Mijn liefste lief
(1989)–Jean-Louis Pisuisse– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen
[pagina 244]
| ||||
Amsterdam, 4 April 1920.naamlooze vennootschap ‘Intiem Theater Pisuisse’ Maatschappij tot Exploitatie van Kunstprogramma's Dir. Jean-Louis Pisuisse Kantoor: Spuistraat 241-243 Amsterdam
Mijn allerliefste Fiepsje,
Gisteravond kwam ik laat - bij halftwaalf - na den heelen dag in Den Haag en Rotterdam te hebben gezeten, in Amsterdam aan en heb me nu den heelen nacht gek liggen prakkizeeren, hoe ik toch, zoo al niet dè allereerste, dan toch één van de allereersten te zijn om je geluk te wenschen met je verjaardag. - Alles is natuurlijk dicht vandaagGa naar eind1, en morgen waarschijnlijk ook. - Lijndrager kan dus niet voor mijn bloemengroet zorgen en ik moet straks proberen of een van de kleine bloemenwinkels op 't Singel mij helpen kan. - Maar hoe het zij, met bloemen of zonder bloemen, mèt een paaschei of zonder 'n paaschei, met een doos postpapier of zònder 'n doos postpapier, ik ben er dan toch met mijn felicitatie. - Lieve Schat, ik hoop dat dit nieuwe levensjaar je oneindig meer geluk mag brengen, dan dat wat je nu achter je hebt. Je bent een lieve, goeie Engel-van-'n-Vrouw en groote zonden heb je in je leven - voor zoover ik weet - niet bedreven. Onze-Lieve-Heer kan je dus haast het geluk, waarop je recht hebt, niet onthouden en het valle je in 't nu begonnen jaar zoo overvloedig ten deel, in elk opzicht, dat alle ellende van dit jaar er door bedolven en vergeten worde. - Ik zal natuurlijk probeeren je nog op te bellen vanuit Arnhem of Deventer (als de Zondagsdienst me daarin niet hindert!) maar in elk geval gaan den heelen dag mijn liefste gedachten en wenschen naar je uit. Dag, mijn lieve Fiepsje. Honderd zoenen en één heel lange, innige verjaarskus op je oogen en je mond van
Je Swiepje | ||||
[pagina 245]
| ||||
5 April 1920.Mevrouw S. Pisuisse - Carelsen. Goed voor de mooiste en grootste doos postpapier, die Van Mantgem te leveren heeft. - Samen uit te zoeken met
Swiepje
Nog geen maand na de geboorte van Jenneke staat Jenny Gilliams alweer op het toneel. In het repertoireboek staat:
| ||||
Amsterdam, 2 Mei 1920.Lieve fietje, Je moet het niet naar of verdrietig vinden, dat je een getypte brief van me krygt: hier in de Zondagsche stilte van myn kantoor ben ik expres achter de schryfmachine gaan zitten, omdat ik daarby beter en rustiger myn gedachten beheersch, dan wanneer ik die spontaan met de pen op het papier gooi - En het is voor jou en voor my - èn voor alle andere partyen, betrokken in dezen ellendigen toestand - beter, wanneer die toestand juist eens rustig wordt geëxposeerd zonder den anders onvermydelyken invloed van zenuwen, hartstochten, sympathieën, antipathieën, vooroordeelen en wat dies meer zy..... Of ik nu op het oogenblik wel de noodige rust en bezonkenheid bezit om dat exposé te geven, betwyfel ik voorloopig nog, maar misschien mag ik die al schryvende, of liever al typende winnen. -
Nu stel ik voorop, dat van het geheele levensconflict, dat ons op het oogenblik reeds sedert lange maanden ons leven verbitterd, ik en ik alleen de schuld ben; daarom moet ik ook trachten er een oplossing voor te vinden, waardoor de zwaarste straf en de algeheele verantwoordelykheid op my valt. - Was die straf in zorg alleen te boeten, dan geloof ik, dat ik myn portie al beet had, want je moogt me gelooven - trouwens, je weet het wel dat in deze dagen de zorgen, vanaf de kleinst-materieele tot aan de zwaarst moreele my dermate overstelpen en my zoodanig omlaagdrukken, dat ik my met hand en tand moet vastklemmen aan myn overtuiging van levensnoodzakelykheid en levensplicht, om my niet willoos over te geven aan rustbeloovende, (althans voorspiegelende!) zelfvernietiging...
Daar is allereerst de zorg voor het geld! Sinds lang ga ik te werk volgens het verderfelyke systeem van ‘een gat maken om een gat te dempen’ en al lukte het my tot nu toe telkens weder aan de meest-dringende verantwoordelykheden te voldoen, lang kan ik dit kiekeboe-spelen met de werkelykheid - vooral tegenover myn schuldeischers-leveranciers - niet meer volhouden; en wat er dan gebeuren moet, weet ik niet! | ||||
[pagina 246]
| ||||
Dan is er in de tweede plaats myn zorg voor de zaak, die werkelyk prachtig-gaande genoemd zou kunnen worden, wanneer ik maar niet alles zelf zou moeten doen, waarvoor ik - by myn artistieke werk - absoluut den tyd niet vinden kan. -
En door al die zorg heen woelt dan aldoor de ellendige gedachte, dat ik twee vrouwen van wie ik houd en die van my houden, door die wederzydsche liefde ongelukkig zie worden, terwyl juist beider geluk my zoo na aan 't hart gaat en de reden is, dat ik geen oplossing van de moeilykheid vinden kan. -
Toch - en nu hervat ik, na het opsommen van myn zorgelykheden den draad van myn exposé - toch lykt op het oogenblik een rationeele oplossing zoo voor de hand te liggen. - jenny zegt namelyk: ‘Ik houd het zoo niet langer uit’, (en ik weet, ik zie het helaas aan haar, dat dit geen overdryving is) ‘wanneer je niet heelemaal en niet rustig van my kunt zyn, doe je my een pleizier, maak je my rustig en gelukkig, wanneer je van my weggaat.’ En zy vraagt my herhaaldelyk, zoo gauw mogelyk van haar weg te gaan. -
En jy zegt: ‘Ik houd het zoo niet langer uit; kom toch by me terug.’ En ook van jou weet ik, dat je dit meent en dat ik je gelukkig zou maken, als ik weer naar de Vondelstraat kwam...
