Mijn liefste lief
(1989)–Jean-Louis Pisuisse– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen
[pagina 224]
| |
4 Maart 1919.Trein Dokkum-Leeuwarden
Mijn allerliefste Schat,
Met 'n stompje potlood op m'n blocnote - dat rijmt! - en mijn koffertje als schrijftafel ga ik je even in 't godserbarmelijke boemeltje wat ons van Dokkum naar Leeuwarden voert, 't beloofde briefje schrijven. Of je 't heelemaal zult kunnen lezen, zal grootendeels van 't aantal stopplaatsen afhangen. Laat ik eens even tellen: het zijn er veertien. Je zult dus 14 tamelijk leesbare gedeelten in dit epistel aantreffen. Trouwens op mijn reis van Roosendaal naar Dokkum heb ik gisteren in 't geheel 56, zegge zesenvijftig Stations ‘aangedaan.’ Enfin, we zijn er dan toch gekomen, zij het ook doodmoe. Stel je maar eens voor: Zaterdagavond kwam ik per rijtuig om twee uur uit Dieren in Arnhem aan en moest om halfzeven al weg; 'n korte nachtrust dus, maar die ik met 'n middagslaapje weer inhaalde. In Bergen op Zoom stond ik 's avonds in een ‘Japansch’ versierde dus stikdonkere zaal, waar van mimiek geen sprake kon zijn en waar ik dus 25 van mijn zwaarste zangnummers moest afdraaien. Daarna nog weer eens 'n muzikaal souper - heel gezellig tusschen twee haakjes - met prettige, zeer begaafde amateurs op 't gebied van zang, viool en piano, met wie we tot halfvier bijeen bleven. Toen om halfzes met de auto naar Roosendaal en daarna de 56-deelige reis naar Dokkum! Spelen op 'n tooneel van 8 vierkante meter en met z'n twaalven kleeden in een schuur met 'n kamerscherm. We hebben veel gevloekt en veel gelachen en om één uur was 't programma klaar en waren de Dokkumers opgetogen! Oververmoeid natuurlijk heb ik slecht geslapen en ben met barstende koppijn uit bed en op den trein gekomen, na eerst met mijn gansche gezelschap in 't hotel door een politie- inspecteur te zijn gefouilleerd, want ‘er was een mofGa naar eind1 van tweehonderd gulden gestolen’ Dat moesten natuurlijk de comedianten gedaan hebben! Gelukkig mochten we zonder blaam op ons karakter en zonder smet op ons geweten het brave Dokkum verlaten. Je moet daar heusch eens ‘z'n Eenige Vrouw’Ga naar eind2 gaan spelen. Alleen vrees ik, dat EduardGa naar eind3 te lang is voor het toneel! En Vrouwe snoes-van-me, hoe gaat het intusschen met jou? Geen ernstigen gevolgen | |
[pagina 225]
| |
gehad van de drukte der laatste dagen en de tijdelijke zwakheid weer overwonnen? Schrijf me dat even naar hotel Allard in Rotterdam vanwaar ik je trouwens ook nog wel zal opbellen - Heb jelui 't telegram betreffende Lobo ontvangen? Het was me door 't hoofd gegaan en nu was ik bang, dat Dé en Greetje misschien inmiddels bezet zouden raken. Ik hoop alleen maar, dat 't niet midden in den nacht is aangekomen, zoodat ze je ervoor uit je bedje hebben gebeld. Nu, kleine Schat-van-me, ik hoop je Donderdag ochtend weer vrolijk gezond en wel in mijn armen te mogen sluiten en dan reizen we gezelligjes naar Rotterdam, arm in arm in een eerste klasse! En 's avonds - ook arm in arm! - bij Allard in 'n bedje! Dag, liefste Lief. Ik zoen je Snoezige snuit, op je groote oogen en je heerlijke mond en wou dat ik 't maar in werkelijkheid kon doen. - Dag, eenige Vrouw-van-me. Met heel veel liefde denkt altijd aan je,
je trouweGa naar eind4 Swiepje
Groet MarieGa naar eind5 en de twee andere katten! | |
Deventer, 15 Maart 1919.Hotel ‘De Moriaan’ H. Ferkranus Deventer
Mijn allerliefste Vrouwzekindje,
Dit wordt zoo maar 'n mal briefje, hoor, met wat vriendelijke gedachtetjes voor jou erin en anders niet, want nieuws van deze tournee is er niet veel te vertellen. - Aanboord naar Stavoren een uur slaap ingehaald, terwijl de rest van 't gezelschap net zoo lang over zeeziekte kletste, tot er werkelijk 'n paar over de verschansing hingen. In Sneek een daverend succes en gisteren in Deventer 'n sof. En dat laatste valt nog wonderlijker, omdat wij den laatsten tijd 'n beetje verwend zijn. - Nu zit de bende aan 't ontbijt en ik moet er dadelijk met mijn neef Chris Schipper vandoor, 'n 20 jarige leerling van de Koloniale Landbouwschool, die 't blijkbaar erg prettig vindt, tegenover zijn medestudenten wat te geuren met zijn tooneel-neef. Gisteravond kwam ie al in de kleedkamer en nu moet ik per se met hem mee om zijn kamer te zien. Maar eventjes moet hij nog wachten, tot ik mijn Fiepsekind goeie morgen heb gezegd. Hoe is het met mijn Schat? Niet al te erg vermoeid? Het is met die ‘Gezellin’Ga naar eind6 maar wat best afgeloopen, hè. Ik las tenminste niet anders goeie kritieken. Schröder natuurlijk niet, maar zelfs hij heeft blijkbaar niet naar hartelust kunnen afkammen. Zoo zie je alweer: wanneer je boel in orde is, hoef je je heusch over 't resultaat niet ongerust te maken. Zoo zou ik er met ‘Meneer Karel’Ga naar eind7 ook maar over denken. Nu, kleine Schat, ik moet gaan wandelen en eerst nog mijn programma voor Nijmegen in orde gaan maken, dus schei ik met schrijven uit. Zondagavond moet ik in Hilversum zijn, maar ik weet niet, of ik overdag nog eerst thuis kom. Morgen zal ik je dan nog even telefoneeren. Dag, mijn allerliefste. Duizend ‘groetjes en poensjes’ - moet je dat bolle boerensmoel van mij daarbij denken! - van
je Swiepje | |
[pagina 226]
