Mijn liefste lief
(1989)–Jean-Louis Pisuisse– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen
[pagina 159]
| |||||||||||||
Januari 1914-Augustus 1914
|
- | de personen / instanties bij wie Pisuisse het startkapitaal leende, |
- | zijn eigen onkosten in de plaatsen waar hij optreedt, |
- | het salaris van zijn begeleider, |
- | het aantal procenten voor zijn impresario Max van Gelder, |
- | een toelage voor zijn ex-vrouw Jacoba Smit en zijn kinderen Jack en Eline, |
- | tenslotte zijn eigen huishouden samen met Fie. |
Berlin, den 21 Januari 1914.
Hotel Hof von Holland
J. van Veelen
Berlin nw. 6
Louisenstr. 38
Mijn allerliefste kleine Vrouwtje, mijn arme ‘ziekje’, hoe graag zou ik vanavond inplaats van dit epistel zèlf naar Amsterdam zijn gespoord om mijn zieke ‘Lievje’ 'n beetje te troosten in haar leed, hier staat ‘Leed’ en niet ‘bed’, hoor! maar... 't werk verbiedt het. Er is hier 'n hoop voor ons te doen en 't blijkt me nu, dat we samen toch beter in zaken opschieten, dan Max alleen. En deze impresario moet op de allerhevigste manier achter z'n broek gereden worden, want tot nu toe heeft hij niets voor ons gedaan. 't Is 'n hoogst-ongunstig type, veel minder aantrekkelijk dan Guttmann en er moet nog veel gebeuren vóór ik hem ook maar voor 'n cent vertrouw. Toch zal ik hem voorloopig nog voor heel veel centen moeten vertrouwen, want Duitschland moet nu eens goed worden aangepakt. Dàn geloof ik - nèt als m'n Fietje - dat het hier òòk wel gaan zal. Vóór alles echter moet er geld wezen en daarom ga ik dadelijk als ik in Holland terugkom met mijn vennootschapplannen door. We moeten nu namelijk 'n tourneé hier door Duitschland maken, maar hebben zeker 'n 6000 Mark, zeg f 4000.- kapitaal
noodig. Ellendig, dat Max en ik daar nu zelf niets aan kunnen bij dokken, maar, enfin, we zullen maar zeggen: wij brengen de kunstemakerij als kapitaal in. - 't Succes was gisteravond enorm, zóó zelfs dat ik eerst dacht, dat er te veel ‘claque’Ga naar eind1 in de zaal zat, door vrijbiljetten gevormd, maar achteraf bleek, dat 't publiek heusch zelf zoo enthousiast was. Tot nu toe zag ik maar twee kritieken, maar die zijn prachtig. We moeten nu in godsnaam maar doorzetten. 'n Prettig idee voor mij, dat ik zoo'n flinken moreelen steun achter me heb in den - min of meer mageren! - vorm van mijn Vrouwtje!
Er waren gisteravond véél Hollanders en op de eerste rij zat ‘Tuddie’ von Schmidt. Zij had mij in m'n kleedkamer 'n bloemstukje met de Holl. kleuren laten neerzetten en hing vanochtend juist aan de telefoon toen jij uit A'dam begon te spreken. Nu kreeg ik juist van haar wéèr 'n langen brief.... ‘Noe zeg tog eis: wat woel de maid?!’....
Dank je wel, hoor Muis voor de spoedige verzorging van 't Kirschstein-adres. Wil je me vooral gauw wat boorden, overhemden, jaegertje, nachtpakken, muziek van ‘Andere Morgen’, pastilles d'orateur enz. enz. zenden? Met ‘enz, enz’ bedoel ik alles wat jij denkt, dat ik hier nog noodig kan hebben. Oòk m'n claqueGa naar eind2!
Wat 't geld betreft, die f 1500.-, ga daarmee naar de Bank en stort het; vraag dan verder of zij voor mij willen verzenden naar den heer L.E. van Raalte, Huize ‘Ophir’, Badhuisstraat Vlissingen f 1500.- Dat kunnen zij makkelijker doen dan jij. Schrijf dan meteen aan Lo, dat ik in Duitschland zit, maar dat ik het geld alvast verzonden wou hebben; dat ik hem later nog wel schrijf.
Doe vooral mijn hartelijke groeten aan ‘CobaGa naar eind3 en AdaGa naar eind4’, hoor. De schatten! Mijn lessen van Sabelson en van Woudhuysen (beider telefoonnummers in 't adressenboekje!) moeten worden afgetelefoneerd.
En nu, Schatteke moet haastig deze brief op de post. Ik blijf natuurlijk schriftelijk en telefonisch met je in verbinding. Dat gaat beter, dan vanuit Indië, Wat? Bovendien, in 'n weekje ben ik weer terug. Dag, mijn lieve, groote Schat. 't Beste met 't buikje en 't poekje en 't hoofdje hoor. In gedachten zoen ik je op je lieve trouwe snuit. Zal je voor je Mannie blijven bidden. Helpen doet dat vast.
Dag, kindeke. Heel, heel, héél veel liefs van je trouwe Man.
In potlood daaronder:
Ik heb hier beestachtig vloeipapier, je brief heeft me nu bereikt. 't Adres was blijkbaar niet duidelijk genoeg. Schrijf het altijd heelemaal van 't brievenhoofd over.
Vooral Louisenstrasse 38. Berlin n.w. 6.
Berlin, 23 Jan. 1914
Rosenheimerstr. 36, VI 30
Tel. Lützow 5148.
G. van Lissa
Redakteur-Korrespondent
des
Amsterdamer
Algemeen Handelsblad
Mijn allerliefste, kleine Poppedijnsche muis,
Zooals je ziet ben ik bij de Van Lissa's - die je nog altijd ‘niet aardig’ vinden - maar wil toch nog even, zij 't ook maar 'n klein briefje aan mijn kindje schrijven. - Nieuws is er natuurlijk niet veel, maar wat ik heb, zal ik je eerlijk mededeelen.
Vandaag spraken we voor vast met Jonker af, (dat is de tegenwoordige Directeur van Guttmann) dat hij ons, te beginnen met 14 Februari een tournee van tien Duitsche hoofdplaatsen zal in elkaar zetten. Dat kost ons als grondkapitaal 'n 6000 Mark. Ik ga dadelijk, zooals ik al schreef, aan 't geld zuigen, maar we zullen toch ook nog 'n beetje in Holland moeten werken. Stuur ons de twee cliche's van ons. Die hebben we hier noodig. Vanmiddag gingen we thee drinken bij 'n neef van onze impresario, een jonge Spiess, 'n uitstekend teekenaar, die 'n alleraardigst ontwerp voor 'n reclameplaat van
ons had gemaakt. Trouwens, daar is nog 'n tweede jonge teekenaar ook mee bezig. Dat kost ook wel geld, maar dat komt weer gedeeltelijk terug, want die reclameplaten worden hier later door de zalen, waarin je speelt gekocht. -
Hier roept MienGa naar eind5, die als 'n brave vriendin weer bezig is om voor de arme artisten spijze op te dragen = ‘Doe de groeten aan Fie!’.
Vanavond gaan we met George naar de Holl. Club. - die verdoemde KirschsteinGa naar eind6 kan ik nog altijd niet vinden. -
Gisteravond waren we in 't Cabaret. Groote Goden, wat 'n ouwe kost! Toch aardig, dat het Cabaret genre hier zoo trekken blijft. Goed voor ons ook. - Iedereen voorspelt ons hier succes, als we maar volhouden. 't Geld moeten we telkens in Holland maar bij elkaar spelen en dan zuinig, zuinig! De kritieken blijven uitstekend. Ik breng je die natuurlijk mee. - Verder geen ‘nieuws.’ De menschen zitten hier voortdurend om me heen te babbelen en m'n brief hangt daardoor als droog zand aan elkaar -
Schrijf me of en wanneer je overmorgen, d.i. dus Zaterdag thuis bent. Dan bel ik je op. Dag, mijn liefste snoes. 't Beste met het gezondheidje, hoor! Heel gauw kom ik je weer troosten. Dag Schat van me.
Duizend poenzen van je Mannie.
Berlin, den 24 Januari 1914.
Hotel Hof von Holland
J. van Veelen
Berlin nw. 6
Louisenstr. 38
Mijn allerliefste, kleine Snoezepoes,
Ik dank je voor je gezelligen langen brief, hoor, die me echt goed deed. Ik heb zoo nu en dan zoo'n opbeurinkje echt noodig, want 't leven, zooals we dat nu hier hebben is niet erg pleizierig: 't is echt op 'n enkel uurtje na, dat we met 't bureau ‘Guttmann’ confereeren, 't zoeken naar middelen om den tijd te dooden. Weggaan kun je niet omdat er telkens wat te bepraten of te betelefoneeren is en om te blijven is er eigenlijk geen werk genoeg. Enfin, 't leed is haast geleden, want we zijn toch wéér daar waarschijnlijk den 29en 's morgens terug. Van dat optreden op 't Pers-balGa naar eind7 zal namelijk wel niets komen en ik ben er, eerlijk gezegd, niet rouwig om. Ik had er me niet heel veel succes van voorgesteld. - Wat ons eigen concert betreft, schijnt er nog al belangstelling te wezen. We zullen althans probeeren 't den volgenden keer met de helft van de vrijbiljetten te stellen. Verbeeld je, den vorigen keer namen we 125 Mark in en onze onkosten bedroegen maar even 675. Mk. Vreeselijk, niet! Ja, hoe dat hier gaan moet op den duur....? Max is maar altijd even vol vertrouwen, maar ik zie er geen gat in. Komen we hier wonen, dan zullen wij met z'n beidjes ergens 'n gemeubileerden 3-kamer woning betrekken. Dat kost ± 1500 Mark in 't jaar. Maar dan moeten we in onze eigen maaltijden voorzien, net als de Lissa's. Voor 't grove werk 'n werkvrouw maar koken enz. Fietje zelf. Durf je 't aan, Vrouwtje? 'n Paar vette jaren van - betrekkelijke - zorgloosheid hebben we nu achter den rug. Maar ik geloof, dat de ‘magere’ jaren voor de deur staan. Als die ellendige f 250.-Ga naar eind8 in de maand er maar niet afmoesten... Hoe vin'je Coba met haar rekening? Dat schijnt notabene 'n geval te zijn van 'n ring die ze in 1910 gekocht heeft. Ma heeft er me zooiets van verteld. Ik moet in elk geval eerst die rekening eens zien! Maar dan nog: hoe durft zoo'n vrouw nu nog aan mij om zooiets te vragen? Kieschheid op 't gebied van geldzaken schijnt niet het ‘fort’ van scheidende of gescheiden vrouwen te zijn. -
Van kieschheid en vrouwen gesproken.... De freule's hebben al 'n Berlijnsch pendant: 'n half mesjoggene fransche diseuse (oud en leelijk in de hoogste mate) wier brief ik
je hierbij tot vermaak en leering insluitGa naar eind9, hopende dat je niet denken zult, dat je zoo'n ‘dikke’ brief van mij krijgt. Want ik ben nu alweer zoowat uitgeschreven. Ik dank je voor de opzending van de correspondentie. Max zal aan mevr. Nuyens schrijven inzake Loetjes treinGa naar eind10.