Wat zou nu makkelyker zyn, dan die twee wenschen te combineeren, als... ja, als ik zelf kon gelooven, dat ik jelui beiden gelukkiger zou maken, de eene door er van weg, de andere door er naar toe te gaan.
Maar - en dat is nu het tragische in dezen heelen toestand - ik weet, dat ik noch jou, noch Jenny ooit meer geheel gelukkig zal kunnen maken, nu niet en nooit meer: daarvoor is er - het woord is van jenny, en ze heeft gelyk - te veel tusschen ons! Wanneer ik terug zou wezen by jou - zooals ik al eenmaal by je teruggekomen ben, met het vaste voornemen te blyven - en ik wist Jenny alleen en ongelukkig (want dat zou ze dan zyn!), dan ging ik naar haar toe! Of ik zou van onrust en beroerdheid geen raad meer weten en wy zouden daardoor een ellendig leven leiden. - Blyf ik by haar in de omstandigheden als waarin wy thans leven, en ik denk aan jou, in je eenzaamheid en je zorg en je groote verdriet, dan zou ik toch telkens weer naar jou toe willen en dan zouden onrust en beroerdheid haar leven en het myne vergallen. -
Daarom - en by het constateeren van deze ellendige waarheid ben ik bly, dat ik alleen ben en achter myn nuchtere schryfmachine zit - daarom, Fietje, is het 't beste, wanneer jelui beiden my als man àfschrijft. - Voor jenny is dat makkelyk: die stuurt mij eenvoudig weg of gaat zelf weg en geeft my alleen nu en dan gelegeheid, myn kindje te zien. - Voor jou is het moeilyk: ik weet niet, of je scheiden wil; ik weet niet, of je zwanger bent en voor zoover ik weet, heb je ook nog geen medischen raad ingewonnen om daaromtrent zekerheid te krygen. Is het wel zoo, dan weet ik niet, of je ook inderdaad van my nog wel een kind zult willen hebben; zoo ja, dan weet ik niet of je my daarover vaderrechten zult willen geven; dat ik de vaderplichten er tegenover vervullen zal voor zoover dat in myn macht ligt, weet je. -
En, ik zelf? Ik trek my terug in de natuurlyke afzondering van hard en onafgebroken werken. - Hoe en waar ik ga wonen, alvorens naar het buitenland te gaan, weet ik nog niet. - Misschien in Den Haag by Ma, misschien in Utecht in het Theater Modern, waar waarschynlyk toch ook het hoofdkantoor van myn zaak wordt gevestigd. - Zoodra ik de gelegenheid ertoe vind, ga ik natuurlyk naar het buitenland om myzelf - voorzoover | ||||
[pagina 247]
| ||||
dat in myn métier mogelyk is - ‘spurlos zu versenken’. Lieten de geldelyke omstandigheden het thans reeds toe, dan deed ik het dadelyk; Jan Hemsing zou dan maar mee moeten gaan of hier blyven, al naar het hem lust. - Ik moet trouwens nog een contract by reese in Rotterdam afwerken, waarop ik reeds geld heb opgenomen. - Daarna zal ik trachten, zoo gauw mogelyk weg te komen. - Dat zal naar alle kanten den toestand verhelderen. -
Over de geldelyke aangelegenheden nog een enkel woord. - Aangezien ik morgen moet terugbetalen Fl. 900.- die ik op eerewoord van Boescholte heb geleend en die ik goddank by elkaar heb, bezit ik op het oogenblik geen cent. Wellicht, dat ik het geleende bedrag nog een maand houden mag, dan ware ik weer - zoogenaamd! - geholpen, maar waarschynlyk is dit niet, want hy had het voor my ook weer van andere geleend. - Ik kan je daarover morgenmiddag uitsluitsel geven; luidt dat niet gunstig, dan zal ik toch heusch hans tas moeten vragen, my voorschot te geven op het huurcontract, dat ik dan op zal maken. - Myn schryfmachine weigert en ik heb ook eigenlyk niets meer toe te voegen aan dezen brief. - Ik treed daarin als egoïst en bruut naar voren maar dat zal ik dan ook wel wezen. -
[In het handschrift van Pisuisse:] Ik schreef dit alles met de rust der wanhoop en blijf met onveranderlijke gevoelens
Je ongelukkige Swiep. | ||||
Amsterdam, 17 Mei 1920jean-louis pisuisse. Vondelstraat 68.