| |
24 Maart 1919 Maandagochtend, 11 uur.hotel des pays - bas, arnhem.
Liefste Schat,
Hierbij dan alvast mijn eerste groet - op 'n kaart om je te bewijzen, dat ik mijn Fietje niet vergeet en met liefde aan haar denk, ook zonder portretje in mijn koffer. Ben je al bij 'n druk-op-de-knopGa naar eind8 geweest? Gisteravond weer mooie zaal in Arnhem. Wel niet vol, maar toch nog ruim f 400.- voor onze portie. - Vannacht - als gewoonlijk in Kr. 41 van Pays-Bas! - allerbelabberdst geslapen. Daardoor vanochtend wat zenuwachtig. Maar nu op weg voor een wandeling rond Arnhem bij prachtig lenteweer. Dag, mijn allerliefste. Heel veel poensjes van
je Swiepje. | |
Middelburg, 24 Maart 1919.Hotel ‘du commerce’ Café -Restaurant Propriétaire: A. van Overbeeke Middelburg Geheel Electrisch verlicht over Het Station
Mijn allerliefste Schat,
Middelburg schijnt geweldig op mijn schrijfzenuwen te werken, want daar begin ik zoowaar alweer aan 'n brief. Dit te eerder, omdat het beestenweêr ons in 't hotel opgesloten houdt en er dus van al onze plannen om de Marktdag in Middelburg te bezoeken niets komen kan. - Ik ga nu vanmiddag naar Vlissingen om bij LoGa naar eind9 te eten en de rest van 't gezelschap komt per rijtuig achteraan, waarmee we vanavond ook weer hierheen terugkeeren.. 't Was hier gisteren een mooie avond, maar de donkere sof-schouwburg heeft mij mijn broek gekost, waarin ik een reuzen-winkelhaak haalde. Morgen, Vrijdag, kom ik thuis eten, maar 't zal wel laat zijn vóór ik in Amsterdam ben. 1 April gaat den Bosch niet door. Ben jij dien dag vrij? Dan konden we MaGa naar eind10 gaan feliciteeren. Dat zou de goeie ouwe Vrouw wel prachtig vinden, geloof ik. Nu, en verder heb ik ook al niks te vertellen. Alleen, dat ik jou 'n Schat vind - maar dat weet je al - en dat ik heel erg waar je verlang Dag, Snoes-van-me. Héél veel liefs van
je Man. | |
Middelburg, 26 Maart 1919.Hotel ‘du commerce’ Café-Restaurant A. van Overbeeke Middelburg Geheel Electrisch verlicht over Het Station
Liefste Schat,
Zooeven aangekomen in 't oude Middelburg in een goed hotel vlak tegenover 't Station, waar ik ook morgenavond maar met de bende zal gaan logeeren, omdat ik Vrijdag met den eersten trein uit Vlissingen moet en het Station daar zoo idioot ver van de stad af ligt de eenige grief, die ik koester tegen mijn geboorteplaats. Gisteren was 't in Nijme- | |
[pagina 227]
| |
gen 'n P-dag: 'n slechte schouwburg en bovendien Mies en Pine op bezoek, de eerste valsch-vroolijk en de laatste onbenullig. Pine heeft poker geleerd en gisteravond moesten we er allen nog aan gelooven. Maar toen ik 'n excuus had in 'n verlies van 'n pop ben ik fijn naar m'n bed gegaan, want ik was dood-op. Vanochtend om 7 uur eruit en nu hier, waar 'n volle schouwburg ons wacht. Dank je wel voor de broodkaartenGa naar eind11 en voor je briefje Snuit, dat kort was om dezelfde reden als dit epistel kort is, namelijk 'n hopelooze pen. Dag, Liefste. Heel veel lieve gedachten
en poensjes van Swiepje
Pisuisse heeft deze 2 brieven verkeerd gedateerd. | |
Zutpen, 7 April 1919.Grand Hotel du Soleil (restaurant) garage voor automobielen
Liefste Schat,
Even gauw 'n briefje. Tot nog toe was 't één vliegpartij van trein naar schouwburg, van Schouwburg naar hotel en van hotel weer naar den trein, maar nu zitten we drie uur vast in Zutphen en eten gezamenlijk in de ‘Soleil.’ Allereerst: hoe heeft mijn Vrouwtje verder haar jaardagGa naar eind12 doorgebracht? Zwaar aan de fuif met Stelkade en Verwagen?Ga naar eind13 't was sneu, dat ik zoo gauw wegmoest en in zoo'n beroerde stemming, maar goddank de recette's in Utrecht en Maastricht zijn prettig geweest en dus de stemming navenant verbeterd. In Utrecht namen we bijna vijf- en in Maastricht ruim zeshonderd gulden schoon mee. (Heijermans maakte onlangs in Utrecht een netto recette van... zesentachtig cent!) In vroolijke voorjaarstemming zitten we nu hier in Zutphen en bewonderen twee jeugdige Schepseltjes, die van plan zijn, een konijn te worden, maar voorloopig er nog uit zien als Marmotten met héél-groote ooren. Als jij ze zag, dan begon je vast de poezentaal met ze te ‘spreken.’ Ik hoor het je al doen en wou dan wel heel graag, dat ik het in werkelijkheid hooren kon. Maken jou deze eerste echte voorjaarsdagen ook zoo ‘Himmelhoch jauchzend, zum Seele betrübt?Ga naar eind14 Zeg, lieve Snuit, het ziet er voorloopig nog maar onpleizierig uit (dat rijmt) wat onze eerstvolgende ‘ontmoeting’ betreft - stel je voor, dat je tusschen ‘echt’ getrouwde menschen over ‘ontmoeten’ moet spreken! - Want als ik zoo mijn kalendertje eens na-gà, zie ik, dat we hoogstens Vrijdagmiddag en misschien Zaterdagavond elkaar zullen zien. Zaterdag hoop ik er dan in elk geval - terugkomend uit Baarn - te wezen, want dan moet ik weten, hoe 't met ‘Carlos’Ga naar eind15 is afgeloopen. Maar Zondagavond kom ik in elk geval thuis. Was 't alvast maar zoover! Dag, mijn allerliefste. Heel veel zoenen - helaas maar in gedachten en op papier - van je
Swiepje
In vliegende haast geschreven, want ze willen dat ik aan tafel kom. Maar eerst moest Fietje nu eindelijk een brief hebben. Dag Schat-van-me, Nog een poens
van je Man | |
[pagina 228]
| |
Groningen, 9 April 1919.Hotel Erven H.B. Kisch, Stationstraat, Groningen
Liefste Fiepsekind,
Ik wou je net een prettig klein briefje gaan schrijven, maar mijn dag is alweer ‘verschteert.’Ga naar eind16 doordat ik, voor de zóóveelste maal 't kantoor opbellende alweer Meneer Witte niet aantrof en alleen een wild vreemde juffrouw, die natuurlijk van toeten noch blazen weet. 't Is een ellende... Enfin, ‘jij bent sjoet’ en ik dank je wel voor je brief, dien ik gisteravond hier kreeg. Ja 't aanbod Chabot ziet er natuurlijk zéér aanlokkelijk uit, maar is onmogelijk te aanvaarden. Ik weet toch al niet, hoe ik mijn programma voor één Mei in elkaar krijg en zal met Cor Ruys hard moeten repeteeren, maar de Hemel weet, wanneer! Gelukkig blijf ik in de tweede helft dezer maand wat dichter bij huis. Gezelliger voor ons ook, hè, want op 't oogenblik lijkt ons huiselijk leven wel ‘Snèr.’ Zooals ik, geloof ik, al schreef: van Amersfoort en Baarn zal ik zien terug te komen, maar de kans daarop is ook alweer niet groot. Deze tourneè blijft gelukkig goed gaan. Enschedé was best en Groningen bevredigend. Dit laatste beter alweer dan den vorigen keer, maar toch nog altijd niet best; we schijnen de hardhoofdige ‘Grunningers’ eerst langzaam te winnen. Het succes is in-elk geval onmiskenbaar. Leuk, dat je zoo gezellig met je oude kennissen in den Haag bent samen geweest. Ik herinner me die Stella van Raalte nog best, ofschoon ze tot de talloozen behoort, die ik nooit herken op 't oogenblik, dat ik ze zie. Zoo ging 't toen ook daar in 't Mastbosch bij Breda. Die episode met dat kleine brutale dochtertje van haar herinner ik me ook nog heel goed. Het staat alleen wat compromitant, als jij schrijft, dat ik met dat dochtertje ‘iets gehad heb in Ginneken.’ Zoo'n ouwe Satyr ben ik toch waarachtig niet! Nou, Schatappel-van-me (nieuwste ‘Kosenamen’!) ik ga eens een wandelingetje door 't schoone Groningen maken, want ik hoef pas om 5.17 naar Assen, rustte vannacht eens fijn uit en zal het er ook vandaag nog eens van nemen. - Straks ga ik nu met Jan wat keuën,Ga naar eind17 die op 't oogenblik ook aan zijn Vrouw zit te schrijven. Wat zijn we toch model-echtgenoten. Dag, mijn allerliefste. In gedachten sluit ik je lieve, lange, lenige lijf in mijn armen en zoen je op je arabischen mond en je heerlijke moorsche oogen. Zal je nog eens aan me denken? Ik doe 't aan jou ook, hoor, voortdurend. Dag Schat
Je Mannie
Pisuisse en Fie hebben nu alletwee veel succes. Ze zien elkaar weinig; spreken elkaar over hun werk. In het toneelstuk ‘Don Carlos’ van Friedrich von Schiller moet zij in haar rol als de Prinses von Eboli zingen en zichzelf begeleiden op de luit. Het is Pisuisse weer die dan voor haar een minneklacht van een onbekende Nederlandse dichter uit de 14e eeuw opzoekt en voor haar luit bewerkt: Ghequetst ben ic van binnen
doorwont mijn hert so seer,
van uwer ganscher minnen
ghequest so lanc so meer.
Waer ic mi wend waer ic mi keer,
ic en can gehrusten dach noch nachte,
waer ic mi wend, waer ic mi keer,
Ghy sijt alleen in mijn ghedachte.
| |
[pagina 229]
| |
Zij leven samen in hun werk en tegelijk gaan hun levens langs elkaar heen.
Jean-Louis Pisuisse engageert Jenny Elbers-Gilliams in april 1919. Hij heeft haar stem nu een paar maal gehoord en besluit haar op te nemen in zijn ensemble. Zij is een plezierige collega. Haar optreden is pretentieloos en smaakvol. Ze heeft een heldere zangstem, een zuivere dictie en een goede voordracht. Ze voelt zich thuis in 't cabaretgroepje, met als vaste kern Jan Hemsing en Paul Collin en als wisselende artiesten: Alex de Haas, Willy Corsari, Herman Tholen en Albert van Lier. Met Paul Collin studeert zij Franse liedjes in. Zij praat met hem en sluit vriendschap met zijn vrouw. Haar vrije dagen brengt ze door met haar zoontje Freddy Elbers. Wanneer Jean-Louis Pisuisse en Jenny Gilliams precies liefde voor elkaar opvatten is niet bekend. Paul Collin merkt wel hun groeiende genegenheid.
Uit de volgende brieven begrijpen we dat ook Fie Carelsen van deze verhouding op de hoogte is. | |
[Amsterdam 1919.]Lieve Fietje,
Reken vannacht niet op mijn thuiskomst. JackGa naar eind18 heeft voor MarieGa naar eind19 een briefje aan den wekker gebonden. Ik heb hem gezegd, dat ik hen eerst bij 't koffiedrinken weer zien zou. - Dat zal òf vroeg òf laat zijn, want ik heb om 12 ½ u. betaling. - Vergeef mij, Schat, dat ik je weer verdriet moet doen Ik kan niet anders.