Bruna zit alweer bijna 'n jaar aan de ‘Nieuwe Courant’ in den Haag. Daar kun je hem dus gaan opzoeken.... Vanavond gaan we met Mien en George van Lissa uit bij wijze van bedankje voor al de vriendelijkheid, die zij ons bewijzen. Mien en haar nichtje De Stuers met haar verloofde zingen a.s. Dinsdag de ArbeitsmannGa naar eind11 met ons mee.
Nu, dag mijn eigen groote Schat. Jij kunt niet half zooveel naar mij verlangen als ik naar jou. Max is hier al eens ‘van de Kist’ geweest, zooals dat heet, met 'n aardig dansjuffertje. Hij heeft gelijk, want hij is nu toch zoo-goed-als-weer-vrije-jongen.
Maar ik - al dans ik wel eens 'n two-stepje hier of daar, zooals dat hier nu eenmaal de gewoonte is - ik bewaar al mijn liefde - de reine, zoowel als de ‘ondeugende’ voor mijn kleine Vrouw, van wie ik 's nachts heerlijk, soms erg ondeugend droom en die ik in gedachten 'n poens geef op haar beide oogen, op de top van d'r ‘Jodenneusje’ (!) op haar lieve warme mond, op ieder van haar twee kleine stoute puntjes, op haar pruikje en lekker vlak midden op haar schattige poekje. Het eerste pakje is nu in mijn bezit! Dag, mijn lieveling.
Je Man.
Amsterdam, 11 Februari 1914.
hotel palais royal
Café-Restaurant.
Electrische verlichting, Centrale verwarming, Electrische lift, badkamers, warmwaterleidingen, huistelefonen, electrische wekkers en automatische brandschellen op alle kamers, brandkranen en slangen op alle verdiepingen.
Conducteur aan den trein.
Lieve, kleine Vrouws van me,
Dit is wel 'n heel-ongewone plaats om je te gaan zitten schrijven, hè? Maar je moet weten, ik ben weer aan de zakenwandel en hoop nu maar, dat je me niet vóór twaalven opbelt vandaag, want dan krijg je ‘geen gehoor.’ De Oyens-Labouchère-zaakGa naar eind12 loopt namelijk - moet je weten - lang niet zóó coulant als jelui wel dachten. Daar heeft de eeuwige pessimist dus, helaas, weer gelijk in gekregen. Ze willen er nu namelijk Augustin in halen van wien we zooals je weet geen lievelingen zijn en die nu - ècht als 'n Duitsche impresario - hoog en dik en vreeselijk druk doet. Vandaag bijvoorbeeld kon hij om elf uur geen conferentie hebben, omdat-ie vanavond 'n concert had! En aangezien er nu langzamerhand ‘periculum in Mora’Ga naar eind13 bestaat, hetgeen in mijn mama's taal wil zeggen, dat we erg beginnen te knijpen of we den 13en wel geld zullen hebben om naar Berlijn te komen en daar tournée-geld te storten (Guttmann moet 2400 Mk. hebben!) ik zeg, omdat er dus nu gewerkt moet worden, heb ik toch maar 'n onderhoud met Oyens aangevraagd en wil ik probeeren alvast f 2000.- op te nemen... Hij, de Marez Oyens zou er om elf uur wezen, maar... lauw! Om kwart voor twaalf zou hij er nu wel zijn. En zoo zit ik nu in 't Palais op 11 ¾ te wachten en kan dien tijd niet beter besteden, dan met schrijven aan mijn Snoesje die ik o, vreeselijk mis! Gisteren mocht ik uit van den dokter en maakte in het verrukkelijke wéér 'n groote wandeling. Tegen 'n uur of vier viel ik om 'n sandwichje te eten in de Bordelaise binnen, want ik had geen trek in koffiedrinken gehad, en zie daar zat Max met het jongste Lanzertje, tenminste het jongste dat op de vlakte is, want er zijn nog twee jongere edities onder haar vertelde
ze me... Ze is met den jongen Ostwalt - zulke zuigelingen, hè - maar zat erg liefjes te doen met Max, niettegenstaande GuusGa naar eind14 er later ook bijkwam.. Enfin, ik heb die vrijende kinderkamer natuurlijk met spoed verlaten en heb later den ouden Orizant te bitteren en te eten gehad. 's Avonds kwam nog even Michaëlis... Allemaal charmes van jou, hè! Om den avond te besluiten ben ik bij JanGa naar eind15 nu eens rustig (hatelijk, hè!) de ‘Punch’ gaan lezen en toen heb ik nog even nagezeten met de Lobo's (Dé en z'n broer), hun beider vrouwen en Annie, die echter gauw is weggegaan. Ik heb haar gezegd, dat ik wel eens 'n boom met haar wilde opzetten, maar vooreerst zal daar wel niet van komen, want 't NeerlandschGa naar eind16 gaat nu naar 't Noorden op toer. Wat zeg je wel ervan dat de oude LouisGa naar eind17 weer op 't Plein komt! Beter laat dan nooit, hè.
Ik zit nog vreeselijk te hoesten en te snuffelen en voel me nog heelemaal niet palstierig. De zorgen maken me bovendien weer erg zenuwachtig zoodat ik lam slaap - met dat ellendige leêge bed naast me! - en de KattebakGa naar eind18 de stuipen op jaag door me om negen uur te laten roepen. En dan ben ik godbeter om 8 uur al wakker. Dat komt ervan als een Vrouw haar Man verlaat en in onherbergzaam- noordelijke oorden - of liever, de herbergen zijn er juist veel te goed! - met rauwe kornuiten en loszinnige speelgenooten in bourgonje en champagne haar jonge leven verbrast. Je brave VaderGa naar eind19 - Papa! - had wel gelijk toen hij je niet aan 't tooneel wou laten gaan en Max wist het wel, toen hij beweerde, dat er een veronzedelijkende invloed van uitgaat. Zal je m'n hartelijke groeten doen aan den ouden Struvé, Schat, en ook aan de andere menschen?
Ik moet nu weg, en hoop dat deze correspondentie gunstig zal nawerken op 't resultaat van m'n conferentie. Zelfs het schrijven aan je knapt me op, zie je wel. Dag allerliefste van me. Kom maar weer gauw-al is 't ook maar voor één middagje terug bij
Je arme, alleenige Man.
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Dit zijn poensen!
Wáár zijn toch al de photo's van Max en mij. Telefoneer me dat!
Wiesbaden, 27 Februari 1914.
Der Nassauer Hof
Mijn allerliefste Schat,
We staan alweer op 't punt, van hier te vertrekken, maar toch wil ik nu nog maar even 'n kort briefje schrijven, omdat er anders misschien weer in geen twee dagen iets van komt - met al dat gereis. - toen we den 25en 's avonds om halfacht hier aankwamen had ik om te beginnen 'n barstende koppijn, die ik eerst aan honger toeschreef, maar die niet wegging, òòk toen ik gegeten had, zoodat ik om halfelf als 'n lijk op m'n bed kwam. Ik slikte toen 'n lading aspirine en stopte m'n ooren vol met carbolglycerine en den volgenden dag was de hoofdpijn weg. We gingen toen onze zaal ontdekken en de Wiesbadensche ‘Alsbach en Doyer’Ga naar eind20 'n zekere meneer Heinrich Wolff, 'n genoeglijk jodenmannetje, dat er erg over klaagde dat hij van Guttmann haast geen instructies had gehad, niets omtrent 'n vleugel, niets omtrent aanplakbiljetten, geen bliksem. Toch had hij in de couranten en in de hotels nog 'n aardige reclame met onze programma's gemaakt, maar hij verwachtte geen kip. Nèt zooals ik 't al tegen Guttmann had gezegd: na carneval (dat Dinsdag eindigde) zijn de menschen natuurlijk arm en uitgefuifd. Enfin, hij had zwaar met vrijbiljetten gewerkt en er zaten per slot nog 'n kleine tweehonderd menschen in de zaal. Maar als er twintig betalenden bij waren, zal 't mooi zijn! Ik zelf was den dood nabij. De hoofdpijn was weer 's middags komen opzetten en ik kon letterlijk niet kijken. 't Werk zal dan ook wel niet erg best zijn geweest, maar 't publiek was zeer enthousiast. Stel je voor: toen we weggingen stonden er wel 'n dertig jongeluiGa naar eind21, hoofdzakelijk meisjes, onder aan de trap en brachten ons juichend
naar ons rijtuig, waar ze allemaal handjes moesten hebben. Meschugge! Maar dat schijnt er in Duitschland zoo bij te hooren! In elk geval kunnen we hier in 't Hoch-Saison, d.i. in Mei rustig terugkomen, zoo werd ons voorspeld. 't Succes was onaanvechtbaar geweest.
