilliams) van Jean-Louis was, vertelt een kleinkindGa naar eind6 later: Ze was met alle drie goed. Men kan het misschien oppervlakkig noemen, misschien ‘wijs’. ‘Wijs en liefdevol.’ Zij had dan ook apart een rouwadvertentie van haar schoondochter in de Telegraaf laten zetten. Heden overleed onze lieve Schoondochter en Schoonzuster, Mevrouw |