Swiep
De aandacht, liefde en verzorging die Jean-Louis Pisuisse van Jenny Gilliams ontvangt, doet hem steeds vaker besluiten naar haar toe te gaan. | |
[Amsterdam 1919.]Liefste Vrouws,
Dat ik vanmiddag niet thuis kon komen wist ik ook pas, nadat Wegerif weg was en toen was jij al gaan repeteeren. Ik heb het toen dadelijk tegen Marie gezegd. Dat die 't jou pas om halfzeven heeft verteld, kan ik niet helpen. - En nu, vannacht.... Neen, ik kom niet thuis. Niet om de reden die jij denktGa naar eind20, maar omdat | |
[pagina 230]
| |
ik met alle mij ten dienste staande middelen een faillissement moet trachten te verhoeden. Of 't helpen zal, weet ik niet. Jack moet in Godsnaam maar alleen met zijn Duitsch en Meetkunde zien klaar te komen. Trouwens, daar helpt mijn assistentie toch niet voor! Fiepsje, ik moet aan mijn werk. Tracht ondanks alles vriendelijk aan me te denken. En hou je zelf flink. Dag Schat.
Je Swiep.
Op de zijkant van de brief geschreven: Om tien uur morgenochtend ben ik bureau Spuistraat.
Op aandringen van Fie gaan ze de zomer van 1919 (juni/juli) een poosje uit elkaar. Fie wil niet dat Jean-Louis haar de eerste tijd komt bezoeken. Zij schrijft hem af en toe een brief. De dokter heeft haar aangeraden om aan zee wat aan te sterken. Jean-Louis is hard aan 't werk en gaat gedurende deze tijd bij Jenny Gilliams wonen. | |
Rotterdam, 23 Juni 1919.grand cafe - restaurant ‘caland’ Coolsingel - Rotterdam diners - souper - lunches dagschotels feest en vergaderzalen 8 wilhelmina-billards
Mijn allerliefste Vrouwtje,
Tot nu toe bereikte mij niets anders dan je hartverscheurende noodkreet betreffende de ‘P's’ en mijn eerste opwelling was, je te hulp te snellen om je de ellende te helpen dragen. Maar toen bedacht ik dat ik niet mocht.... Trouwens, mijn werk had mij tòch hier gehouden en bovendien: ik wilde de proefneming zoo zuiver mogelijk doen zijn en je zèlfs niet schrijven.... Maar: dàt lukt me niet. Ik denk té veel, té dikwijls en... tè lief aan je en moet - zij het dan ook op papier - weer eens contact met je zoeken. Vooral nu, nu 't weêr is omgeslagen. Want toen het nog mooi was, dacht ik aldoor: fijn, Fietje ligt lekker te ‘bakken’ in een kuil (al heb ik die dan ook niet gegraven!) - of wel - Fietje loopt naar de sterren te kijken en denkt misschien nog wel eens aan me. Maar nu 't regent en waait, denk ik voortdurend: wat zou mijn Vrouwtje doen? Luistert ze naar vioolspel van 'n a- of 'n o-broek? Legt ze 'n patience? Werkt ze haar dagboek bij of schrijft ze vernietigende kritieken voor ‘Groot Nederland’?Ga naar eind21 En... denkt ze misschien nog wel eens aan haar Man. Verlangt ze nog wel eens naar haar Swiepje? Och, ik mag niet klagen. Ik werk hier gezellig en met groot succes, leef eenvoudig en goedkoop en wordt verzorgd op een manier, waarvoor ik nièt anders dan heel dankbaar kan zijn. En toch komt er telkens weer dat groote verlangen naar jou in mij op, dat mij onrustig maakt, zenuwachtig, slapeloos en, - laat ik het maar bekennen - òngelukkig. Dit bewijst me dan ook, dat ik hòòr bij jou; niet buiten je kan en je voor niets of niemand in de wereld zou willen verliezen. Ja, ik had je een langen brief willen schrijven en je nog veel willen vertellen, maar nu ik je 't hierbovenstaande heb gezegd is het nèt of mijn hersens leêg zijn geraakt en ik je niets van belang meer te vertellen weet.... Van m'n werk schreef ik je al: de menschen zijn hier enthousiast en ze willen me nà 1 Juli bij PschorrGa naar eind22 nog houden, wat ik - om den wille van 't geld - maar weer accepteeren zal voor 'n week. Eigenlijk wou ik wel graag gaan rusten - heelemaal alleen-met-me- | |
[pagina 231]
| |
zelf - want ik ben heel erg moe; maar, zooals ik zeg, 'n honderd of wat guldens meer zal ons heel erg te pas komen. Ik zou dan in dat geval met Jan alleen blijven en gaan logeeren bij AllardGa naar eind23. Nù ben ik - maar wat komt dat er ook eigenlijk op aan. Schrijven wil je me toch niet. En als je 't zou willen, schrijf je wel naar Pschorr. Ik eindig maar. Dag, lieveling. Vergeet mij niet, hoor. Zoomin als ik, òòk maar 'n oogenblik jou vergeet. Rust maar goed uit en wordt sterk en gezond voor je werk in 't nieuwe seizoen. Want werk is in deze wereld het eenige ware, trouwe en vertroostende - Dag, mijn verre Vrouw. God zegen je, hoor. Een zoen op je oogen van je
bedroefde en bezorgde Man | |
Amsterdam, 30 Juni 1919.Mijn allerliefste Vrouwtje,
Aan je eigen schrijftafel, op je eigen postpapier ga ik even aan je zitten pennen. Ik ben maar voor 'n oogenblik hier (laatste dag van mijn abonnement!) en er ligt een stapel post op mij te wachten, die Marie niet had opgestuurd, maar vóór alles wil ik nu weer eens aan jou schrijven. - 't Werd tijd, zal je zeggen. Ja, inderdaad. En toch, vanuit Rotterdam kom ik er niet toe.. 't Is, of ik daar in Rotterdam een heel ander bestaan heb, alsof het een heel anders mensch is, die daar leeft en werkt en of ik er geen uiting kan geven aan mijn gedachten, zooals ik die tot jou zou willen overbrengen. - Toch is er niets of niemand om mij daarin te verhinderen, dan alleen mijn eigen gevoel, mijn eigen onzekerheid, mijn voortdurende aarzeling tot beslissen, waarvan je allemaal reeds zelf getuige bent geweest en waaromtrent je dus ook weet, hoe ondermijnend het werkt op de zenuwkracht. Waarom ik dan nu toch aan je ga zitten schrijven? Alleen om weer met je in contact te zijn. Alleen om te weten, dat je lieve trouwe oogen - die niet mogen huilen, hoor! - dit zullen lezen. Om te weten, dat je dan weer in gedachten opnieuw heel dicht bij mij zult zijn, zooals ik met mijn gedachten voortdurend ben bij jou. - In je laatsten brief, waarmee je me erg gelukkig maakte, omdat ik daaruit las, dat ik jou had gelukkig gemaakt met den mijne, in je laatsten brief, die ik tegelijkertijd met je ‘wanhoopskreet’ zooals jij het noemt - ontving, in dien laatsten brief dan schreef je me, dat ik jou moest vertellen, hoeveel en hòe ik van je houd. - Mijn Liefste, dat eerste is onmogelijk, omdat zich dat niet in woorden of cijfers uit laat drukken. Zelfs niet in volume, zooals jij dat altijd wil. En hoè ik van je houd?.... Kijk deze brief, half afgemaakt heeft tot nu toe - het is vijf uur in den middag van den 2en Juli - in mijn zak gezeten. - FrankGa naar eind24 kwam mij in Amsterdam met besprekingen storen en toen moest ik naar den trein en werd daarna weer opgeslokt door de wonderlijke sfeer van mijn en zijn werken, hier in Rotterdam. - Hier vond ik nu gisteren tegelijk je korte briefje en je telegram. Je ziet, onze gedachten hebben zich weer gekruist, want juist dààr, waar ik in Amsterdam mijn brief moest afbreken, ben ik hier in Rotterdam begonnen, dan tevens antwoordende op wat jij in je laatsten brief vraagt. Hoè houd ik van je? En heb ik inderdaad gewild wat er nu gebeurt? - Lieveling, ik houd van je, zooals ik voel, dat ik nooit van eenig andere Vrouw gehouden heb of houden zal. Ik houd van je, zoo, dat wanneer ik je niet meer mijn Vrouw zou wezen, mijn leven vernield zou worden. Want aldoor zou dan in mij zijn de groote onrust, die nù reeds elk geluk in mij verbittert, de onrust namelijk, die ontstaat uit de gedachte: Fietje is alleen; Fietje leeft zonder mij. Zij kan niet tegen mij praten. Zij kan niet stil liggen in mijn armen met haar hoofd tegen mij aan. Zij kan mij geen - eindelooze en lijnlooze! - verhaaltjes doen. En dat is een abnormaliteit. Ik behoor bij | |