Ik, met al die nieuwe Wiesbadensche lauweren om m'n hoofd, kwam intusschen meer dood dan levend in 't Hotel terug, probeerde nog even wat te eten, maar moest als 'n haas naar m'n bed. - Ik heb nu geen aspirine ingenomen, alleen Validol. En nu vanochtend is mijn kop weer pijnloos, maar nog niet heelemaal helder. Ik geloof eigenlijk, dat die pijn uit de ooren voortkomt.... Enfin, 't zal wel slijten. - Als 't nu vandaag maar wegblijft.
Van wegblijven gesproken: ik zal nog 'n dag langer moeten wegblijven dan ik dacht. We hebben nl. den 9en Maart in Dresden 'n privé avond gekregen (300 Mark) zoodat nu onze eigen soireé op den 10en verschoven wordt.
Max krijgt tallooze brieven van z'n verschillende ‘kipjes’ en renommeert daar zeer mee. Van ‘Gretchen’Ga naar eind22 heeft hij al 'n portret in z'n portefeuille, op de plaats waar eens Annie zat (en haar voorgangsters zaten). Uit een briefkaart die hij van ‘Tuddie’ kreeg, merkte ik, dat hij de Von Schmidt's maar kalm in den waan gelaten had, alsof hij nog altijd getrouwd was. Wat 'n malle knul, toch, hè!
‘Liefstetje’, ik moet weg. Heb dit alles dan ook in vliegende haast gekrabbeld. Spoedig meer. Dag groote schat van me. Duizend lieve zoenen van
Je trouwe Mannie.
Max Blokzijl:
Ons eerste openbare optreden in Berlijn, in de thans reeds lang niet meer bestaande ‘Choralion’-zaal, beteekende de vuurproef. Berlijnsche critiek was de lastigste ter wereld. Wie de Duitsche hoofdstad niet voldeed, behoefde zich verder geen moeite te geven en deed beter, naar huis te keeren. Wie hier geprezen werd, zag alle contracten voor Europa en Amerika gereed liggen.
Pisuisse was dien avond in de kleedkamer zoo nerveus, dat ik het ergste vreesde. En ik voelde me eerlijk gezegd ook niet zoo zeker als anders. En toch had men ons uiterst vriendelijk ontvangen. Verschillende dagbladen hadden portretten van ons afgedrukt, en het ‘Berliner Tageblatt’ bracht zelfs eenige dagen tevoren een feuilleton van mijn hand, waarin ik onder den titel ‘Zwei Abende’ een voordrachtavond bij het Atjeh-leger met een soirée aan het hof van Koningin Elisabeth van Roemenië vergeleek.
Men had dus al het een en ander over ons gelezen.
Onze vreemde namen trokken; de ongewone combinatie ‘journalisten-chansonniers’ nog meer.
Maar het publiek en vooral de critiek was nu eenmaal meer dan verwend. Men kende in ons genre reeds Yvette Guilbert en Sven Scholander, Marc Henry en Maria Delvard, Jean Moreau en andere zangers van internationale reputatie.
Desondanks werd het een succes als Berlijn slechts zelden beleefd heeft. Soms spreek ik hier nog wel eens bekende muziekmenschen als prof. Max Friedlaender, en dan gaat het gesprek dadelijk weer naar ons debuut in de Choralionzaal. Een debuut, dat door tal van uitverkochte avonden zou gevolgd worden. De menschen waren door het dolle heen, en ten slotte, nadat we meer dan dertig maal teruggeroepen waren en acht toegiften hadden moeten geven, bestormden jonge meisjes en oude vrijsters onze kleedkamer, ofschoon we al ‘en profond négligé’ aan de waschtafel stonden. In de zaal had men de menschen door het uitdraaien van alle lichten met geweld moeten verjagen. En in de kleedkamer waren we voor omarmingen niet veilig meer.
M'n goeie Swiep straalde! En hij had 't waarachtig verdiend. Want hij had kostelijk prestaties gegeven. ‘Aber, meine Damen!’ hoor 'k 'm nòg zeggen, ‘das geht doch nicht. Wir müssen uns ganz umziehen; verstehen sie ganz! Da werden Sie uns doch wohl einen Augenblick alleine müssen....’
‘Ach, wie interessant!’ ‘Ja, interessant vieleicht? Aber es geht doch wirklicht nicht!’ ‘Aber warum nicht! Es ist doch so interessant....’
Toen namen we een badhanddoek, de kleedkamerbediende en ik, en achter dat scherm verkleedde Swiep zich. Daarop eenzelfde vertooning te mijnen behoeve.
Twaalf jonge meisjes en acht oude vrijsters trachtten met alle geweld iets van die verkleedpartij waar te nemen, en haar monden stonden niet stil. Buiten op straat wachtten nog eenige tientallen. Den volgenden ochtend om acht uur waren ze al aan onze hotelkamer.
Zoo ging het in heel Duitschland!
2 Maart 1914.
‘Hof von Holland.’
Louisenstrasse 38
Berlin N.W. 6.
jean-louis pisuisse
chansonnier.
Mijn liefste zwarte Snoezepoes,
Nou, wat zeg je dáár wel van, dat je nu al een eerste levensteeken van me krijgt... Of eigenlijk waren de ‘Lustige’, de ‘Journal Amusant’ en het spoorboekje (dat ik per ongeluk had meegenomen) al de eerste bewijzen voor je, dat ik in orde te Berlijn was aangekomen. Max vond ik niet thuis. Die slaapt 's nachts bij zijn Gretl', aan wie hij reeds weêr zoo vast zit als 'n muur. Elken avond gaat hij met haar uit - heel eenvoudig, zegt-ie - en dan vroeg naar bed.... Zelfs nu, nu ze (wat Rie BalfoortGa naar eind23 zou noemen) ‘stuipjes’Ga naar eind24 heeft. En dat is nu juist voor mij 't bewijs, dat-ie alweer hopeloos ‘collé’ is.Ga naar eind25 Want wanneer je je als man in 'n groote stad 'n ‘vast kippie’ neemt - hij betaalt ook al haar kamer! - dan is dat nog zoo onverstandig niet; doorgaans is 't goedkooper en (als ze je niet àl te erg bedondert) veiliger dan wanneer je zoo maar in de lossigheid zwabbert. Maar zoo'n soort meisje laat je dan juist in den tijd, dat ze haar plicht als ‘bijslaap’ niet vervullen kan, alleen. Dan bewijs je haar, wáárvoor je haar hebt en houdt. Dat klinkt nu wel hard en cynisch, maar 't is ‘'t gezond verstand, Mama’, zooals Muriel PymmGa naar eind26 zou zeggen.. Maar als je doet, wat Max nù doet, wel... dan gaat zoo'n meisje zich dadelijk als je vrouw beschouwen. Hij laat er ook - zègt-ie - zijn goed verstellen. Misschien is 't maar weer 'n pose van hem, maar àls 't waar is, en als 't ook wààr is, dat zij ‘grooter’ gaat wonen, let eens op, dan binnen 'n maand is Maxje gelijmd. Hij heeft het twee keer met 't huwelijk geprobeerd. Nu wil-ie 't zeker ook voor de 2e maal eens met de ‘collage’ beproeven. - In elk geval: als ik me niet in 't kind vergis ('k heb ze maar twee keer heel even gezien) is 't niet zoo'n gevaarlijk loeder als die juffrouw Vrede aan wie d'ie in 1906-1907 zoo hopeloos vast zat. Maar presentabel is ze voorloopig zeker niet en zóó bederft hij er in elk geval z'n entrée in de Berlijnsche wereld mee.
Uit Wiesbaden kregen we heel lange-, uit Frankfort korte- uit beide plaatsen zeer gunstige kritieken. Om elf uur hebben we ons vanmorgen bij de PathéGa naar eind27 gemeld, maar vonden er niets voor de opname in gereedheid en óók nog geen Mr. Hunting, zoo is er dus dezen eersten dag nog niets gebeurd.
We zochten daarna SalterGa naar eind28 (ons nieuwe concertbureau) op, waar men ons ook alweer om ‘Anzahlung’ van 1200 Mk vroeg. Dat is in elk geval 100 Mark per voorstelling goedkooper dan we Guttmann moesten betalen, die ons nu bovendien 1000 Mk. moet restitueeren. - Ik ben nu, let goed op en noteer:
Tot 7 Maart 's ochtends Hof v. Holland, (bekend)
7 Maart 's avonds Hotel ‘Baierischer Hof’ München.
8 Maart (waarschijnlijk nog even in Berlijn om de verlooving van 't nichtje Van Lissa mee te maken)
9 Maart en 10 Maart Hotel Bellevue Dresden.
11 Maart in bed naast Fietje Leidschekade 95.
12, 13, 14, 15 en 16 Maart id, id. id. id ook nog 17 Maart waarschijnlijk dito, dito.
18 Maart Hamburg - Hamburger Hof.
19 Maart Hannover. Kastens Hotel.
Verder zal ik Ued. nog nader berichten, maar ik ben waarschijnlijk van 23-31 Maart nog op toer in Holland.
Zie zoo, nu heb je weer 'n fijn dagrapport, hè Muis? De staat der gezondheid is goed. Nog 'n beetje gekookt, want erg rustig geslapen heb ik niet vandaag.
Vanavond ben ik alleen, want Max gaat natuurlijk naar zijn ‘maassie.’ Daar ben ik niet rouwig om, want ik ga dan op m'n eentje nog wat cabaret zien en hoop daarna met George en Mien nog 'n biertje te gaan drinken. - Max en ik hebben besloten hier in Berlijn zooveel mogelijk te loopen om mager te worden. Straks als deze brief af is ga ik m'n kin masseeren. Zoo zal ik als 'n magere Hein bij je terugkomen... Als we ons dan ‘opfrisschen’ (om met CaroGa naar eind29 te spreken) zal je eens 'n beendergerammel hooren!! Dag, lief klein geraamtetje-van-me. Je bent tòch mijn eenigste groote Schat hoor! Duizend poenzen op je lieve toet. Denk maar veel aan en hou maar veel van
je trouwe Swiepje.