Liefste Fiepsekind,
Even kwam ik in vliegende haast aan om je f 300.- en het lot te brengen - de h.p. zocht ik zoo juist aan 2 kiosken tevergeefs! - maar vond je niet thuis en kan niet langer wachten, daar ik om 3 uur weer voor 'n heel stel musici op kantoor moet zijn en daarna inderhaast weer - via den Haag, waar ik een conferentie heb - naar Rotterdam. Maar dit eene wou ik je nu alvast zeggen - of nu dan: schrijven - om der wille van jezelf en van mij. Laat toch liever Schat, in dezen ellendige tijd je intellect triomfeeren over je sentiment. Ik zeg dit naar aanleiding van je laatste telefoongesprek naar de NassaukadeGa naar eind2 (zonder dat ik het wist weer door een pijnlijken tegenaanval gevolgd) èn naar aanleiding van je telegram, waarin je sprak over Djokja en Semarang. - Waarom in beroerd-makende herinnering terugdenken aan een mooi verleden, nu het heden zoo ellendig is. Hoop dan liever op een betere toekomst, maar.... werk daar ook voor. Dat wil in dit geval zeggen: beheersch jezelf en wees sterk genoeg om te wàchten. Ik kan niet alles zoo zeggen, laat staan op papier zetten, maar wàcht, geduldig én vertrouwend en dan zal je zien, dat alles goed komt. | ||||
[pagina 248]
| ||||
Fie Carelsen besluit haar eigen weg te zoeken. Ze verlaat Amsterdam en vestigt zich in Den Haag waar zij een engagement krijgt bij het Hofstadtooneel van Cor van der Lugt Melsert. Haar begintijd in de hofstad is moeilijk. Naast Cor van der Lugt Melsert is diens jonge vrouw, Annie van Ees, dé populairste actrice van het gezelschap. | ||||
Ginneken, 21 Juli 1920.mastbosch-hotel Ginneken (Breda).
Mijn lieve, geduldige, goede Engel,
Nu ik je hier ga zitten schrijven in de zomerzon met het stille Mastbosch voor me, is het, of ik van een andere planeet uit een andere wereld aan je schrijf, zóóveel ligt er tusschen ons, zooveel is er tusschen ons vervaagd en misschien wel voor altijd, verdwenen.. Ik kreeg hier je brief, of liever je brieven, zooals je die aan Frank (tusschen haakjes geen erg-betrouwbare postillon-d' amour) had meegegeven, maar ook zonder die brieven had ik je van hieruit geschreven, omdat ik daartoe den drang in mij voelde. - Want voortdurend, midden in mijn ‘andere’ leven, òver-vuld van mijn werk en van vele andere emoties, deels van aangenamen, deels van onaangenamen aard, rijzen in mij gedachten aan jou op, meestal zoo zwaar van verwijt en wroeging, dat ik ze om der wille van mijn zielerust, die ik voor het werk zoo noodig heb, met geweld onderdruk. En dat laatste moest jij eigelijk ook doen ten opzichte van je herinneringen van- en je gedachten aan mij. 't Is goed, dat je nu al met werken bent begonnen, dat zal je daarbij helpen en die hulp zal nog krachtiger worden als straks je nieuwe seizoen begonnen is. Je verwijt mij, dat ik het nieuwe seizoen ook nog weer hier in Nederland aanvang, maar heusch, Fiepsekind, dat is een ijzeren noodzakelijkheid. Ik heb nog zooveel finantieelen achterstand van 't vorige seizoen in te halen, dat ik het zekere voor het onzekere heb moeten nemen en bijvoorbeeld van 1 September af een halve maand in Bellevue ga staan, waarmee ik 2200 gulden verdien. O.a. heb ik in de nu volgende 2 weken te betalen 366 aan Huf, 50 belasting, 5000 aan Hofland, 225 aan belasting. Ik zond nog niets aan Coba en veel te weinig aan jou. Maar waarachtig, ik heb voorloopig niet meer! 'k Heb me eerst overtuigd, dat het werken er goed is en het publiek respectabel en ik ben tot de conclusie gekomen, dat ik er minstens evengoed kan gaan staan als bijvoorbeeld in Pschorr. Daar ben ik trouwens door een voorschot van f 3000.- voor October weer vastgelegd, zoodat het wel tweede helft November worden zal, vóór ik weg kan gaan.... Dan zal de afstand tusschen ons nòg grooter worden, maar ik voel met jou mee alsof dan in werkelijkheid wij weer nader tot elkaar zullen geraken, de afstand zal verkleinen dien het Noodlot tusschen onze levens heeft gebracht. - Eigenlijk is 't waanzin om over 't Noodlot te praten, waar in dit geval het noodlot niet anders was dan een samenvloeisel van mijn lichtzinnigheid, mijn zinnelijkheid en mijn zwakheid. Maar is al deze ellende dan door mijn eigen schuld teweeggebracht, daar boet ik er ook naar waarde voor door de onophoudelijke angst en gejaagdheid die mij bevangen houdt en die een verhindering schijnt te zijn voor elk ongestoord-geluk. - Goddank, dat ik hard kan werken en daardoor veel vergeten. - Maar jou vergeet ik niet, hoor, kind. En als je 't dan nog zoo graag eens hooren wilt, of geschreven wilt zien: ik hoû van je en ik blijf van je houden en, in de omstandigheden waarin wij ten opzichte van elkaar geplaatst zijn, groeit mijn liefde voor jou tot vereering. En daarom zoen ik in gedachten niet je mond, maar je oogen en je goede handen. - Dag, mijn Fiepsevrouwtje. Je Swiep p.s. Laat deze brief je nu niet weer aan 't ‘grienen’ brengen, hoor! Lach, zooals ik weet dat je lachen kunt en wees ook uit de verte nog ‘mijn clowntje.’ Dag, Schat! | ||||
[pagina 249]
| ||||
Fie en Jean-Louis zijn nu 7 jaar getrouwd. Zij ontvangt van hem een telegram op hun trouwdag. | ||||
Amsterdam, 14 - 08 - 1920.mevrouw pisuisse carelsen vondelstr. 68 amsterdam.