[pagina 232]
| |
jou. Ik moet naast en met jou leven. Ik moet jou laten rusten en ik moet naar jou luisteren. Niet voor jouw rust en geluk alleen, maar ook voor mijn rust en mijn geluk. - En dat dit alles zoo is ('t is alweer 24 uur later nu ik dit schrijf: het is 3 juli, 's middags 4 uur en ik zit alleen in 't Café Caland)Ga naar eind25 ik zeg, dat het alles zoo is, gelijk ik het hiervoor omschreef, dat voel ik zelf niet alleen, elken dag, maar je voelt het zelf blijkbaar ook. Dat hoorde ik uit je stem in de telefoon. Dat hoorde ik uit je vraag: ‘kan je niet eens komen?’ - Zie je Schat, het moest ons duidelijk worden, overtuigend duidelijk, onafwijsbaar duidelijk, dat wij niet van elkaar weg moeten gaan. Daarvoor was de proef noodig, die we nu ondernomen hebben, ondernomen op jouw voorstel en verlangen, een proef, waaraan ik mij niet met vreugde, maar toch ook niet met tegenzin onderworpen heb, want ik voelde dat die noodig was, zelfs onvermijdelijk. En nu het resultaat van die proefneming. Allereerst een gelukkig resultaat: wij hebben bemerkt hoe wij een stuk zijn van elkaars leven, en zonder elkaar ongelukkig zijn. Wij weten nu, tenminste ik geloof wel, dat jij het net eender voelt als ik, - dat een scheiden, een van-elkaar-gaan het vermorzelen beteekent van ons levensgeluk, misschien van onze heele existentie. Maar nu is er een tweede resultaat, één waarvoor ik wel bang was en waarvan het voorzien mij angstig maakte voor de proef. Ik ben nu een maand, zooals je weet, samen geweest met Jenny Gilliams en het gevoel dat ons heeft samengebracht, een gevoel, zoo sterk en in zijn soort zoo goed, dat jij in dat samenkomen terecht méér hebt gezien dan zoo-maar- 'n-avontuurtje, - dat gevoel is in dien tijd zeker niet verzwakt. Dit meisje, of liever deze vrouw, heeft mij in deze dertig dagen omringd met een bezorgdheid, met een liefde, zóó groot en zóó toegewijd, dat ik ze alleen met die van jou vergelijken kan, dat wil zeggen in grootheid, in kracht, niet in soort. - Het is zoo ongeloofelijk moeilijk dit alles op papier te zetten, omdat ik nauwelijks in mijn gedachten mijn gevoelens kan ontleden, laat staan ze zwart op wit kan omschrijven in een brief. - Zij vraagt van mij geen geld, geen naam, geen positie; niets anders dan dat ik ze niet heelemaal weer los zal laten, wanneer ik straks weer naar jou zal zijn teruggegaan. - En nu, Vrouwtje, moet je je eens goed afvragen of je niet mee kunt helpen, dit toch wel zeer begrijpelijk verlangen van haar tegemoet te komen. Kijk, ik kom naar jou terug. Dat weet je. Ik kan niet anders en wil ook niet anders. Maar geloof je nu niet, dat er, wanneer jij me dwingt me nu met geweld los te maken van deze vrouw - van wie ik ook ben gaan houden -, altijd tusschen ons iets wrokkends zal blijven, dat ongelukkig op ons in zal werken? Terwijl juist in het tegenovergestelde geval mijn liefde voor jou nog sterker zal groeien op een bodem van vereering, omdat ik zoo een hoog-staande, vrij-denkende en boven de opinie van de menschen uitgegroeide vrouw heb. - Dan zou je me niet alleen bezitten, zeg je dan. Maar Schat, wat je nu van mij afstaat aan een ander - och, het is alweer zoo ellendig, moeilijk neer te schrijven! - dat is toch eigenlijk iets zuiver-lichamelijks, iets, dat met de zinnen en den wellust te maken heeft en met mannelijk - of liever dierlijk - physieke behoeften. Ons samen zijn is altijd heerlijk geweest en steeds denk ik weer daaraan in gelukkig - herinneren en vurig - verlangen. Maar je weet toch ook, hoe ik, vaak nadat ik de gelukkigste oogenblikken bij jou had gesmaakt, toch weer gedreven door mijn zinnelijkheid en mijn avontuurlijkheid een ander zocht. En is het nu niet beter voor jou en voor mij en voor haar, - of laat ik haar en mezelf nu uitschakelen en zeggen: is het nu niet beter, rustiger voor jou, - wanneer je weet, dat die rare kerel Swiep, die ondanks zijn groote, oneindig-groote Liefde voor jou tòch telkens en telkens weer uit den band sprong, zijn vaste vriendin, zijn ‘natuurlijke’ tweede vrouw heeft, die hem, met jou samen, solide maakt? Goed ik weet het wel, het klinkt allemaal nu nog gek-modern en onaannemelijk maar geloof mij, het gewone huwelijks-instituut stort aan alle kanten in elkaar. Laat ons dan voorloopers van de nieuwe samenleving zijn. We behoeven geen propagandisten te zijn, we behoeven de wereld niet te tarten - jij wil het niet, ik evenmin en zij verlangt | |
[pagina 233]
| |
het niet - maar wij kunnen ons geluk alvast op den nieuwen grondslag bouwen, die eens de algemeene zal zijn. - Lieveling, ik zend nu eindelijk, maar nòg met een bezwaard hart dezen brief af, omdat ik voel, hoeveel er in staat, dat moeilijk, misschien pijnlijk is om te lezen en dat ik ook zoo graag heel, héél anders had gezegd. - Toe, Vrouwtje lees het in den zin, waarin het geschreven is, namelijk in den zin van de onuitroeibare Liefde, die er tusschen jou en mij bestaat. Ik hoop je nu gauw ook weer eens een gewonen brief te schrijven over hoe 't me gaat en wat mijn werkplannen zijn en hoe de zaak ervoor staat. Maar eerst wilde ik dit groote en moeilijke zoo graag tusschen ons verklaard, opgehelderd, ja geheel verdreven zien. Dag, mijn eigen, eenige Vrouw. Ik zoen je op je oogen, op je lieve zwarte haren en je liefdevolle mond en blijf met de meest teedere gevoelens aan je denken. - Den 8en Juli heb ik lezing bij GabriëlGa naar eind26. Anders was ik dien dag al bij je. Nogmaals, in gedachten helaas, een teedere, warme omhelzing van die altijd, die voor het leven blijft,
Je Man.
Deze brief is ‘Expresse’ verzonden. | |
[± Juli 1919.]Lieve Schat-van-me,
Even in haast 'n paar lettertjes. Het gaat mij veel beter. Ik geloof eigenlijk dat 't wat malaria is geweest, die ik nu met kinine onder de knie krijg. Morgen werk ik weer in Gouda. FrankGa naar eind27 zal je mèt dit briefje 'n H.P.Ga naar eind28 bezorgen. Leuk voor Cor. -Ga naar eind29 Dag Vrouwke. Heel veel liefs, van je
‘Bobbie.’Ga naar eind30 | |
Zandvoort, 11 - 7 - 1919.Mijn lieve Vrouwtje,
't Is maar op 'n bloc-note-blaadje, dat ik je schrijven ga, maar ik heb de zon-vergulde zee voor me en.... een zee van liefde in mijn hart. Daarom zet ik me neer, - aan 'n prozaïsch tafeltje in de groot Badhuis bodega - en begin aan je te denken en zoo in stilte zonder dat iemand van de menschen om me heen, het weten of zien kan, met je samen te zijn. - Dag, mijn lieve, kleine vrouw met-de-groote-oogen. Hoe heb je 't weer die twee dagen gehad. Niet treurig, dat Swiepje weer verdwenen was? Geen botermelk-en kaasje gedaan op je witte mantel of op je blauwe tricot japonnetje, dat zóó fijn tricot is, dat je haast niet zien kunt, dat 't tricot is? Dag, mijn eigen ‘eenigste’Ga naar eind31 Vrouwtje. Hou'je nog wel van dien slechten vagebond van 'n man-van-je en kan 't je schelen, hoe hij zijn dagen heeft doorgebracht, sedert hij jou verliet wuivende op 't Alkmaar station als een groot, lang, bruin ding met 'n onbestemde groenigheid om je hals en 'n onbestemde geligheid op je hoofd? Goed, dan zal ik 't je vertellen.... Ik kwam om vijf uur ongeveer in Zandvoort aan en werd ontvangen met 'n standje van den Directeur Gunters, omdat er nog heelemaal geen reclame was gemaakt. Dat zette mij meteen midden in de herrie van telegrafeeren en telefoneeren en terwijl ik me toen eindelijk scheren liet, kwam er zoo'n jobstijding, dat ik haastelijk weer op den trein ging zitten en naar Amsterdam spoorde, of liever naar Bussum. Daar moesten namelijk 's avonds menschen-van-mij optreden, maar de telefonische boodschap luidde: er was | |