Berlin, den 4 Maart 1914.
Hotel Hof van Holland
J. van Veelen
Berlin nw 6.
Louisenstr. 38
Mijn lieve, kleine Snuitebal,
Hààst hadt je vanochtend 'n woest telefoontje gekregen.... Stel je voor, ik verwachtte natùùrlijk van jou vanmorgen 'n brief. Toen dan ook de Portier binnenkwam met 'n epistel in z'n handen dacht ik niet anders dan: Há... Fietje! Maar lauw: 't was 'n briefje van Mevrouw de Wijs, die ‘gramofoons zulke verschrikkelijke dingen vindt’ dat ze haar liedjes er niet op zou willen hooren.... Ik zal dat arrogante mirakel nu maar rustig laten stikken. Misschien schrijf ik ze nog 'n ‘minzaam’ briefje... Dat zal ik nog eens zien. Je begrijpt, dat door dit tegenslagje mijn stemming tòch al niet erg rozig was. En nu kwam daar nog bij, dat de verwachte brief van Fietje niet verscheen. Ik nijdig uit m'n bed, kleedde mij aan, ging ontbijten, maar vroeg eerst 33752. aan. Wel was 't nog betrekkelijk vroeg (elf uur), dus ± 10 bij jelui en ik dacht, misschien ligt Fietje nog uit te slapen van de fuivernij van Mevrouw S.Ga naar eind30, maar 't kon me niet bommen. Ik moest weten, of jij 't werkelijk over je verdorven hart hadt kunnen verkrijgen, om twee volle dagen niet aan je Man te schrijven.... Gelukkig kwam toen net je lange brief. Dat was je geluk, Meisje! - Ik zelf ben gistermiddag niet tot schrijven kunnen komen, daar ik van 3 uur tot zeven bij de Pathéfone ben bezig geweest. Het ging er in 't eerst heelemaal niet goed. Eerst gisteren om 3 ¾ kwam er een vleugel binnen; die moest eerst op 'n stellage worden gezet, want je hoorde er in de reproductie niets van. Toen was ‘Mad Willie’Ga naar eind31 weer te lang, toen verknoeiden we 'n rol met ‘Follow me 'ome’Ga naar eind32 en eerst met ‘Le Travail’Ga naar eind33 kwam er wat schot in, zoodat we ten slotte nog zes opnamen maakten. Georg van Lissa was erbij komen kijken. Hij vroeg mij ook, hem bij
BouwmeesterGa naar eind34 te introduceeren; hij wilde over pathéfone- en filmopnamen schrijven. Bouwmeester heb ik al 'n paar maal getracht per telefoon te bereiken, maar tevergeefs. Toen heb ik hem schriftelijk om 'n onderhoud gevraagd, waarop ik nu antwoord wachtende ben. - Gisteravond ben ik met Hunting eerst naar het Metropol Theater ‘De Reis om de Wereld in 40 dagen’ gaan zien, toen in 'n vreeselijk vol en lawaaierig lokaal gaan eten en eindelijk nog 'n mesjoggenGa naar eind35 Kapelmeester gaan bekijken in 't Kerkorpalast, van waaruit we je 'n briefkaart stuurden. Het was alles nog al vervelend: we hadden allebei slaap en bovendien: de opgeschroefde herrie van zoo'n Duitsche bende irriteert me vreeselijk. Om vòòr tweeën lag ik in m'n mandje. Tegen 'n bedreiging van hoofdpijn nam ik één aspirine-tabletje. Nu ben ik vanmorgen frisch en wel. Vanmiddag om 3 uur gaan we weer aan den gang. Van Max zie ik zoo'n heelen dag niets. Die zwelgt in zijn jongste ‘geluk’. - Wat je me van Annie schreef, vind ik diep-tragisch, zoowel voor haar om 'r verlatenheid als voor Rob om z'n bijna onteerende zwakheid. Want ik geloof - trouwens jij ook niet, naar ik meen op te merken - niet veel van de lezing zooals Annie die blijkbaar gaf. Ik denk zoo, dat Rob allang heeft ingezien dat het tusschen hem en Annie niets anders worden kon, dan ‘'n galant avontuur’, wat hij er dan ook oorspronkelijk wel alleen van bedoeld en gewenscht zal hebben.
Maar nu vind ik het onverantwoordelijke in hem, dat hij voor de ‘komedie’ van ‘romantische liefde’ waarin hij misschien ondanks zichzelf is meegesleept - niet zijn oogen èn die van Annie heeft opengemaakt. Terwille van zoo'n zelfverlakkerij ruïneer je niet twee huishoudens en stel je niet de vrouw, die je dan zoogenaamd lief hebt aan ellende bloot. Want ik voorzie nu voor Annie de grootste beroerdigheid. In haar positie en met haar sensueelen aanleg ligt ze, als ze niet door den een of ander stevig onder contrôle wordt gehouden, in minder dan geen tijd in de modder. Doodjammer! Deze, mijne wereldwijze opinie' hoef je haar natuurlijk, als ze bij je komt, niet aan den neus hangen. -
Trouwens, ik spreek er met Max òòk niet verder over. ‘Ben ik mijns broeders hoeder?’Ga naar eind36 is een erg-beroerde klein-menschelijke vraag. Maar ze is zeer vergeeflijk en verklaarbaar tegenover iemand, die zoo weinig broederlijk is als Max (of zoo weinig zusterlijk als Annie.) Als ik jou was, zou ik er me dan ook verder maar rustig buiten houden. Wil ze bij je komen - à la bonheur: praat dan over je japonnen, over je rollen en over meer dergelijke ‘koetjes en kalfjes.’ Maar treedt niet op: noch als biechtvader, nòch als advokaat. Want je krijgt in elk geval ‘Stank voor dank.’Ga naar eind37
Ik had dit laatste, welbeschouwd, ongeschreven kunnen laten, want - ‘als vrouw zijnde’ - sla je toch die raadgeving in den wind.
Van raadgeving gesproken: je moet eens goed nalezen de twee eerste regels van de ‘Oud Hollandsche Wijsheid’ in het Avondblad ‘Telegraaf’ van Dinsdag 11Ga naar eind38.
En van de ‘Telegraaf’ gesproken: aardig, dat ze 't stukje opnamen. En hoe vin'je wel ‘Barbarossa’Ga naar eind39 z'n draai tegenover 't ‘Neêrlandsch.’ Die kritiek-aktie, hoe belabberd ook gevoerd, heeft toch maar geholpen!
Het Kunstenaarsfeest van Wolff wordt nu wèl in de Telegraaf aangekondigd, hè? Tegenbeleefdheid voor ‘O.die Poes’Ga naar eind40! Ochoch, die zuivere Nederlandsche pers!! Hoe de fuif van Mevr. Sablairolles is afgeloopen, krijg ik zeker nog wel uitvoerig te hooren, ja? Ik stuurde ze een telegram.
Nog twee opdrachten: kijk na dichter en componist van ‘The old Umbrella’Ga naar eind41 (die moet nog in de kast liggen) en van der ‘Arbeitsmann’Ga naar eind42 en sein me die, onmiddellijk na ontvangst dezes.
Mijn dank voor de recepten. Hoop ze niet noodig te hebben. Ik hoop den 11en in Groningen te kunnen zijn, maar 't is zeer onwaarschijnlijk. Van Dresden naar Groningen in één dag is vrijwel moordend. Maar den 12en ga ik in elk geval - als god gezond blijft - mee naar Arnhem.
Doe alle zieke- en gezonde menschen m'n groeten en wensch ze beterschap. Oòk de gezonden maar, die kunnen 't ook best gebruiken.
Pas jij maar goed, op je zelf, hoor Schatteke. En schrijf me trouw. Je brieven doen mij altijd goed, moet je maar denken.
Dag, allerliefste! Heel veel lieve, teere, innige zoenen
Van je eigen Mannie.
Berlin, den 6 Maart 1914.
Hotel Hof von Holland
J. van Veelen
Berlin nw 6.
Louisenstr. 38
Mijn allerliefste kleine Vrouw,
Wat 'n geluk, dat we nu toch eigenlijk zoo dicht bij elkaar zitten, zoodat we al onze pleiziertjes èn onze verdrietelijkheden maar met 'n tusschentijd van 'n uur of twaalf kunnen blijven deelen. Want dàt is toch maar 't heerlijkste van veel van elkaar te hou'en zooals wij dat doen: dat je werkelijk van je vreugd dubbele vreugd en van je smart halve smart maakt. - Goddank lees ik uit je lange, gezellige brief niets ‘smartelijks’.... Je hebt 't druk, heel-erg druk, om -bij-òm-te-vallen-zoo-druk.