+ scheveningen 0251 56 14/8 12.+39+ N =
= dezen dag denk ik aan je met heel weemoedige en innige gedachten de toestand is ellendig en vervult my met zelfverwyt en droefheid hou je maar flink en troost je met de waarheid ook dit zal eens verleden zynGa naar eind3 ik laat je door lyndrajer bloemen sturen veel liefs van = swiep.
Op de achterkant van het telegram in potlood in haar handschrift:
Plettengstraat 25 Bep. Telefoon Frits 537.
De spanningen lopen hoog op. Fie gaat Jean-Louis in Diligentia (Den Haag) opzoeken. Zij maakt daar een grote scene. | ||||
Amsterdam, 14 October 1920.Fietje, m'n kind,
Neen, jij bentnog niet gek en ik ben het nog niet. Maar ik garandeer niet, dat we 't nog niet eens allebei zullen wòrden! Jouw schuld, Fietje! Jij hebt toen de boel in den knoop zat, de verwarring willen forceeren. Dat lukt nooit! Probeer 't maar eens met een touwtje. Zitten er knoopen in, ruk en trek dan naar alle kanten en de knoop zal vaster gaan. De knoop is mijn schuld. De onontwarbaarheid ervan is jouw schuld. Wat heeft je bezield om dien avond naar Diligentia te komen. Vrouwelijke wraakzucht en kortzichtigheid. Onwaarheid bovendien! Want je zei dat je niet wist, dat ‘Mevrouw’ er was... Waarom dan dat arsenaal van brieven? Jij moet mij vooral noodig schrijven: ‘laat dit briefje nu weer niet aan anderen lezen!’ terwijl jezelf mijn brieven als ammunitie gebruikt! Enfin, daar is niets meer aan te doen. Je zegt, dat je na dien tijd hersenkoorts hebt gehad. Gehàd is een mooi woord. Ik het het nòg en aldóór. Eerst hebben de zenuwen mij op mijn stembanden gezeten, nù zitten ze me nog steeds dààr en verder vooral in mijn body. - Dat jij geen salaris uitbetaald zoudt krijgen begrijp- en geloof ik niet. Contract is contract en ziekte is force majeureGa naar eind4 Wàt je nu verder doen moet? Wachten en werken. Werken! Werken, want dat is in 't leven de eenige ‘werk’ elijkheid. De rest is straf en droom. Dag, Fietje. God zegen je. Vergeet mij niet en bid voor me. Ik ga in Utrecht wonen, misschien alleen. Misschien niet.... Nogeens dag.
Swiep.
In november 1920 viert Pisuisse zijn jubileum in verschillende plaatsen van het land. Hij ontvangt gelukstelegrammen, o.a. van Max Blokzijl. (de tekst hapert hier en daar.) | ||||
[pagina 250]
| ||||
[13-11-1920]telegram.
ontvangen te amsterdam den 1920 ten 6 u 50 m md.door draad si.
647/13 berlin c 2196 112 13/11 5.30 s
door drukke werkzaamheden verhinderd op je amsterdamschen jubelavond aanwezig te zyn zend ik langs telegrafische weg hartelyke gelukwenschen voor je verder succes en spreek stellige hoop uit dat spoedig naam pisuisse over geheel westeuropa populariteit moge genieten die hy reeds in 1915 zou veroverd hebben indien wereldoorlog dit niet had verhinderd stop blyf niet uitsluitend in nederland maar breng weer je zeldzaam talent en levensechte kunst die hooger staat dan het meeste dat we op dit gebied ook in duitschland te zien en te hooren krygen tot ver buiten de grenzen van het eigen land stop. Lang zul je leven met je trouwe begeleider jan hemsing hoera = max blokzyl.