[pagina 234]
| |
geen leiding. Dùs ik naar Bussum. Doch in Amsterdam vond ik Frank die in mijn plaats naar Bussum kon gaan. En ik bleef in Amsterdam om te zorgen voor: advertenties, aanplakbiljetten, entréebiljetten en programma's.... alles voor onze openingsvoorstelling op Zandvoort, waarvoor nog niets was gedaan, of liever: waar alles zóó voor was gedaan, dat ik het ten spoedigste moest herstellen, verbeteren, achterhalen, herroepen.... Enfin, 't was 'n zoodje. In de ‘Sijs’Ga naar eind32 sprak ik Lola - die tusschen twee haakjes wel degelijk bij Van Gelder op Zandvoort gaat werken (waarvoor ik haar 'n standje maakte!) maar die mij tenminste 4 dagen op Zandvoort komt helpen, en Yvonne George mij weliswaar niet officieel in den steek laat, maar te samen met Van Gelder zóó onzeker doet, dit ik het er wél opaan durf laten komen. Om halftwaalf terug in Zandvoort. Om halfelf den volgenden dag - namelijk vandaag - terug op 't kantoor. Dirk Witte uitgeveterd, idem Frank, idem juffrouw Kokosky. Ook ‘Peetje’Ga naar eind33 had er van langs gekregen, maar die was weer eens met vacantie (per gratie van Dirkje W.) - Zèlf naar den drukker, programma's in orde maken. Zèlf naar de Couranten voor advertenties. Ten slotte: de boel zit voor elkaar. - Wat een leven, hè en wat een godvergetenmeschoggaas eigenlijk! Maar wil je wel gelooven, dat ik me steeds gelukkiger voel, naarmate ik het drukker en - hoe zal ik het noemen - ‘invloedrijker’ heb. - Ik heb op 't oogenblik bezig - maar absoluut mondje dicht hoor en tegen iedereen!!! - ik ben op 't oogenblik bezig een pleizier-vliegdienst in airoplanes in elkaar te zetten Zandvoort- Vlissingen en Zandvoort-Schiermonnikoog. Er gaat juist een telegram naar Frits Lebret en Karel Muller in zee. Frits en Beppie ontmoette ik gisteren tegelijk met Lola in de Louis xvi. Zij allen lieten je natuurlijk hartelijk groeten. Lola heb ik voor Pschorr ook reeds te pakken. Wat een energie, hè! Zeker geïnspireerd door mijn bezoek aan jou! Nu liefste Schat, kan ik niet persoonlijk in langen tijd weer bij je komen, dan kom ik met soortgelijke, voor ieder ander dan jezelf waarschijnlijk on ontcijferbare briefjes naar je toe. Om je te toonen, hoe ik - midden-in àlles - aan je denk, je beschouw als mijn deelgenoot - in alles, mijn kameraad - voor-het-leven. - Dag, mijn liefste Fiepsekind - God zegen je, hoor. - Op je mooie oogen en je lieve mond. - Hoe is het met de korstjes, de velletjes, de wondjes enzóóvoort? Heeft de boorzalf afdoend geholpen? - heel veel zoenen van
Je ‘Bobbie’
(wat 'n naam voor zoo'n hopeloos manspersoon!)
Deze brief is op zeven kleine velletjes van een blocknote geschreven. | |
Zandvoort-Bad(Holland) 15 Juli 1919.Hôtel Groot Badhuis Zandvoort-Bad
Mijn allerliefste Schat,
Even in vliegende vlucht 'n paar krabbeltjes, want straks komt Max Gabriël hier repeteeren, verder ben ik den heelen dag in de weer om de ApachenscèneGa naar eind34 nieuw in te studeeren, want Yvonne George laat me natuurlijk in den steek - het loeder! - en wanneer ik dan vandaag nog 'n oogenblikje vrij heb moet ik dat gebruiken om voor Greetje en Dè ‘Donatello’Ga naar eind35 te vertalen. Daarom nu in dit verloren halfuurtje even aan jou van mijn wedervaren en bevinden, sinds Vrijdag. Dat de eerste avond een succes was, schreef ik je reeds - clandestien - in de Haagsche Post. Ook Zondag was het vol en het succes zeer groot. Dit laatste was ook gisteren het geval 'schoon er toen maar weinig menschen waren: Maandagavond en concurrentie van RubiniGa naar eind36. Bovendien | |
[pagina 235]
| |
moet de groote drukte hier in Zandvoort nà den 16e eerst komen en deze eerste dagen is er dus van 't succes nog, maar weinig te zeggen. - Met de gezondheid gaat het mij gelukkig goed; nog altijd wel wat meer nerveus, dan ik wel wenschen zou, maar het trekt, geloof ik, wel bij. Elken avond voor 't naar bed gaan eet ik een half pond ‘Ksause mangeltjes’Ga naar eind37 zooals jij dat noemt en dat heeft een zeer ‘beruhigenden’ invloed, niet zoo zeer het eten als wel het pellen. Daarna eet ik dan vijgen en heb zoo een goedkoop en gezond souper, 'n Beetje somber-alleen, maar dat kan nu eenmaal niet anders. - Gisteren was ik in Amsterdam voor de groote fusie-vergadering van den Directeurenbond met den BioscoophoudersbondGa naar eind38, en toen daar, tengevolge van een verrassingscandidatuur van Louis de Vries, Verkade niet bij eerste stemming in het Hoofdbestuur werd gehandhaafd, maar in herstemming moest komen met meneer Bienen van ‘De Karseboom’ in Den Haag heb ik - gedégoutteerdGa naar eind39 van zoovèèl stom proletendom - mijn bestuursmandaat (ik kreeg 52 van de 56 stemmen) neergelegd ten behoeve van Verkade. Van alle kanten hebben ze mij verzocht àan te blijven, maar ik - eigenlijk wel in m'n schik met deze eervolle retraite uit een lastige besogne - ben op mijn stuk blijven staan. - Anders heb ik voorloopig geen nieuws te melden. Trouwens, Schat, hoe heerlijk ik het ook vind, dagelijks van jou een brief te krijgen, ik heb het te volhoofdig en volhandig om mijnerzijds ook dagelijks te correspondeeren. - Maar al schrijf ik dan ook niet elken dag, dènken doe ik wel aan je hoor, met héél veel liefde en teederheid. Ik wensch je nog menige gelukkige ontsnapping van het SnappertjeGa naar eind40, heel veel pleizier bij de aanstaande danspartij, goed succes bij je toekomstige escapades op Engelsch taalgebiedGa naar eind41, goede gezondheid, opgewektheid en vroolijkheid en blijf steeds met heel veel liefs
Je Man
In een interview met Edmond Visser zegt Pisuisse over deze tijd:
Mijn stemming ten opzichte van het cabaret is buitengewoon pessimistisch. Het eigenlijke cabaret is tegenwoordig niets gedaan. Zoals 't vroeger in Frankrijk was... Vandaar dat ik de bakens heb verzet en nu in de operette in Carré zing ‘De millioenen dief’, met muziek van Max Gabriël. Ik houd dan wat vrije tijd over voor mijn ‘Intiem Theater’, niet eeuwig meer reizen en trekken. En probeer een cabaret op te richten in Rotterdam, Den Haag, Zandvoort en in Utrecht. Het Nederlandse publiek blijkt niets meer te voelen voor zo hoog mogelijk opgevoerde amusementskunst in een intiem kroegje, want dat is toch eigenlijk 't cabaret. ‘Het cabaret, dat is een gelegenheid (zaaltje) waar de uitvoerend artist contact heeft met het auditorium, dat als het goed gaat, eigenlijk mee moet werken. Dat contact kan kunstmatig in 't leven worden geroepen, maar dat is een persoonlijk iets, door de conferencier.’ | |
Amsterdam, 17 Juli 1919.jean-louis pisuisse Vondelstraat 68, Amsterdam.