Maar zooals ik mijn nerveus meiske kèn is er voor haar niets zoo goed als heel- groote drukte. En daarom maak ik me over je vermoedheid en zoo niet zoo erg benauwd. Maar 't is wèl goed, dat je me over dat ‘ziekte bericht’ hebt getelegrafeerd, want daar zou ik zoo, zonder meer zeker erg van geschrokken zijn. Waren jelui niet klààr voor den 6en? Prettig vind ik het, dat Royaards de repetities - zij het ook gedeeltelijk - leidt. Want in de vorige leiding - met twee stuurlui aan 't wielGa naar eind43 - had ik geen bijstere fedutie. - Aan mijn kleine gekrabbel en geknoei zal je wel bemerken, dat ik met m'n zenuwen weêr 'n beetje op gespannen voet sta: alles 't gevolg van de oude oorzaak: zorgen, zorgen, zòrgen! Van Guttmann kunnen we 't saldo van onze deposito's niet los krijgen en onze nieuwe man Salter vraagt om vooruitbetalingen.... Ostwalt in Amsterdam schrijft nu ook al weer 'n brief met bezwaarlijkheden, die 't totstandkomen van ons fonds in den weg zullen staan... Dàt belooft me in de dagen, dat ik in Holland ben weer 'n hoop getob en geconfereer... En zoo gà je dan maar! In de toekomst - daar ben ik niet bàng voor, als ik tenminste nu maar in goeden welstand mag blijven naar lichaam en ziel - in de toekomst zal 't alles wel terecht komen. Maar daarom is het te beroerder als een betrekkelijke kleinigheid - zooals dat oogenblikkelijke fourneeren van 'n zekere som gelds -je van die betere toekomst gescheiden houdt als 'n onoverkomelijke muur. -
Ik was gisteravond bij Bouwmeester (wie is die mooie blonde Hollandsch sprekende vrouw met wie die getrouwd is? JulieGa naar eind44 héét ze) en heb met hem en zijn wederhelft 'n lange boom opgezet over jouw eventueele vooruitzichten als kino actrice. Hij schilderde mij de toekomst voor alle filmspelers en -speelsters zeer donker af. De markt van krachten is overvoerd, de vraag naar films niet toenemend, de salarissen laag èn ongewis. Hij zou je, als je hier kwam met genoegen laten spelen (mij trouwens òòk, als ik dat wou) maar hij raadde zeer af, dat je daarvoor een betere toekomst aan 'n goede
zaak zou laten varen. Zoo denk ik er voorloopig òòk over. Hoe we dat moeten redden om terwijl we ver van elkaar werken, tòch zoo dikwijls mogelijk bij elkaar te zijn, dat moeten we dan nog maar eens in den breede mondeling bespreken. Misschien was 't het beste als ik mijn leven maar geregeld op het heen-en-weer-reizen inrichtte. Als dat niet te duur wordt..... Enfin, komen die tijden, komen die plagen.... We zullen samen eens met den grooten Willem gaan praten. Die vier dagen, dat ik nu thuis ben, zal ik toch moeten zwelgen in conferenties. Eentje meer of minder komt er dan niet op aan. - Den twaalfden ontmoet ik je op je reis van Groningen naar Arnhem, waarschijnlijk in Deventer. Dat zoek ik later nog wel uit. Den 11en kan ik hier niet weg, d.w.z. eerst laat 's avonds. Want eerst moet ik een soiree bijwonen bij 'n kunstzinnige dame - hoe ze heet, weet ik nog niet - wier introductie ons van grote waarde moet zijn. Maar ik verlàng naar den 12en! Om weer samen te zijn met mijn Vrouwtje. Om weer lang en uitvoerig over alles te kunnen praten, om weer samen aan ons leventje te bouwen. - Ik heb 't je, geloof ik, wel eens méér gezegd, maar... Weet je wel, kind, dat jij me 'n groot, mooi ding in m'n leven geschonken hebt: namelijk die mooie, echte Liefde, die ik nù eerst leer kennen en waardeeren? Er is soms, midden tusschen al mijn zorgelijkheid in, zoo'n groot, verblijdend gevoel van overtuiging, dat ik beter ben dan vroeger. Dat al dat genotjagende egoïsme van mij wegglijdt doordat ik altijd - door niet meer alleen mijn eigen leven, maar óók het jouwe leef (terwijl ik dan weet, dat het jou nèt zo gaat.) Dat geeft me, midden in de herrie van bekommernissen van allerlei aard, zoo 'n heerlijk gevoel van rust. - Die ouwe Duitsche dichters heb ik vroeger altijd vreeselijk ‘schwärmerische’, sentimenteele nonsenskramers gevonden. Maar nu ben ik toch heelemaal eens met hem, die schreef (z'n naam weet ik alweer niet): ‘Du bist die Ruh', Du bist der Frieden, du bist von Himmel mir beschieden!’Ga naar eind45 Dat mag je niet arrogant maken, hoor! Bovendien, de menschen zouden er om lachen (zooals ik er nu om lach, maar zij zouden het kouder, gemeener, spottender, ongelooflijker doen dan ik) als ze wisten, dat van Fietje Carelsen - 't kleine ratelaartje! - werd gezegd ‘Du bist die Ruh'’. Maar ik weet, dat het voor mij wèl zoo is. - Daarom verlang ik ook weer zoo naar ons samenzijn.
Je ziet, dat ik voor 't slot van m'n ontboezeming maar 'n half velletje heb genomen. Nieuws heb ik dan ook eigenlijk niet meer te vertellen. De opnamen bij Pathé vorderen goed. Vanavond met den nachttrein naar München. Morgenavond 11.20 vandaar weer terug naar Berlijn. 't Bewuste verloovingsfuifje bij de Lissa's meemaken. Dan naar Dresden, den 11en weer naar Berlijn. Den 12en, hoera, bij Fietje.
Gezondheidstoestand blijft - unbeschrieën! - goed, ondanks beestenweer. Eet goed en slaap goed. Doe jij 't zelfde, mijn Schat, dan vinden we elkaar gezond en opgewekt terug. Dag, mijn eigen allerliefste. Heel veel lieve, teedere zoenen
Van je trouwe Swiep.
Veel succes met de premièreGa naar eind46. Als je dezen krijgt is die waarschijnlijk al achter den rug. Hou je maar goed, hoor!
Zaterdag, 7 Maart 1914.
Hotel Bayerischer Hof, München.
Haus allerersten Ranges.
Besitzer: Gebrüder Volkhardt.
Mijn allerliefste Schat,
Laat ik beginnen met potlood, want deze pen is zoo beroerd, dat 't wel lijkt of jij ermeê geschreven hebt! 't Is halfzeven in den avond en ik moet me nog scheren en kleeden. Zit nu in m'n jaegertje - netjes met 'n broek aan, natuurlijk - te schrijven; m'n
opwekkings-babbeltje, om zoo te zeggen. Dat heb ik (nieuwe pen! óók beroerd! enfin...) ik zeg, dat heb ik waarachtig wel noodig, want het ziet er hier in de goede stad München maar belabberd uit ('n prachtstad overigens). Het regent en hagelt en waait en onweert, dat je er in letterlijken zin beroerd van wordt. Trouwens, 't was gisteravond in Berlijn al zoo en Max en ik zijn er allebei verkouwen van geworden. Bij mij zit 't voornamelijk in m'n kop: 'k heb weer hoofdpijn, maar dat kan ook wel komen van al die stoomverwarming hier in de huizen. De mijne gebruik ik wel niet, maar in andere kamers, café's en zoo zit je toch telkens in die akelige, droge benauwde lucht. We gingen gisteravond met den slaapwagen uit Berlijn en kwamen hier om 'n uur of tien aan. We hoopten vanavond met den 11.20 terug te gaan, maar dat is mislukt, want die heeft geen slaapwagen, en de 10.20 halen we natuurlijk niet. Enfin, dat geeft ons meteen gelegenheid vanavond 'n aardig ding van München bij te wonen, namelijk 'n ‘familie-avond’ in een van de vele kunstenaarskringen hier ter stede. En weet je, wie ons daar introduceert...? 'k Zet 't expres op 't andere kantje, dan is de verrassing grooter.... M'n oude vriendin ‘Bussum’Ga naar eind47. Zij is gescheiden en woont hier samen met haar moeder, die òòk gescheiden is - dat schijnt hériditair te zijn: pas maar op! - en haar twee zoontjes. Vanmiddag dronken Max en ik er thee, nadat ze ons eerst vanochtend telefonisch aan het concertbureau had opgevischt. Ze heeft zooveel mogelijk menschen naar onzen avond toegestuurd, maar ik vrees, dat 't er nog erg leêg zal zijn, want door dit beestenweêr gaat geen sterveling heen en bovendien is er 'n groote uitvoering van de weet-ik-veel-vereeniging. Buiten en behalve natuurlijk de gewone theaters en concerten. Jaja, Swiepiè en Maxiè hebben hier 'n hééle dobber om erìn te komen (‘in 't fatsoenlijke’) en voor we uitverkochte zalen hebben, nou, daar zal nog wel 'n paar dagen over heengaan! Nu ga ik me op m'n gemak scheren en schrijf dezen vanavond misschien nog wel verder af.
Mijn allerliefste Vrouwke! Nu is 't - denk eens aan - drie uur in den nacht. Ik zit hier omgeurd van lauweren: de Hollandsche Club zond ons een prachtkrans. Een volle zaal - d.w.z. koefnoenGa naar eind48 voor 't grootste deel, maar goed publiek - heeft ons zoó toegejuicht, dat menschen, die 't weten konden, beweerden, dat in München maar zelden zóó'n succes wordt geconstateerd (omdat de lui hier natuurlijk vreeselijk verwend zijn); daarna zijn we naar den KunstenaarsKring gegaan, waar 't alleraardigst was. Daar hebben we ook nog voorgedragen en de lui waren dol. Ik heb gedanst, geflirt, gekheid gemaakt; ‘Bussum’ en vele andere vrouwen lieten zich niet onbetuigd.... Maar m'n mooiste triomf, waar ik 't gelukkigst mee ben is deze: In al die lofzwaaierij, in al die - laat ik maar zeggen - adoratie, heb ik al die vrouwen van mijn Fieps verteld en ik heb er bij gedacht (want dat te zeggen zou onbeschoft zijn geweest) dat ze allemaal naar de verd............. konden loopen, omdat ik wilde blijven joùw trouwe Swiep, die je vele malen in gedachten kust. Nacht Lief, nu ga ik slapen tot.... 7 uur.
Dresden, 9 Maart 1914.