Natuurlijk zijn er ook collega's van Fie die in deze moeilijke tijd met haar meeleven, zoals de jonge toneelspeler Cees Laseur die na zijn h.b.s.-tijd ook in Den Haag bij het Hofstad Tooneel is gekomen. Op de enveloppe staat, behalve in het handschrift van Laseur haar adres, ook nog in haar handschrift de toevoeging: ‘van Cees Laseur - 1920.’ Het jaartal 20 is tweemaal onderstreept
Café-Restaurant ‘de pool’ Plein No. 10 Restaurant à la Carte Café-Restaurant ‘mercuur’ Anna Paulawnaplein No. 4. koude keuken | ||||
's Gravenhage, 28 December 1920.Hoera! - de handschoenen zijn terug. Ik had ze laten liggen in de cigarettenwinkel waar ik gisteren telefoneerde naar U.E.Ga naar eind5 TrouwringGa naar eind6: matige recensies. WonderkindGa naar eind7: wonderrecensies. Ja-BoeGa naar eind8: ontzettend-begraven. Papa had gelijkGa naar eind9 - schitterende pers (ook van mijn persoontje). Tivoli: Tomasvaer: Schwab, Pieternel: Mevr. SchwabGa naar eind10. Gr. Schouwb.: Jules Verstraete en M.v. Eysden - Vink.Ga naar eind11. Dit als kort tooneel overzicht. Zoo Boy. Als je dit epistel ontvangt heb je waarschijnlijk eenige gewichtige ontmoetingenGa naar eind12 achter den rug; heb je waarschijnlijk je erg nerveus gemaakt en heel wat traantjes gestort. En dan heb ik in stilte met mijn gedachten bij jou gezeten en ze vervloekt, die jou aan het huilen brengen en die jou zoo'n verdriet aan doen. Je sprak gisteren weer erg van je doodgaan-Niet weggaan Boy-sterk zijn. Verdomme zet toch alles eens uit je kop. Steek je neus in de wind en besef toch eens, dat je zelf nog zoo jong ben; dat er voor jou nog zoo'n hoop goeds is weggelegd. God-ook jij zult nog wel eens verliefd worden. Heb je iets noodig om te pesten, om te gebruiken, om net mee te doen wat je wil, om je tot zoolang te vermaken: Nou dan op mij heb je alle invloed. Gebruik mij waar je maar voor wilt. Ik ben toch aan jou gebonden op 't oogenblik. Kom laat je hoofdje eens niet zoo hangen Boy! Jij kunt tenminste met het besef rondloopen, dat jij tenminste voor iemand alles bent. Jij schijnt daarvan de rijkdom niet te voelen. God wanneer zal ik weer eens zoo rijk zijn. | ||||
[pagina 251]
| ||||
Mijn verlangen naar je voeten wordt een obsessie voor me. Het kruipt steeds hooger in me op. Ik weet niet waarom ik er zoo naar verlang. 's Nachts heb ik ze aldoor in mijn handen, bevoel ik je teenen kus ik ze en... dat doet me goed. Ik leef met mezelf en toch met jou. Als ik 's nachts wakker wordt, dan besef ik dat. Dadelijk zijn mijn gedachten bij jou - ja soms zoo sterk dat ik je naast me voel liggen. Heel rustig haal je dan adem je kopje ligt rustig zwart op mijn schouders. Je haalt heel rustig adem - heel rustig. Dan wil ik je zwarte haren streelen en kom ik tot bezinning, door de streeling van mijn eigen hand op mijn schouder. Dan schieten er waterlanders in mijn oogen en slaap ik weer moe in. Niet boos zijn Boy, dat ik je dit schreef. Morgen tegen den middag bel ik je op om de vragen of je me morgenavond kunt ontvangen. Ik hoop zoo van wel. Ik doe altijd zoo'n moeite zoo opgewekt mogelijk tegen je te zijn. Lukt me dat? Dag Boy - met veel groetjes
je Ceesje.
Fiepsekind,
In godsnaam, hou je goed. Hoelang? Weet ik niet. Maar wacht!
Je Swiep.
Het alleen-wonen in Den Haag valt Fie zwaar. Zij is in deze periode weer veel ziek. Ook Jean-Louis krijgt een grote terugslag na alle doorstane emoties van het afgelopen jaar. | ||||
Roermond, 10 Januari 1921.munster hotel E.J. Rijnders
Mijn lieve Fiepsekind,
't Is niet te gelooven, maar toch is 't zoo: 'n brief, nee, 'n briefje van mij. Ik ben op zakenreis (voorbereiding van avonden) hier in 't Zuiden en ik voel ineens, dat ik je schrijven wil. 'k Adresseer nog maar naar de ‘Verpleging’ al hoop ik ook, dat je die reeds hersteld zult hebben verlaten. Maar ook in dàt geval zal dit schrijven je toch wel bereiken.... Hoe ik hier dan zoo alleen kom? Wel, langzamerhand vallen alle menschen zoo om me heen weg hoofdzakelijk, in verband met de nieuwe zaakGa naar eind13, die niet langer, - zooals ik het deed, stom genoeg! - op sentimentsmotieven, maar alleen op zakelijkheidsargumenten gedreven wordt. Lus is weg. Omdat hij niet in Utrecht wou komen wonen. Frank is weg. Omdat hij niet - nimmer! - voor zijn werk deugde en nu nog bovendien brutaal werd. Paul Collin en Jenny Gilliams weigerden contract te vernieuwen, omdat zij niet alleen in het Cabaret Pisuisse, maar ook in 't Café-Concert Modern moesten werken. En als 't een beetje wil, kan ik ook Jan Hemsing niet langer houden, omdat hij zich hoe langer zoo meer als tegenwerker in plaats als medewerker kennen doet.... Wellicht kiezen ze allemaal weer eieren voor hun geld, maar anders raak ik successievelijk alléén - zooals ik ben! - alleen met mijn teleurstellingen en mijn stommiteiten. Zeg, Fiepsje, zou ik dan toch heusch maar niet beter kluizenaar worden, zooals ik altijd wou? Heusch, ik ben geen samenlevings- en geen omgangsmensch. Menschen, die ik | ||||
[pagina 252]
| ||||
werkelijk lief heb, maak ik ongelukkig. Menschen bij wie ik 't in de vriendschap zoek, maken mij ongelukkig. En een mensch kan toch niet alleen van ‘zaken-doen’ bestaan?! Gek, hè, dat ik zoo 'n rare ontboezeming - neergeschreven in een trieste omgeving van handelsreizigers, die ‘miezemauzen’Ga naar eind14 - nu juist voor jou op papier moest werpen.... Gek en toch ook... Gelukkig.... Mij geeft het te denken!.... Jou òòk? Dag, wèrkelijk-goeie, lieve Fieps-van-me. Ik hoop dat je heel gezond, heel succesvol, heel gelukkig zult worden. Denk aan onze afspraak, dat zulke bieven als deze - and more to come! - alleen zijn van mij aan jou. Praat er met anderen niet over. En bewaar je antwoord tot het van Imhoffplein 43.Ga naar eind15 Dag, kind. Ik ga slapen en hoop van je te droomen.
je malle ‘Swiepje’
Pisuisse krijgt veel teksten opgestuurd, van bekende en minder bekende mensen, waarover zijn oordeel gevraagd wordt. Zo ook van de tekstdichter Chef van Dijk (1892-1945), die vindt dat hij wel héél lang op zijn antwoord moet wachten. Hij stuurt Pisuisse dan een eigen spottende variant op Multatuli's Gebed van de Onwetende, waarin hij om zijn oordeel vraagt. De naam Pisuisse heeft van Dijk fout gespeld, maar of dat opzet is weten we niet.