Mijn allerliefste Fiepsje,
Vandaag even thuis voor diverse aangelegenheden, zie ik op den schoorsteen in eenzaamheid mijn portret staan, halflosgelaten van 't karton en denk nu zoo: dat kan ik meteen wel even aan mijn Schat sturen, om te bergen in haar tasch of neer te zetten op haar tafel. Komen haar dan diverse oude raadsheeren of andere verliefde individuën ‘belagen’, dan kan zij dit kiekje toonen en zeggen: ‘dit is mijn kerel; hij ziet er nu wel | |
[pagina 236]
| |
minzaam uit, maar als je aan m'n lijf komt, dan wordt hij nijdig, dan krijgt hij “trekjes” om zijn neus en dan slaat-ie jelui op je bakkes!’ Ik was vandaag o.a. bij den Ontvanger Repelius en kreeg uitstel van mijn betaling tot 15 September. Dan moet ik 375 gulden dokken en dan zal hij zien of hij mij voor het restje uitstel kan verleenen tot 15 October. Het is tegen alle regel in, zeide hij, maar ik vertelde, dat ik nu eenmaal ònmachtig was om thans te betalen en dat hij dan in godsnaam maar exécuteeren moest. Nou, dat doet ie natuurlijk niet en zoo is ook deze zaak weer geschikt. Verder was ik daarnet even bij Dr. v.d.H. Leonards voor mijn huig te laten nakijken, die nog altijd slap blijft en zakt. Hij heeft hem aangestipt en ik moet het geval drenken in citroensap. Voorloopig zal ik het eens met citroenbitter probeeren.... Nee, hoor, Schat, maak je maar niet ongerust. - Ik zal volgens 's Dr's voorschrift handelen. Hij liet je groeten. - Nieuws is er verder ook al niet. In Zandvoort gaat de zaak ‘tamelijk’. Er is elken avond geweldig veel concurrentie, maar de loop komt er wel in. Dag, mijn lieve Schat. Nu moet ik haastelijk naar den trein, want ik heb om zes uur repetitie op 't tooneel van ‘2 Vuren’Ga naar eind42. Heerlijk, dat je dagelijks schrijft. Dag, Vrouwsekind. Hou' je taai, hoor. Niet ‘dietig’Ga naar eind43 zijn. Deze vervelende zomer komt wel om en dan wordt alles weèr goed en gezellig. 't Huis hier ‘ruikt’ eenvoudig van schoonheid. Heel veel zoenen op je lieve bruine toet (ook ik begin te ‘bruinen’) van
Je Man
‘Aan den Rand van 't Bosch’Ga naar eind44 is heusch interessant! | |
Zandvoort, 22 Juli 1919.Mijn lieve Vrouwtje,
Weer een krabbeltje, maar nu wel zeer hevig gekrabbeld, want ik schrijf in den trein van Amsterdam naar Zandvoort. Doe ik het nu niet, dan komt er weer heel den dag niets van, want zoodra ik weer mijn neus op Zandvoort vertoon, heb ik met allerlei zaken zóó druk, dat ik niet tot schrijven kom. Wat is het gezellig, elken dag zoo trouw jouw dagverslag te ontvangen. Meestal komt het 's morgens omstreeks elf uur, maar ook wel eens 's middags 4 uur in mijn bezit, zoodat ik het òf bij de lunch òf bij de thee genieten kan. - Mijn dagverdeeling is lang niet zoo geregeld als de jouwe. Doorgaans sta ik om 'n uur of negen op, ontbijt dan boven en lees mijn krant, ga dan in de theaterzaal met ‘Peetje’Ga naar eind45 brieven afdoen en Lus instructies geven, of wel repeteeren, met Gunters confereeren en dan verdwijn ik vaak weer naar Amsterdam, waar je gauwer naar toe kunt reizen, dan dat je telefoneert. Onder de hand vertaal ik dan aan ‘Donatello’ voor Dé en Greetje of ik maak bruiloftsversjes voor de familie Cohen (familie van jou?)Ga naar eind46 die den 28en Augs in HaarlemGa naar eind47 fuift. Stom vervelende, onartistieke joden menschen met den vervelenden Dr. Zechandelaar uit Amsterdam als ceremoniemeester. Ik zal ze slordig laten betalen, maar dat is dan ook m'n eenige troost. - Vandaag stortregent het hier. Goed voor vanmiddag: ik geef een goochelmatineé, maar anders, wat een zomer, hè Schat! 's Avonds merk ik van 't slechte weer niet veel. 't Bezoek is maar bedroevend. Trouwens, Zandvoort, dat zoo stampvol heette te worden, is saai en leeg. En wàt een badgasten! 'n Zoodje! Nee, voor mijn plezier ging ik hier nooit van m'n leven zitten, hoor! Tengevolge van mijn drukte en het slechte weer, ben ik nog maar eenmaal in zee geweest, Vrijdag: ongeluksdag. Ik heb mijn knie weer uit zijn kom geslagen en heb daarvan nu een ellendige last. Dat schreef ik je trouwens al met | |
[pagina 237]
| |
een enkel woordje in h.p. en toen ik daarbij schreef, dat ‘dit mijn eenigste verdrietje’ was, maakte ik het mooier dan 't was. Inderdaad ben ik maar weer zorgelijk en zwaarmoedig. Graag kwam ik even naar je toe om wat troost en rust, maar dat gaat nu eenmaal niet. Ook vrees ik, dat we vóór 1 Augustus wel niet veel samen zullen kunnen zijn, want 25 en 26 Augs. moet ik naar Noordwijk en komt Marcel Barger in mijn plaats in Zandvoort gasterenGa naar eind48. Trouwens, ruimte zou er hier voor ons beiden niet zijn, want het hotel is wel vol en op mijn kamer zou nog wel een bed kunnen staan.... als er nog maar bedden waren. Enfin, nà den 1en Augustus komt het allemaal wel weer goed. Fijn, dat ik je gezond en bruin weer bij me krijg. De eerste dagen ben ik weliswaar toch veel de stad uit 's avonds en overdag aan 't repeteeren, maar Vondelstraat 68 is dan toch weer ons ‘home’. Marie sprak ik zoo even door de telefoon. Er was niets bijzonders; alleen de groeten. En nu van de halte Overveen gebruik maken, om tenminste een leesbaar afscheid te schrijven. - Dag, mijn lieve, goeie, trouwe Schat. Ik hou van je, hoor en blijf van je houden. Heel veel lieve gedachten en innige kussen van
Je Swiepje
Het samenwonen met Jenny Gilliams in de zomermaanden van 1919 blijft niet zonder gevolgen. Jenny is in verwachting. | |
± augustus 1919.Lieveling,
In vliegende haast. In ‘de Kroon’ - nota bene! - Toch wil ik je even wat schrijven. Wanneer ik nog niet bij je was, geloof niet dat het uit onverschilligheid is. Wanneer ik je niet eerder schreef, geloof niet, dat ik je niet schrijven wou. Maar ik ben zeer ongelukkig en ik zou jou als ik je sprak of voluit schreef nòg ongelukkiger maken. Ik heb je gemeen behandeld. Geloof niet dit ik ongestraft bleef. Ik moet eindigen. Maar ik eindig nooit met aan je te denken. Dag, kind.
Je Swiep. | |
6 - 9 - 1919Op een strook papier van de Haagsche Post:
Dag, mijn lieve Schat. Ik denk aan je en heb je lief. Ik maak het goed en de eerste avondGa naar eind49 was een succes
Fie vindt weer een briefje in een enveloppe in huis, niet over de post gestuurd maar door Pisuisse daar neergelegd. Hij speelt nog steeds in de operette ‘De Millioenendief’ in Carré. Het stuk is geen groot succes. | |
[pagina 238]
| |
Carré, 5 October 1919Liefste Fiepsekind,
Je vindt een briefje en vóór je 't open gemaakt hebt, zal je al begrepen hebben, wat 't inhoudt. Ik kom inderdaad vannacht niet thuis. Dit heeft een heeleboel buitengewone redenen, die ik je niet allemaal ontvouwen zal, omdat er toch die ééne reden achter zit, die jou verdrietig maakt. Ik wèèt het! En ik voel mijzelf er ellendig onder, maar 't noodlot wijst hier den weg. 'k Heb vanavond in den Schouwburg een ellende-avond. Morgen vertel ik je alles nader. Nu in haast een nachtzoen, met heel veel lieve gedachten
van je Swiep. | |
21 October 1919.Kleedkamer bij Carré
Mijn arme lieve-kleine Fiepsje,
Het valt mij zoo moeilijk te antwoorden op je ontboezemingen van zorg en verdriet, zooals ik die vanochtend en vanmiddag van je moest ontvangen. Zoo moeilijk, omdat ik voortdurend gevangen gehouden wordt in allerlei zorg, beslommering en moeilijkheid, die niets te maken heeft met het groote drama dat zich tusschen ons beiden, ons drieën, ons vieren... God weet tusschen ons vijven afspeelt. - Zoo moeilijk bovendien, omdat ik - tenzij ik des avonds naar de Vondelstraat kom - je voorlopig niet anders dan schriftelijk antwoorden kan op je hartstochtelijke en helaas maar àl te zeer verdiende verwijten. - Gisteren was ik absoluut van plan naar huis toe te komen in den middag. Maar ik kwam eerst over zessen bij Serné weg. Vanmiddag weer had ik gehoopt vòòr vijven thuis te kunnen zijn. Maar den vergadering van Directeuren (arbeidscontract) duurde tot kwart voor zevenen. - Ja, natuurlijk, ging ik nu vanavond naar huis toe, dan zou ik je kunnen spreken. Maar juist, in het thuiskomen in de Vondelstraat zit telkens weer het verschuiven van de groote beslissing, die toch eenmaal genomen moet worden: ik moet van je weg. Voor lang? Voor kort? Voor altijd? Dat zal het noodlot uitwijzen! Maar zooals 't nu gaat, gaat het niet langer. Ik maak jou, en ‘die Vrouw’ (zooals jij haar noemt) en mijzelf dood met déze martelende onzekerheid. Er moet iets gebeuren. Laat de menschen dan maar eens gnuiven van: Pisuisse is van zijn Vrouw af. God weet kunnen ze over 'n poos weer zeggen: Pisuisse is weer bij zijn Vrouw terug. - Als je me dan nog hebben wilt! Nu drijft mij het Lot, de Beschikking, noem het maar hoe je 't noemen wilt: (desnoods ook mijn Lichtzinnigheid, mijn Wispelturigheid, mijn Zondige Wellust) naar Jenny toe, die vol liefde, vol zorg, vol toewijding, vol huiselijheid voor mij is. Net als zijzelf - zal je zeggen... Ja, als jij. Maar zij is bovendien zoo hulpeloos alleen en draagt mijn kind! Zoo het waar mocht zijn, dat jij òòk zwanger bent, ja dan zal God mij helpen om die moeilijkheid, die nieuwe complicatie te boven te komen. Maar nu, voorloopig moet het zóó zijn: laat ik niet dan overdag in de Vondelstraat komen. Bewaar jij mijn huis, mijn goed, zoolang als 't mag ook mijn jongen, als je wilt. En laten we dan - fatalistisch - afwachten, wat ons verder gebeurt. 't Best was, dat ik weg zou gaan - 't àller best: voor goed! - maar vooreerst moet ik hier mijn verplichtingen nakomen, die met zulke nuchtere dingen als geld en contracten in verband staan. - Geloof daarbij niet, Fietje, dat ik opgehouden heb, je lief te hebben. God is mijn getuige, dat ik van je houd. Alleen..... mijn liefde schijnt niemand geluk te mogen brengen. Allerminst mijzelf. Lieve Schat, huil niet meer. Wees de moedige, verstandige Vrouw, die ik altijd in je bewonderd heb. Alles neerschrijven, wat ik voel, kan ik niet. 't Zou onècht lijken van | |
[pagina 239]
| |
beroerdheid. - Ik denk aan je met groote innigheid, met liefde en met medelijden had ik haast geschreven, maar ik weet dat je dàt afwijst. Fietje-lieve-goede Vrouw - té lief en té goed voor mij - vergeef me 't verdriet dat ik je doe. Houd een plaats voor mij open in je huis en in je hart. God zegen je.