Hotel Bellevue Dresden
R. Ronnefeld, Dir
Mijn allerliefste Kindje.... Ik kon ook wel, net als jij beginnen met ‘Lieve Vrouw’ (d.w.z. jij begon met ‘Lieve Man’) maar dat klinkt mij te veel of we minstens onzen zilveren bruiloft al achter den rug hadden..... Dus: Mijn allerliefste Kindje, je hebt me maar zelden zooveel pleizier gedaan met 'n brief als vandaag met dezen, die ik in het buitengewoon imposante Dresden ontving... Je moet weten, Max en ik hadden vanmiddag de stad wat bekeken en 'n paar boodschappen gedaan. En in 't teruggaan zei ik: ‘hè, ik heb nog niet gevraagd of er brieven zijn. Ik verwacht er een van de vrouw.’ Nu weet je, dat ik Max het meest onuitstaanbaar vind, wanneer hij, de reuzenuil die-die is, levenswijs gaat doen en sarcastisch. Daarom werd ik ook inwendig zoo giftig, toen hij zei: ‘och, bè-je gek. Ze zal toch wel eens eindelijk verstandig worden. Eerst duurt 't nu drie dagen, en dan drie weken en dan drie maanden...’ En daarom vond ik 't zoo
leuk, toen ik hem met 'n triomfantelijk gezicht jouw brief voor z'n neus kon houden. - En nu wil ik even dien brief beantwoorden. Zie je wel, dat ik gelijk heb, wanneer ik je aanraad, je altijd stipt aan discipline te onderwerpen en niet meer te doen aan rebellie en lijntrekkerij! Als je dan eens onrechtvaardig wordt behandeld, of wanneer het onmogelijke van je wordt gezegd, zooals nù blijkbaar het geval was, dan sta je vèèl steviger in je schoenen. Laat Royaards maar rustig zijn. Hij zal zelf nu wel voelen, dat hij ongelijk had. Ik ben zéér benieuwd het stuk te zienGa naar eind49 en ga 't waarschijnlijk èn in Arnhem èn in Amsterdam kijken. Wààr ik je opvisschen zal, weet ik nog niet. Nu je pas zóó laat uit Groningen weggaat - luiewammes! - kan ik je misschien nog 'n héél stuk noordelijk tegemoet komen. Ik zal wel eens zien en je telegrafeeren. Kijk maar in elk station naar me uit.
Ik heb vanavond in Duitschland voor dit seizoen m'n handgeld verdiend - 300 Mark - maar als ik 't zóó elken avond moest doen, werd ik weer journalist, hoor, of figurant bij jelui, of suppoost van 't concertgebouw, of stovenzetster op de IJsclub.... Groote Goden, wat heb ik me geërgerd. Onze gastheer was Dr. NaumannGa naar eind50, een van de ‘richards’ van Dresden. Eerst was er al 'n heele herrie geweest over 't programma. Bijna àl m'n Fransch moest eruit. Het Duitsch moest fatsoenlijk-in-de-tiende-macht zijn, één Engelsch en één Hollandsch liedje mocht ik zingen. Wij waren ‘gast’, dùs in rok. Je weet, hoe ik daar 't land al dadelijk aan heb! Goed. We waren in rok en zagen er zeer goed uit, wat natuurlijk van twee knappe jongelieden als Max en ik niets verwonderlijk is. Eerst werd er gesoupeerd. Van acht tot tien. Nou, dat was best. Oesters! En kreeft! En champagne! (Je zal me daar grappen beleven als ik terug kom!) Alleen 't gezelschap was tamelijk vervelend. Aan Max z'n tafeltje moet 't nogal aardig zijn geweest. Toen 'n sigaartje en toen wij.... Je aller chiqueste publiek uit Dresden op rijtjes voor onzen vleugel. Allemaal officieren in schitterende uniformen, hoopjes heeren met tallooze ridderkruisen en - typeerend voor het heele gezelschap! - niet één interessante of zelfs maar goed gekleede vrouw. - Terwijl ik zong, zat de heele keet hardop te praten, zoódat Max eruit wou schei'en. Ik dacht aan de 300 Mark en vroeg of - die bedonderd was. Van vreemde talen verstonden ze geen woord en van 't Duitsch snapten ze niet de helft van de humor of 't sentiment. Ik zeg je, Zunki in de Bordelaise heeft veel aandachtiger gehoor dan ik in dezen kring van de Dresdener Crème-de la crème.
Morgen hoop ik revanche te nemen. Dan geven we onze eigen avond. Maar daarom moet ik nu ook - 't is op 't oogenblik half twee - naar bed. Mijn uitgebreide verhalen over 't Münchener Kunstenaarsfeest en over de verlovingsfuif bij de Van Lissa's krijg je dan ook mondeling. Misschien stuur ik je nog wel één brief naar Groningen. Ik trachtte je vanochtend uit Berlijn nog op te bellen, maar er was ‘störing’ op de lijn. Achteraf is 't nu maar goed. Ik had naar de premiére willen informeeren, die nu tòch niet heeft plaats gevonden. Mijn telegram, dat ik zondag naar Leiden stuurde heb je misschien nog wel ontvangen, 't Geld krijg ik zeker overmorgen in Berlijn. 't Was nog niet aangekomen.
Nacht, mijn Liefste. Ik verlang er vreeselijk naar, om weêr bij je te zijn en je lieve stem te hooren. Ik ben verliefd op, zeg je? Neen, mijn Schat. Ik heb je lief. Dat is heel wat anders. Dag, Fiepsje. Nu ga ik van je droomen. God zegen je, hoor Vrouwke.
Heel veel lieve dingen (aan 't verkleinwoord moet ik nu maar niet denken!) van
je trouwe Mannie.
22-3-1914
Zondagavond
Halfzeven
Hof van Holland.
jean-louis pisuisse,
Chansonnier.
Mijn lieve Popje,
Ik zit hier in m'n Jaegertje aan je te schrijven. 'k Bemerkte namelijk, dat ik nog ruimschoots tijd had om me te kleeden en om nu straks niet 'n uur schâloos te loopen, ga ik maar even dit episteltje neerkladden, ten geleide van het aardige boekje dat ‘Salter’ voor ons in orde heeft gemaakt. Let vooral op de achterste prachtkritiek uit Dresden. We kregen er later nog twee, die nòg mooier waren... Ja ja, we binne knappe jonges, daar gaat maar niks vanaf. - De reis was goed. Ik fooide de ‘Schaffner’Ga naar eind51 en kreeg 'n hut alleen. Gegorgeld en gespoten heb ik, alsof Fietje mij achter de vodden zat. Vandaag, nadat ik bij de Lissa's gegeten en wat geslapen had, ben ik toch nog even naar 'n dokter geweest om me te laten doorspuiten. Van vanavond willen we nu maar 't beste hopen.... Guttmann heeft aan Max gemeld, dat wij van hem nog 623 Mark te vorderen hebben. Maar in verband met de ‘Directions Wechsel’ zou hij ons alvast maar 200 Mk sturen! We zullen hem nu morgen dadelijk een sommatie op z'n dak zenden. Zoo'n schoelje, hè! Max is heel aardig gelogeerd en huurt nu met April nààst zijn appartementen een zit-slaapkamer, die ik dan kan benutten als ik in Berlijn ben en waarvoor ik f 25.- in de maand zal moeten betalen. Eventueel is er voor jou ook ruimte. Het huis ligt zeer centraal en aan 'n prettige, vroolijke straat.
En verder, schattebout, heb ik niets nieuws. ‘Arsène’ is hoop ik naar behooren afgeleverd en vanavond zal Leiden zeker weer van je snoepen in ‘Haar Boek’....Ga naar eind52
Och, och, 't is 'n onrustig gevoel, als je 'n mooie vrouw aan 't tooneel heb, hoor! Nee, hoor Muis... Ik woû dat ik zeker was van de honderdduizend als van jou! - Dag Schatteke - Heel veel lieve zoenen van je trouwe Swiep!
Groet de De VossenGa naar eind53 en de andere vrienden.
Dààg!
Pisuisse zingt de hem aangeboden nieuwe liedjes een aantal keren, om te kijken of deze bij het publiek aanslaan.
Als de mensen positief reageren neemt hij de nieuwe liedjes op in zijn vaste repertoire. Het lied van Dirk Witte ‘M'n Eerste’ zingt Pisuisse voor het eerst in Bussum. Na afloop bericht Pisuisse hem over de reactie van het publiek.
4 April '14
jean louis pisuisse
Chansonnier.
Leidschekade 95
Amsterdam
Waarde Heer Witte
Het is mij buitengewoon aangenaam, U te mogen melden, dat ik in Bussum en in Enschedé met het liedje ‘M'n Eerste’ een zeer groot succes behaalde, zóó onmiskenbaar en zoo spontaan, dat ik er niet aan twijfel, of Uw liedje wordt een vast nummer van mijn rèpertoire. Het gaat nu den 17en hier in het Concertgebouw voor welke uitvoering ik U twee plaatsen zal toezenden.- Dan wil ik ook graag de ‘première’ van ‘Lente’ laten gaan en houd mij daarom aanbevolen voor Uw bezoek ten mijnent op Maandag 6 April, 's namiddags te half vier.
De heer Blokzijl, wien op het eerste gezicht de muziek van, Lente zéér goed beviel, zal dien middag ook bij mij zijn.
Voor de aardigheid zend ik U hierbij 'n knipsel uit de Bussummer Courant, welks recensent Uw naam niet schijnt te hebben onthouden, want ik heb hem bij de aankondiging van het liedje wèl genoemd. U ziet uit dit stukje hoe gunstig Uw geesteskind is ontvangen.
Ik wensch U verder goed succes bij Uw werken en verblijf met vriendelijken groet,
t.a.v.
Pisuisse.
den Haag, 19 Juli 1914.
M'n allerliefste Schat,
Zoojuist heb ik m'n kleine boyGa naar eind54 naar bed gebracht en nu kom ik er eindelijk toe, je eens wat van m'n wedervaren van de laatste dagen te vertellen. - Toen ik je veilig en wel in 'n coupé ‘niet rooken’ had zien wegstoomen ging ik dadelijk weer met den trein naar 't Biltstation. Aan elke halte stapten oude dames en heeren uit en in. 'k Heb nooit geweten, dat er in Utrecht zooveel ouden van dagen waren! Bij 't uit- en instappen hielden ze met elkaar en met den conducteur gezellige samenspraakjes, waarin ik me nu en dan vriendschappelijkerwijze mengen mocht met 'n woord waar Jantje boete voor betaalt.Ga naar eind55 Mijn trein miste ik natuurlijk en ik moest wachten tot 4 uur ongeveer. Terwijl ik daarmeê doende was wierp zich met een soort van Indiaansch krijgsgegil een vrouwelijke gedaante met 'n fiets op mij....: Willy Ollandt. Ze studeert voor apothekersbediende en wil als zoodanig naar Indië. Ze laat je groeten. Ik heb ze gezegd, dat ze maar ons gauw moest komen opzoeken!