Het ‘Gebed van den Onwetende’ van Multatuli heeft Pisuisse op zijn repertoire staan, naar aanleiding van de viering van de 100ste geboortedag van Multatuli (1820-1920). | ||||
A'dam. 7 Juli 1921Antwoord Vader, als ge daar zijt. Onderstaande nederig opgedragen aan Jean Louis Pissuisse’ O: vergeef mij, machtig meester
Groote minstreel onzer tijd.
Man van ruime geestesgaven
Dat 'k U, een gedichtje wijd.
Ik heb als motto 't woord gekozen
Dat eens Multatuli schreef.
Die na 'n menschenleven zoeken
Twijf'lend en wanhopig bleef.
't Is ook dwaasheid, te gelooven
Dat een ‘God’ die alles weet,
Naar de hakkefietjes luistert.
Van zoo'n goren woordproleet
'k Buig voor U, in diepe ootmoed
En ik kus devoot Uw kleed.
Zou ik anders kunnen handelen?
Want ook ik ben een proleet.
Nimmer schreef ik in de kranten
'k Ben nooit journalist geweest.
En ik ril van adoratie
Als ik een artikel lees.
'k Had de stoutheid te gelooven
Dat U mij een antwoord gaf.
Op wat versjes U gezonden
Ik blijf een dwaas tot in m'n graf
| ||||
[pagina 253]
| ||||
Elf gedichtjes had 'k gekozen.
Daaruit blijkt reeds, ik ben gek.
Alsof U.... 't is om te gillen....
Nota neemt van ‘kattedrek’.
'k Lijd beslist aan grootheidswaanzin.
En het was bepaald onkiesch.
Wie zendt er nu zulke prullen
Aan een Jean Louis Pissuisse?
Alles nu nog daargelaten:
Buiten die enormiteit
Nog een antwoord te verwachten
Ja.... dat is krankzinnigheid
'k Heb de pen ter hand genomen
En ik schreef een tweeden brief.
'k Riep U aan - ik zocht - ik smeekte
Resultaten, negatief.
Groote meester, Koning, Keizer
Meèr dan Keizer, bijna ‘God’
Houdt mijn ordinaire liedjes.
Geestes-arbeid van een zot.
't Moet U onverschillig wezen
Of ik al van woede bruisch.
Want de Goden zijn onschendbaar.
'k Groet U, Jean Louis Pissuisse.
Chef van Dijk | ||||
29 januari 1921.Ik heb je lief. Dit is niet volgens het recept van Peter AltetigGa naar eind16
enveloppe
Mevrouw S. Pisuisse-Carelsen Sanatorium ‘Middenbosch’ Dir. Dr. Van Epen te doorn | ||||
den Haag, 24 Maart 1921.terminus-hotels den Haag - Utrecht. G. van Stigt & Zn.
Mijn lieve Fiepsje,
't Is of de duvel ermee speelt, maar nu jij niet meer in den Haag bent moet ik er telkens wezen voor die vervelende passencontrole-geschiedenis voor vreemde artisten. Zoo ook weer vandaag en morgen word ik door diezelfde aangelegenheid vast gelegd voor een directeurenvergadering en zoo krijg ik dan maar geen kans om eens naar Doorn toe te komen, waar jij natuurlijk in 't goddelijke voorjaarszonnetje hard bezig bent om gauw-gauw-gauw weer helemaal beter te worden. Nu hoop ik wel a.s. Zaterdag even te kunnen uitbreken, maar, denk erom hoor, het is nog lang niet zeker, want ik heb het onmenschelijk druk. De VennootschapGa naar eind17 opent den 1ste October een nieuwe zaak in Haarlem en daar zit natuurlijk ongelooflijk veel werk aan vast. Bovendien heb ik conferenties over..... Madrid, waar ze me in begin Mei naar toe willen hebben voor uitvoeringen tijdens de ‘Nederlandsche week’ die daar wordt georganiseerd. En natuurlijk heb ik ook tal van Paasch- en nà-Paaschvoorstellingen te geven. - Maar bij dat al - je ziet het nu weer aan dit krabbeltje - ben jij geen oogenblik uit mijn gedachten hoor, vooral niet, nu ik mij den laatsten tijd allesbehalve prettig voel. Ooren, hals, knieën en maagstreek doen mij om beurten pijn - hoofdzakelijk door zenuwen denk ik en 't gevolg daarvan is, dat ik vaak 's nachts wakker lig. En dan denk ik natuurlijk aan jou. - | ||||
[pagina 254]
| ||||
Wordt maar weer gauw beter, hoor Schat. Misschien wordt dan alles in ons leven weer beter. Dag, mijn Fiepsekind. Heel veel lieve gedachten en zoenen
van je slechte Swiepje.