Je ongelukkige Swiep.
Morgenmiddag kom ik omstreeks 5 uur thuis! | |
Amsterdam, 18 November 1919.naamlooze vennootschap ‘Intiem Theater Pisuisse’ Maatschappij tot Exploitatie van Kunstprogramma's Directeur: Jean-Louis Pisuisse Kantoor: Spuistraat 241-243
Fietje, mijn lieve, goede Schat,
Ik beloofde je, dat ik vanavond schrijven zou. 'k Dacht er niet aan, dat vanavond Lus vrij is en 'k weet dus niet zeker of 'k iemand vinden zal, die straks nog dezen brief bezorgt, 'k Zou 't zelf kunnen doen, zal je zeggen. Ja... maar dat kàn ik niet over m'n hart verkrijgen en 'k moet dus wel - en 't zal ook wel lukken - iemand anders vinden, die voor ‘postillon d'amour’ speelt, d'Amour? Ja: van liefde. Want, schoon het onmogelijk klinkt, buitenissig en waanzinnig... een feit is het, dat ik van je houd. Een feit is het, dat je altijd in mijn leven de vrouw zult zijn, naar wie mijn vereering mijn hoogste, mijn beste soort van liefdegevoelen zal uit gaan. - En toch behandel ik je zoo slecht, als een man een vrouw behandelen kan: 'k ga van je weg om met een andere Vrouw te leven.... Fietje, je heb het mij eens geschreven... trouwens menschen zooals wij doen al bijna nooit ànders.... een mensch màg niet zijn innerlijkste gevoel verwaarloozen. Welnu - het mag je niet hard klinken, want zóó is het niet bedoeld, en het mag je geen verdriet doen, want dat zou mij nog méér verdriet doen - welnu, mijn innerlijkste gevoel zegt mij nù, dat ik goed doe, zooals ik doe. Ongelooflijk moeilijk is het mij, de gedachten te beheerschen, die mij bezielen en drijven moeilijker nog, aan het nuchtere, voor teederst-sentiment onbevattelijk papier toe te vertrouwen. Maar jij hebt het van mij verlangd en ik zal het probeeren. - Kijk, mijn Schat, wij hebben innig-veel-van elkaar gehouden en houden nòg van elkaar, genoeg om meer dan één gewoon, burgelijk sleur-huwelijk nog jaren lang - door koperen, zilveren en gouden bruiloft heen - in stand te houden. Maar iets is er uit ons samenleven verdwenen: de hartstocht. De hartstocht, die elke aanraking van den man door de vrouw tot een verleiding -, elke aanraking van de vrouw door de man tot een overwinning maakte. Ik heb erwel eens - terloops, want het onderwerp is pijnlijk-subjectief! - met je over gesproken en dan voelde ik wel, dat je dit sprèken alleen reeds als een klacht beschouwde, een klàcht, waar aan je als ‘liefhebbende Vrouw’ de gegrondheid wilde ontnemen. Maar tenslotte is het niet anders, niet spontaan-anders, niet onoverwinnelijk-ànders geworden, zooals een man van mijn slag - en ik wil niet beweren dat het 't goede slag is, maar ‘ik ben nu eenmaal zòò’ - dat verlangt. - Nu heeft mij de hartstocht, de wellust - als dat woord je verkieslijker lijkt - tot een andere vrouw gedreven en daaruit staat een kind geboren te worden. - Dat kind roept mij! 'k Heb eerlijk gewild, weer bij jou terug te komen. Ik kon niet. Je hebt het zelf wel gemerkt. Je hebt het mij - zooals je zelf schreef door een tactische-vergissing - niet makkelijker gemaakt, te blijven. Maar in elk geval, ik kon niet. Dièn avond-van-dat-briefje heb je zelf gemerkt, hoe ik onder den indruk was. Dienzelfden indruk had ik toch ook vanmorgen moeten ondergaan, toen ik, op den Amstel - jouw briefje kreeg. 't Was niet het geval. - En dit, als zooveel andere dingen, | |
[pagina 240]
| |
feiten, overwegingen, gevoelens, die ik toch niet alle kan neerschrijven, brengen mij tot de conclusie: nu is 't beter, dat ik blijf, waar ik ben. Of 't voor den vervolge zoo blijven zal? Dat wéét ik niet. Neen, dat geloof ik niet. Natuurlijk mis ik bij deze vrouw dingen, die één zijn geworden met mijn leven: innerlijke-artisticiteit, beschaving, ‘intellectual intercourse’, 'n zekere aristocratie-van-den-geest, waarop ik zelf altijd nogal trotsch geweest ben, hartstocht, wellust, trots-van-vaderschap slijt. Dat wèèt ik. Je zegt, dat je op me wachten wilt... Fiepsje, kind, wàcht, want ik kom terug! Wacht in ons huis, want ik weet, dat het daar goed voor je is. Omring je daar met vrienden en vriendinnen en.... met herinneringen. Eens kom ik er terug. - En mijn jongen? Ik zal schrijven aan zijn moeder en haar explicatie geven van dit - voor haar jammerlijke - burgerlijke ziel hoogstwaarschijnlijk onvàtbaar geval. Stuur hem zelf eens bij mij. Laat hij mij opbellen, niet bij Carré, maar op 't kantoor. Dan gaan we samen eten en praten. Trouwens, Vrijdagmiddag kom ik in de Vondelstraat om AnnaatjeGa naar eind50 ‘les te geven’, voor wie we den schijn moeten òphouden. God weet, hoe gauw de schijn weer werkelijkheid wordt! - Kind, God zegen je en geve je kracht. Ik schrijf niet verder, omdat dit schrijven mij onbevredigd laat. Over financieele aangelegenheden en zuiver-materieele als mijn goed enz. hoop ik je te spreken. Dáárover zou ik niet kunnen schrijven. Nacht, Fietje. Wêes sterk. Alles wat ik verder zou willen schrijven dènk ik.
Je Swiep. | |
Amsterdam, Woensdagochtend, [29 - 11 - 1919.]jean-louis pisuisse. Vondelstraat 68.