's Avonds heb ik bij HamdorffGa naar eind56 gedanst met RoosjeGa naar eind57 en MalieGa naar eind58, welke laatste ik met haar deftigheid in 't zonnetje heb gezet. 't Was trouwens dien Vrijdagavond àl Gooische chique wat je zag. Erg vervelend, 't Is goed, dat Max en Roosje niet langer in Laren bleven, anders werd de dansvloer de klip waarop hun liefde stranden zou. Max, bleek strak, angstig, jaloersch, Roosje wuftjes, 'n beetje teleurgesteld over 't feit dat ze van Max geen René BlancGa naar eind59 kan maken... Den volgenden avond, Zaterdag, was 't weer net zoo. 't Was krankzinnig vol. Met Swellengrebel - die heusch geschikter is, dan jelui hem uitmaakten - had ik bij Jan Hamdorff gegeten en daarna zaten we wel met z'n dertigen: schilders, musici en ander losloopend kermisvolk aan 'n groote tafel vlak voor de Dames-en-Heeren PipiGa naar eind60, omdat er bij Zunki zelf geen plaats meer was. We noemden het ‘Bella Vista’ en ‘Bella Adora.’ Ik ging telkens eens naar binnen (niet in de Pipi, maar op het feestterrein natuurlijk!) om 'n dansje te doen en woonde er weer hetzelfde dansvloerdrama bij tusschen Roosje en Max. 's Middags was ik bij CobaGa naar eind61 geweest, de kinderen hadden bij mij geluncht en ik had hun op de matineé bij Zunki
getracteerd, zoo ook op de schilderijententoonstelling (ik zelf had 'n vrijkaart van Jan gekregen). De peuters hebben allebei 'n heel aardigen kijk op wat goed en wat niet goed is. Alleen Moeder's schilderij vinden ze natuurlijk ook mooi! - De late zaterdagavond hebben we gepasseerd bij de Sternheims, die in 'n allerleukst hokje wonen. Toen hebben we nog serenades gebracht en 't eindigde dat ik om vier uur langs de goot en het zonnescherm in m'n raam klauterde want de brave Chris Hamdorff was natuurlijk naar bed gegaan. M'n schoenen werden me nageworpen en mijn luit opgehaald aan m'n wollen deken, onderwijl wij ons in stilte - om de andere gasten niet te storen - diverse apen lachten. -Vanmiddag had ik nog bij Mossel moeten lunchen, maar omdat Jack 'n beetje onder den indruk van 't afscheid van z'n moeder was en graag gauw op reis ging zijn we om 12.25 maar vertrokken. We lunchten nu in Americain, stapelden de koffers en kisten in de alcoof, waar ik nu morgen opruiming ga houden en kwamen vanavond om halfnegen hier bij Ma in de SchuytstraatGa naar eind62 aan. - Zie zoo nu weet je weer, wat je Man heeft uitgericht, die nu doodmoe in z'n bed gaat kruipen. - Schrijf me nu eens gauw hoe jij 't maakt en of je nog wel van je man houdt. Zaterdag en Zondag a.s. kom ik over als MarieGa naar eind63 't goed vindt. Dag, of liever, nacht mijn groote lieve Vrouws. Veel groeten voor allen, ook van Ma. En heel veel lieve poenzen van je Mannie.
den Haag, 23 Juli 1914.
Jean Louis Pisuisse
Chansonnier
Mijn lieve, kleine Poppedijns,
Ofschoon ik van plan ben, jelui Zaterdagmiddag te komen opzoeken, en je dan wel mijn wedervaren van de heele week zal vertellen, wil ik je nu toch maar even 'n briefje schrijven, omdat je misschien nu in dien ‘Malia’-toestand wel 'n troostje van je Man zult kunnen gebruiken. Arme Pops! Dus tòch nog geen Swiepje ondanks al de stoutigheid. Ik had er al vast op gerekend en borduurde al in stilte kantjes voor de luiermand.... Ik hoop nu maar, dat je niet te veel pijn zult hebben en dat ik je in welstand en vroolijkheid zal aantreffen. 't Is maar goed, dat jelui de auto-tocht met de hooge adel op Dinsdag hebt verplaatst, want het ziet er - althans hier - niet naar uit dat 't morgen mooi weer zal zijn. Na 'n paar gloeiend heete dagen is 't hier opeens werkelijk koud geworden met 'n felle wind. De vorige dagen had ik aldoor aan 'n schuit voor Jack getimmerd - één van de redenen waarom ik niet tot schrijven kwam - en nu we dan vandaag 't schip te water zouden laten, stonden er zulke hooge golven, dat we al dadelijk 'n deel van ons tuig en ons roer kwijtraakten. Aber schön war's doch. De zuster van Wiet en haar zoonGa naar eind64 waren bij de plechtigheid aanwezig. We dronken later samen thee in de Kurhausbar. Van deze drie dagen in Scheveningen heb ik heerlijk geprofiteerd om weer eens fiks te zwemmen. Vooral vandaag met die hooge golven was 't fijn. Alleen krijg ik er altijd 'n beetje direct wel weer overgaande maar voor zoo'n oogenblik toch lastig-jeukende huiduitslag van. - Ik loop fijn met m'n SchillerkraagGa naar eind65 en als-maar in m'n bloote hoofd. Zie er dan ook als 'n roodhuid uit. De jongen eveneens. Hij is heel aardig, die boy van me; alleen niet zoo flink als ik hem wel zou willen hebben. Ik heb hem bijvoorbeeld maar éénmaal mee in 't water kunnen krijgen. En toen wou'ie er 't liefste maar weêr gauw uit.... Maar op muziek en zang en dans is-ie dol. Dat merkte ik vanmiddag in de Kurhausbar, waar ToontjeGa naar eind66 ze ook al 'n tango-tea heeft aangepraat en 't nu tusschen 3 en 5 heel gezellig en chic is. Anders is 't hier op Scheveningen - ook al door de staking op de tramGa naar eind67 - nog maar stilletjes. In de volgende week - vooral als 't weêr zoo ongunstig blijft! - begin ik mijn zomertourneê. - Nou, dag kleine snoezevrouw van me. Heb maar niet te veel pijntjes hoor. Zaterdag kom ik je troosten. - Heel veel groeten van huis tot huis en heel, héél veel liefs van je trouwe
Swiepje.
In 1914 krijgt Fie een engagement bij de Koninklijke Vereniging Het Nederlandsch Tooneel onder leiding van Herman Roelvink, Jan C. de Vos sr. en Herman Schwab, waar zij tot 1920 blijft.
Amsterdam, 29 Juli 1914.
Jean Louis Pisuisse
Chansonnier.
Leidschekade 95
Mijn allerliefste Popje,
Kijk er maar niet naar, dat dit blaadje 'n beetje vuil is: alles is hier op 't oogenblik in huis 'n beetje vuil, ofschoon Neeltje als 'n Rafael-met-'t vlammend-zwaard met haar stofdoeken en dweilen door de kamers trekt. - De voorkamer is klaar en ziet er op zich zelf heel fatsoenlijk uit. Alleen staan er nog veel prulletjes en dingetjes uit de achterkamer en de heele alkoof is met meubels geblokkeerd. Ik zit nu te schrijven aan de tafel vóór. Veel te schrijven is er niet, maar ik heb 'n paar bijzonderheden over je nieuwe rol voor je aan Jan C.Ga naar eind68 gevraagd.
Het stuk heet ‘Schirin en Gertraud’Ga naar eind69 en is een ‘spel van scherts’ geschreven door Ernst Hardt. Het schijnt te gaan om een conflict tusschen een moderne en een ouderwetsche vrouw. Jij bent dan Schirin, de moderne, als ik 't wel begrepen heb. Ofschoon dat weer moeilijk overeen te brengen is met het feit, dat je 'n Turksche bent. En Turksche vrouwen zijn over 't algemeen niet modern.... Enfin, je zult het wel zien. Mientje Kling is Gertraud. - Het eerste stuk waarin je optreedt en waaraan ze reeds repeteeren heet ‘De man in het huis.’Ga naar eind70 Daar heb je maar één scène-tje in, maar 'n aardig scène-tje zegt mevrouw Holtrop, die er ook in meespeelt maar die zooals ze zegt nòg minder te doen heeft dan jij. Ik sprak haar en ‘Jo’Ga naar eind71 gistermiddag voor Américain, waar ik met OriGa naar eind72 'n borrel dronk. Later - 't was weer zoo'n rare avond - heb ik met hem en Annie Jurgens, die we in de Leidschestraat oppikten gegeten en nòg later is dit edele gezelschap, aangevuld met Jan de Roos en Jantje de Vos (hoe vin je de combinatie!) naar de ‘Pan’Ga naar eind73 getogen, waar 'n mooi programma van dansnummers en kunstijsbaanbereiders door afschuwelijke zingerij wordt aangevuld. - Om de oude Jan C.Ga naar eind74 te spreken liepen later Jantje C., Annie en ik nog even Americain in, maar vonden hem niet meer. Wel zat er Max en zijn schoonfamilie, die me nu vanmorgen een echte brief-à-la-Max heeft geschreven, weet-je-wel zoo gewichtig en dapper en boos uit de verte, met grieven òòk tegen jou, dat je nog altijd met Annie was blijven omgaan en dat hij daarom ‘onze kring’ moest mijden. Ik heb hem 'n heel nuchter briefje teruggeschreven en ontvang nu juist van hem weer 'n epistel, waarin hij schrijft, dat hij ‘verder zijn houding zal bepalen’.... Nou, mijn 'n reuzenzorg, dat snap je.