Groet CécileGa naar eind18 als je haar schrijft en denk aan Von HohenzollernGa naar eind19 - je dorpsgenoot - als je hem ziet! Daàg!! | ||||
Den Haag, 5 April 1921.Mijn allerliefste jarige Fiepsje,
Reeds zond ik je uit Dordrecht - waar de plaatselijke tentoonstelling oorzaak is, dat ik vandaag niet naar Doorn kan komen - een hoera telegram. Nu zit ik in Den Haag, waar ik straks bij den Minister van Arbeid op audiëntie moet en schrijf in het kantoor der Gebroeders van 't Hoff, bloemisten, hofleveranciers natuurlijk, gelijk het behoort nu ik een bloemengroet wil zenden aan de onafzetbare ‘Koningin van mijn hart’ op Haar Verjaardag. - Lieve Schat, uit het diepste diep van datzelfde malle, vagebondeerende hart van mij - waaraan ik lijd, zooals andere menschen laboureerenGa naar eind20 aan een ‘wandelende nier’ - zend ik hierbij mijn innigste wenschen voor het spoedig herstel van je lieve lijf èn van je geluk en zielvrede. - Tot dit laatste hoop ik een klein beetje te kunnen bijdragen door je mee te deelen dat ik gebroken heb met J.G.,Ga naar eind21 die den 8sten a.s. mijn huis in Utrecht verlaten zal. - Moeilijkheden zijn er nog ‘in abondance’Ga naar eind22 te overwinnen, vooral door het feit dat ik nog tot het eind van deze maand haar op mijn, vooral in de provincie reeds vastgelegd, programma moet houden. - Maar een eveneens reeds afgesloten contract per 1en Mei in Rotterdam zal ik nog heden door Reese doen wijzigen, zoodat ik die eerste maandhelft alléén met JanGa naar eind23 in ‘Pschorr’ optreed. Hoe nu alles zich later regelen zal, - vooral ook waar ik het huis moet blijven bewonen en het kindjeGa naar eind24 bij mij wil houden - dàt weet ik nog niet, maar bid jij nu maar voor mij aan Onzen Lieven Heer, Fiepsje, dat Hij je man kracht geeft om standvastig te blijven in zijn moeilijken strijd. - Naast dit voorname nieuws vallen alle andere bijzonderheidjes natuurlijk weg, maar toch wil ik je even vertellen a dat ik niet naar MadridGa naar eind25 ga, b dat ik mij weer veel beter voel dan een poosje geleden, c dat ik vast voornemens ben, in November of laatstens in Januari naar Indië te gaan, zij het misschien ook zonder Jan, die AdaGa naar eind26 niet durft alleen te laten met het oog op haar, volgens zijn verhalen, ernstiger wordende zielstoestand, d dat ik nooit van mijn leven mij weer op artistiek gebied aan iemand hoop te binden en dus waarschijnlijk een gewone beroepspianospeler zal engageeren. - Dit alles en nog veel meer, vertel ik je, hoop ik, spoedig zelf wanneer ik - hetgeen nu veel waarschijnlijker is dan den vorigen keer - zelf naar Doorn kom, a.s. Zaterdagmiddag. En nu verder zend ik je per estafette een oud-Weensche schaal met bloemen. - Was ons contact den laatsten tijd nauwer geweest, dan wist ik misschien welke hartewensch ik op dit oogenblik van je kon vervullen. Nu moet deze schaal met bloemen mijn feestgeschenk zijn. Als de bloemen verdord zijn, zullen wij later samen uit de schaal nog sla kunnen eten of compôte, als we weer eens getweeën aan tafel zullen zitten. - Fiepsekind, ik wensch je verder een héél gelukkige dag toe en nog vele daarna. - Ik zoen je in gedachten op je lieve trouwe oogen en je warme mond en ben weer
je Swiepje | ||||
[pagina 255]
| ||||
p.s. Ik hoop nog even naar mijn Moeder te kunnen gaan, die ik op 1 AprilGa naar eind27 niet kon bezoeken. groet ‘Sjijntje.’ p.p.s. Nu ik de enveloppe krijg, zie ik, dat mijn hofleveranciers heelemaal niet ‘Gebroeders van 't Hoff’ heeten. Hoe ik daaraan gekomen ben.... AberratieGa naar eind28 van de geest! Of seniele aftakeling!
Daag! Schat-van-me!
Bij het Hofstadtooneel van Cor van der Lugt Melsert kan Fie Carelsen haar talent slechts waarmaken in kleine rollen. Wel ontpopt zij zich in deze periode tot de best geklede actrices van Den Haag. Zij verkeert in diplomatieke kringen. Haar talenkennis komt goed van pas. Een grote vriend in haar leven wordt Don José de Santos Bandeìra, een Portugees zakenman. | ||||
14 - 8 - 1921Ga naar eind29Mijn allerliefste Fiepsekind,
Je weet, hoe slecht ik data vasthoud. Toch had ik aan vandaag gedacht, maar ik kwam te laat in stad om vóór de repetitie Lus nog te spreken. Daarom eerst nu een bloemengroet op onze herdenkingsdag. Vanmiddag hoop ik nog even te kunnen thuiskomen, maar 't ziet er voorlopig nog niet naar uit. We repeteeren koortsachtig. Dag, mijn Schat. Heel veel liefs als altijd en ondanks alles van
je Swiep.
Coba zal ik morgen telegrafisch remitteerenGa naar eind30
In de laatste brieven aan en van Pisuisse (die bewaard zijn gebleven) lezen we over zijn werkzaamheden. | ||||
Amsterdam, 1 Maart 1922.Beste ‘Haas’Ga naar eind31
't Voorwoord bij je eerste muziekuitgave, waar je me lang geleden! - om vroeg, zal wel een ‘naschrift’ worden, àls je drukker ‘überhaupt’ nog een blanco velletje heeft gespaard in je bundel...