Lieve Schat,
Op weg naar den repetitie en dan naar Nunspeet - ausgerechnet! - kwam ik je nog even begroeten, maar vond je al vertrokken, óók al naar den arbeid. - Ik had je graag mijn nieuwe jas en hoed vertoond - nèt 'n mensch! - maar nu moet Marie je daar maar rapport over uitbrengen. - Morgen in den middag hoop ik je thuis je treffen en een kopje thee te komen halen. Vrijdag ga 'k met Jack naar Prof. Bouwman. - Dag, mijn lieve Fiepsekind. Ik hou van je, hoor. Nog altijd! En nog altijd evenveel! Lieve poenzen van Je Swiep. De vertooning van ‘Hamlet’Ga naar eind51 zou interessant geweest zijn, als mijn ‘interesse’ niet voortdurend verdreven ware geworden door ergernis over ‘zoo'n Hamlet.’ Laat deze manGa naar eind52 toch dirigeeren en regisseeren, maar in godesname niet acteeren. - Want daar hoort toch godbetert dictie en plastiek bij! Fantasie alleen en brutaliteit doen 't hem niet. - Trouwens over de regie ware ook nog heel wat te zeggen. - Complimenteer namens mij Van Dalsum - alle achting, hoor! - en Reule. - Fietje was inderdaad liefelijkGa naar eind53, maar... te zwak. Shakespeare kan meer ‘beelding van taal’ verdragen. En dan, Schat, wat ik nog nooit heb opgemerkt: je szliszt! Ben jij nou heelemaal bedonderd! Dat leer je maar af hoor! 't Komt toch niet van 't Engelsch praten? Zoodra je iets van Grein ziet of hoort, vraag wààr ik hem vinden kan! Well, so long old girl. Be good and take care of yourself. Love and kisses from
Yours ever Sw. | |
[pagina 241]
| |
18-12-1919.de telegraaf | |
HamletIn de stemmen der spelers hoort men reeds Vondel, zijn reien en de Gijsbreght! Een nieuw bewijs voor de onmacht van een regisseur als Verkade, die Shakespeare en Vondel niet uit elkaar weet te houden. Mej. Jansje van Oogen moest nu de Ophelia spelen en zij speelt de rei van Edelingen. Met haar dunne stemmetje waarin niets trilt, waarmede zij geen sfeer weet te scheppen, staat zij in de koude en haar talentje bibbert. Het zou wreedheid zijn het jonge meisje dit kwalijk te nemen. De verantwoordelijkheid komt op het hoofd van den leider, die een dergelijken misgreep doet. Daar stonden nu de twee vrouwen uit dit Shakespeare-stuk naast elkaar en hoe koud en bloedeloos was beider spel. Ophelia, die haar oogen tot den Prins van Denemarken heeft opgeslagen, zij, de dochter van een Raadsheer, moet sidderen onder het noodlot, dat haar den geliefde ontneemt op het oogenblik, dat hij zich haar openbaart. Slechts een niet alledaagsche actrice, gelijk Else Mauhs kan ons hier doen voelen wat er in haar omgaat. En naast haar, als die andere vrouw, naar wie Hamlet's gedachten gaan, staat Geertruide, zijn moeder. Men moet haar zien, geheel onder den invloed van den Koning, die haar tot zijn medeplichtige maakt; aan den anderen kant moet zij vreezen voor het lot van haar zoon, wiens leven zij weet, dat het in gevaar is. De lieve Fie Carelsen speelt deze Koningin, die misschien ook nog warmbloedig is, als een nonnetje, een stil bescheiden nonnetje. Zij effaceert zich geheel en als Shakespeare niet den geest van den vermoorden Koning, doch den geest van den vermoorde onschuld een rol had toebedeeld, had mevr. Carelsen niet schimachtiger kunnen spelen....
barbarossa. | |
eind 1919, begin 1920.Op afgescheurde stukjes papier, modeplaatjes uit de Haagsche Post:
Fieps, mijn lieve Schat, wees niet ongeduldig of ongelukkig. Weet, dat ik aan je denken blijf, elken dag en elk uur en ‘ook dit zal eens verleden zijn’Ga naar eind54.
Sw
Liefste Fiepsje. Ik ben snipverkouden en voel me allerminst plezierig maar toch wil ik je in den trein van Gouda naar Utrecht opweg naar Maastricht nog even een groetje sturen. Dag lieve Schat, hou je maar flink hoor, alles komt wel weer terecht. Heel veel liefs van
Swiepje
In deze onrustige periode, vol van spanningen tussen Fie Carelsen, Jean-Louis en Jenny Gilliams verblijft ook hij enige tijd in 't ziekenhuis. Wat hem mankeerde is niet meer na te gaan, ernstig zal 't niet geweest zijn. De brieven komen met steeds grotere tussenpozen. Hun verhouding vertroebelt meer en meer. Fie is vaak alleen in hun woning in de Vondelstraat. Zij is veel ziek. | |
[pagina 242]
| |
[Amsterdam, ± 1920] [eind 1919.]Mijn lieve Fiepsje,
Maak je toch niet ongerust over mij. Ik ga goed vooruit - al ben ik nu toevallig vanmiddag weer wat minder lekker. Maar dat komt juist, geloof ik, door de brieven van vanochtend. - Ik voel natuurlijk wel, dat deze dagen erg beroerd voor je zijn, maar, geloof me, ik word ook nu uitstekend verzorgd en hoe meer ik weet, dat jij je in deze ellendige omstandigheden flink en kalm houd, hoe minder ik mij ook zenuwachtig zal liggen te maken. En des te eerder ben ik weer beter. - Je ziet, wat ik aan Ma schrijf. Voeg jij er nog maar 'n paar woordjes bij. - Coba zal ik ook antwoorden, zij het ook niet vandaag want daarvoor voel ik me niet ‘auf-gelegt.Ga naar eind55- Zuster zal dezen brief even naar de Vondelstraat brengen, 'k Had graag wat te lezen. Wil je haar dus meegeven (combinatie à la Swiep!) die verzameling oude ‘Punch’Ga naar eind56-es, die ik eens uit American heb meegebracht, en..... de twee boeken, die ik 't laatst van Freule de Geer kreeg en die op de piano liggen? Dag, lieve Schat. Hou je maar flink hoor. Met mij zal 't wel losloopen. Heel veel liefs van je
Swiepje
Behalve de moeilijkheden rond de persoonlijke verhouding tussen Fie Carelsen en Jean-Louis Pisuise rijzen er nog meer problemen in verband met de staking naar aanleiding van de plannen voor het oprichten van een pensioenfonds voor tonelisten. Pisuisse, als directeur, dreigt een andere weg te gaan dan Fie Carelsen, als actrice aan een gezelschap verbonden. Fie ontvangt hierover een brief van Johan Brandenburg in zijn functie als bestuurslid van het Algemeen Pensioenfonds voor Nederlandse Toneelspelers. | |
Amsterdam, 8 Januari 1920.Beste Fie,
Hoe goed ik je moeilijke positie in den moeilijken tijd, dien wij nu doormaken, heb begrepen, zal je gisteren hebben bemerkt, ik wil er echter nog een enkel woord aan toevoegen, dat je uit de roezemoes dezer dagen misschien niet zoo zou bijblijven, als nu je het geschreven voor je hebt. Absoluut zeker was mijn vertrouwen in jou, en zooals ik mij reeds eenmaal borg voor je heb gesteld, zal ik mij in het vervolg borg voor je blijven stellen, wat men ook zegt en welke bewijzen men ook meent te mogen aanbrengen. Zelfs als mijn eigen oogen zouden zien, wat anderen beweren, zou ik nog twijfelen, of ik wel goed zag. Handel dus geheel naar je eigen inzicht, blijf weg van vergaderingen, onttrek je aan alle werkzaamheden, die helaas noodzakelijk zijn, om het kleine beetje recht te veroveren, dat de tooneelspelers vragen, ik ken, begrijp en respecteer je motieven. Ondanks alles, ondanks strijd en moeilijkheden, ondanks meeningsverschil en totale afwijking van sociale inzichten, moet en zal tusschen vrienden het vertrouwen blijven, en vertrouwen heb ik. Beste Fie, laat ook Swiep dit lezen, ook voor hem geldt veel van wat hierin staat, al is het niet tot hem gericht en zou ik het in deze omstandigheden ook niet tot hem willen richten.
Met een handdruk, J. Brand. | |
[pagina 243]
| |
Amsterdam, 15 Januari 1920.Mijn liefste Fiepsekindje,
Even 'n paar bloemetjes bij mijn liefste gedachten en hartelijkste wenschen voor spoedige beterschap, 't Zit zeker in de ‘Malia buurt,Ga naar eind57 hè. 'k Sta op 't punt van naar Den Bosch te gaan, maar morgen, na de repetitie - dus omstreeks 4 uur - hoop ik even te kunnen aanloopen. - Dag, lieve Snuit. Heel veel goeds en liefs
van je slechte Swiepje. | |
Utrecht, 21 Februari 1920.Liefste Fiepsje,
In vliegende haast een lettertje bij: 1e het boek van Pater VerkadeGa naar eind58 2e de 1e honderd gulden, die ik je zenden kan. Sta nu op 't punt van weg te gaan voor vele dagen, maar zal telefo-, telegraf-en correspondeeren zooveel ik dan. En aan je denken, altijd.
Dag, Kind. Beterschap hoor en heel veel liefs van
Je Swiep | |
Amsterdam, 18 Maart 1920.Lieve Schat,
Ik heb vandaag in den treure geprobeerd, je op te bellen. Maar je was maar ‘als’ in gesprek! Met wie of wien (!) heb je toch zoo druk gebabbeld? Ik kon vandaag niet naar je toe komen, omdat ik een reuzenfuif en -programma voor vanavond in Bellevue had in elkaar te zetten. Maar morgenmiddag kom ik vast even. Voorloopig stuur ik je hierbij f 200. Morgen breng ik dan nog honderd mee. - Dag, mijn lieve Schat. In vliegende haast dit kattebelletje, hoor! En heel veel liefs van
Je Swiepje
Op 31 maart 1920 wordt Jeanne Louise (Jenneke, Jenny) geboren, de dochter van Jenny Gilliams en Jean-Louis Pisuisse en vijf dagen later herdenkt Fie haar 30e geboortedag. |
|