Maar, je weet het: in de eerste plaats ben ik, sedert ik niet meer voor mijn broodjes de pers voer, een ‘luie schrijver’ geworden; en bovendien wanneer mij - en 't gebeurde en gebeurt meer - zoo'n introductie voor een nieuwe uitgave van oorspronkelijke Nederlandsche liedjes wordt gevraagd, aarzel ik steeds en denk: wat gèèft het, of ik van zulke liedjes den menschen al vertel, hoe ik ze vond, of zelfs dat ik ze goed vind! Ieder ander stelt zich tegenover deze subtiele kunstuitingen toch weer met zijn eigen inzicht, met zijn eigen opvattingen, met zijn eigen smaak, zijn eigen gevoel en temperament en vindt dan zoo'n Meneer, die van te voren komt decreteeren: dit is nu de moeite waard - een arrogante quibus....Ga naar eind32 Intusschen, jij stelt blijkbaar prijs op zoo'n verklaring; dus leg ik ze gaarne en met | ||||
[pagina 256]
| ||||
gerustheid af: dit werk van jou is inderdaad de moeite waard, de moeite van 't doorlezen, van 't naspelen, van 't zingen en van 't aanhooren. Gaarne zeg ik dit, omdat je me, als jong in je ‘Sturm und Drangperiode’ eerlijk en hardwerkend artist, sympathiek bent en ik je graag zal zien naar voren komen in ons kleine - àl te kleine - wereldje van amusementskunst - beoefenaars.
Met gerustheid zeg ik het, omdat je werk al op zijn aantrekkelijkheid is geëssayeerd omdat ik het heb kunnen toetsen aan den smaak van - vaak moeilijk te voldoen - publiek in uiteenloopende samenstelling, publiek in groote en kleine gemeenten, publiek in deftige en òndeftige zalen, publiek in hoofd- en provincieplaatsen. Toen zal de vriendelijke ontvangst, welke je werk werd bereid, ook wel voor een deel te danken zijn geweest aan het feit, dat je zelf het voordroeg met die eigenaardige mengeling van brutaliteit en onbeholpenheid, zelfbewustheid en schuchterheid, die wij - de doorgewinterden in 't vak - den jongeren benijden omdat zij zoo'n waardevolle introductie is, zekerder in haar uitwerking dan de meest fanfaronneerende speech, van den meest minzamen conférencier. -
Maar zelfs, als de menschen straks je liedjes zullen lèzen in plaats van ze door je zelf te hooren zeg - zingen, zooals je dat met een ietwat nasale baryton pleegt te doen, smalletjes in je ongewone, bruine jas - je ‘kwattakeep’, zooals ik het wel eens noemde - die je misschien wat gewild-nonchalant, om je laat-ik-maar-zeggen-slanke gestalte is gehangen, met je lichtelijk-sarcastische jongenskop onder een weerbarstige haarlok, ik zeg, wanneer de menschen je liedjes alleen lezen, zonder de hun waardeering stimuleerende gedachte: ‘wij juichen een jongen dichter-componist persoonlijk toe’, dan zullen ze daarin nòg kunnen apprecieeren menig oorspronkelijk idee, menig pakkend rijm, veel Hollandsche humor, soms 'n trekje van zuiver-sentiment of een verrassend moment van rust, alles gedragen op pretentie-looze, maar misschien dààrom juist zoo genietbare melodietjes.
Ik weet het niet, maar 'k hoop het wel, dat je je liedjesbundel ook zelf illustreeren zult. Dan kunnen de menschen zien, dat je nog mèèr in je artistieke mars hebt en dat je door het leven gaat, voorzien van een goede dosis, waarschijnlijk stuk voor stuk niet wereld-veroverende, maar alle te zamen - vooral voor onze ‘kleine Kunst’ - zeer bruikbare en wèl-te-waardeeren talenten. Makker, wees daar je ‘Ouwelui’ dankbaar voor en draag hun deze, je eerste bundel op, waarmee ik je al verder, dat wèèt je, van harte geluk en succes toewensch. Met collegialen groet en poot
Pisuisse.
Dan volgt op de laatste mei van het jaar 1922 zijn laatste brief aan Fie Carelsen. Het is een kort briefje in een grote enveloppe waarin hij haar foto' s terugstuurt. | ||||
Utrecht, Laatste Mei, 1922.Liefste Fietje,
Hierbij 't gevraagde. 'k Durf er niet veel bij te schrijven; dan word ik nòg beroerder dan bij 't uitzoeken... Nuchter zijn, en werken, wèrken maar.Ga naar eind33 We spoeden ons naar 't Einde. En dat is 'n vreugd, 'n Enkel photo'tje heb ik gehouden. Dat zul je wel niet missen. - Dag, Fiepsje. God zegen je
je Swiep | ||||
[pagina 257]
| ||||
Le Travail. Xavier Privas
Si tu veux être libre et fort,
Travaille!
Si tu veux gagner sans effort,
Le repos final de la mort,
Travaille!
Si tu veux être respecté
Travaille!
Si tu veux garder ta fierté
Ta belle humeur et ta santé
Travaille!
Si tu veux soutenir tes droits,
Travaille!
Si tu veux que ta grande voix
Ait plus de force qu'autre fois,
Travaille!
Si tu veux forcer ton destin
Travaille!
Si tu veux que sur ton déclin
Ton frère te tende la main
Travaille!
|
|