Ik vermoed zoo, dat het hem minder aangenaam was, dat jij en ik 'n deel van de (makkelijk te winnen) adoratie der familie M.C.Ga naar eind75 op ons concentreerden, welke hij waarschijnlijk voor zich alleen verlangt. Enfin, ik laat hem maar rustig in zijn eigen sop gaarkoken. - Ik heb dezen brief met 'n dutje onderbroken, omdat ik vandaag 'n hoofdpijndag heb. Ook heeft Ada nog even de kust onveilig gemaakt. Ze kwam 'n muzieknummer vragen - Dat heb ik haar gegeven en heb toen rustig doorgemaft. Nu is het vijf uur en moet ik nog even 'n paar paperassen in orde gaan maken voor m'n ‘boekhouder’ KlijnveldGa naar eind76 die vanavond komt. - Blijft het jou goed gaan in 't Mooie LaantjeGa naar eind77. Jelui briefkaart van 't Wageningsche veer heb ik ontvangen. De tocht is eens blijkbaar nog doorgegaan... Leuk! Hier heeft het nog gegoten. Trouwens ook vandaag ziet het er maar donker uit. Nog even 'n opgaaf van m'n voorloopige tourneé: 30 Juli Bergendal, 31 Apeldoorn, 4 Ginneken, 5 Zandvoort, 6 Zeist, 7 Valkenburg, 9 Velp, 10 Oosterbeek en 12 Laren. - Daar komen er nog wel 'n paar bij. Wijk-aan-zee is afgevallen. Die Belinfante vroeg maar ineens eventjes 40% van de recette. Doodwaaien natuurlijk.
Nou, dag poppedijntje. We zien elkaar dus pas Zaterdag, hopelijk gezond, vroolijk en wel. Doe m'n groeten aan alle bewoners van ‘Kangoeroe’Ga naar eind78. Voor jezelf hoopjes lieve poenzen van je Mannie
De liedjes van Dirk Witte verschijnen na vier maanden in druk bij Alsbach en Doyer. Pisuisse schrijft een voorwoord in de uitgave.
Amsterdam, Augustus 1914.
Dirk Witte, de dichter-componist van de hier achtervolgende liedjes, vraagt mij een woord van introductie voor deze zijne geesteskinderen, en met blijdschap voldoe ik aan dit verzoek, zooals ik met blijdschap zal begroeten en vermelden elke poging, welker uitkomst belooft het tot nu toe helaas zoo weinig uitgebreide repertoire van Nederlandsche ‘levensliedjes’ wijder, ruimer, krachtiger, meer afwisselend en vooral meer ‘oorspronkelijk’ te maken.
Want, wanneer ik mij afvraag, wat mij in Witte's werk bij het eerste lezen en hooren zoo bekoord heeft, dan moet ik bekennen: vóór alles de oorspronkelijkheid, vóór alles het typisch-Hollandsche vóór alles die liedjes, waarin hij in maat en dicht en wijze noch de op zich zelf zeer aantrekkelijke, maar moeielijke goed na te volgen-manier van Speenhoff tot voorbeeld nam, noch Fransche inspiratie, noch Duitsche ‘Anlehnung’ aan den dag brengt.
Zulke liedjes als ‘M'n Eerste’ en ‘Lente’, met hunne soms aandoenlijke Hollandsche nuchterheid, heb ik naast krachtig Fransch, Duitsch en Engelsch werk op mijn programma's geplaatst, en ze hebben daar allerminst een slecht figuur gemaakt, integendeel: zijn er, juist om hunne oorspronkelijkheid, die weer eens zoo iets ‘heel anders’ bracht, met warme waardeering begroet.
Dat pleitte ervoor, dat Witte met zijn liedjes zooveel succes moge hebben, dat hij op deze eerste nog vele andere zal kunnen laten volgen en zoodoende gelegenheid zal vinden zich in zijn aantrekkelijk en dankbaar kunstgenre tot volle kracht te ontwikkelen.
Jean Louis Pisuisse.
- eind1
- ‘claque’; gehuurd publiek om te applaudisseren.
- eind2
- claque; opvouwbare hoge hoed.
- eind3
- Coba; zijn zuster Jacoba Wilhelmina Pisuisse.
- eind4
- Ada; Ada van Duyl.
- eind5
- Mien; Mien van Lissa, de vrouw van de correspondent van het Algemeen Handelsblad in Berlijn, George van Lissa.
- eind6
- Kirschstein; Pisuisse heeft aan Fie op 21 januari om zijn adres gevraagd. Hij kan hem niet vinden, omdat de naam verkeerd gespeld is. De uitgever van theaterstukken heet Paul Kirstein.
- eind7
- 't Pers-bal; een feest, een bal voor alle mensen die werkzaam zijn in de journalistiek.
- eind8
- f 250,- in de maand; het geld dat Pisuisse elke maand aan zijn eerste vrouw Jacoba Smit, moet overmaken.
- eind9
- wier brief ik je hierbij tot vermaak en leering insluit; deze brief is niet aanwezig.
- eind10
- Loetjes trein; de trein waar hij zelf mee gaat.
- eind11
- de Arbeitsmann; van Hannes Ruck en Richard Dehmel.
- eind12
- De Oyens-Labouchère-zaak; de lening bij Labouchère & Oyens & Co Bank.
- eind13
- periculum in Mora; er is gevaar bij uitstel, er is haast bij de zaak.
- eind14
- Guus; mogelijk wordt hier de actrice Gusta (Guusje) de Vos-Poolman bedoeld.
- eind15
- Jan; Jan C. de Vos òf Jan Musch.
- eind16
- 't Neerlandsch; Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel.
- eind17
- oude Louis; Louis Bouwmeester sr. (1842-1925).
- eind18
- de Kattebak; de poezen worden ook wakker en gaan rondlopen. Fie slaapt daarentegen meestal lang uit als ze thuis is.
- eind19
- Je brave Vader; Jacob de Jong.
- eind20
- ‘Alsbach en Doyer’; bekende muziekhandel en - uitgeverij in de Kalverstraat, Amsterdam.
- eind21
- 'n dertig jongelui; Max Blokzijl schrijft over hun optreden in Duitsland in zijn boek: ‘Ik trok er op uit.... Een kwarteeuw journalistieke zwerfjaren’.
- eind22
- ‘Gretchen’; algemene benaming voor een vriendinnetje. Mogelijk is zij zijn toekomstige vrouw Hermine Eleonore Behle, waar hij op 26-6-1921 in Berlijn mee trouwt.
- eind23
- Rie Balfoort; verdere gegevens onbekend. Mogelijk familie van de acteur Co Balfoort of van de musicus Dirk Jacobus Balfoort.
- eind24
- ‘stuipjes’; menstruatie.
- eind25
- ‘collé’; coller, lijmen; hopeloos vast zitten.
- eind26
- Muriel Pymm; ‘Maar mama, het is geen koelheid. Het is alleen maar gezond verstand.’ Derde bedrijf: Freule Muriel Pym in ‘Mijlpalen’ (Milestones) van Arnold Bennett en Edward Knoblauch.
- eind27
- Pathé; Pisuisse bedoelt hier het adres (Friedrichstrasse 191) waar zij hun opname voor de grammofoon, pathefoon gaan maken.
- eind28
- Salter; concertbureau, vernoemd naar Elly Salter, actrice aan het Dresdner Res. Theater en gehuwd met de eigenaar van het kabaret in Berlijn, Arthur Pserhofer.
- eind29
- Caro; misschien Caroline van Dommelen.
- eind30
- Mevrouw S.; Anna Sablairolles.
- eind31
- Mad Willie; van Harrington en Gilbert.
- eind32
- Follow me 'Ome; van Rudyard Kipling.
- eind33
- Le Travail; van Xavier Privas.
- eind34
- Bouwmeester; Theodorus Maurits (Theo) Frenkel sr. (1871-1956), de acteur, regisseur en filmdirecteur noemt zich in het buitenland Theo Bouwmeester. Hij is de zoon van de kapelmeester Maurits Frenkel en de actrice Theo(dora) Bouwmeester.
- eind35
- mesjoggen Kapelmeester; de dirigent danst en wiegt voor zijn orkest en eindigt zijn optreden met een salto over de piano. Het is een mode verschijnsel uit deze tijd. Mogelijk is dit Frank Wagner die later naar Nederland kwam.
- eind36
- ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’; citaat uit de bijbel, Genesis 4:8 en 9, het verhaal van Kaïn en Abel.
- eind37
- Stank voor dank; op 30 maart 1914 gaat Annie Jurgens bij Max Blokzijl weg (Vondelstraat 164).
- eind38
- ‘Telegraaf’ van Dinsdag II; helaas is deze aflevering van dinsdag laatstleden niet aanwezig bij de Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
- eind39
- Barbarossa; Johan Cristiaan Schröder.
- eind40
- ‘O, die Poes’; ‘O! die Poes!’ (naar Sophocles). Tragedie van ‘De kleine steentjes’ door Barbarossa, onder regie van Sol J. Kinsbergen, opgevoerd in het Panopticum op 16 februari 1914. ‘De auteur van deze parodie is voor velen de veelgelezen, vaak geestige Barbarossa, voor anderen de meedogenloos spottende Blauwbaard van de toneelkritiek. De eersten hebben luid geklapt, de laatsten niet minder luid gefloten. Of misschien juist andersom.’
- eind41
- ‘The old Umbrella’; Plantation song.
- eind42
- ‘Arbeitsmann’; ‘Der Arbeitsmann’ van Richard Dehmel.
- eind43
- met twee stuurlui aan 't wiel; Willem Royaards en Willem Stumpff.
- eind44
- Julie; Julie Marie Louise Meyer, actrice, trouwde in 1915 met Theo Bouwmeester (Theo Frenkel sr.).
- eind45
- ‘Du bist die Ruh', Du bist der Frieden, Du bist vom Himmel mir beschieden!’; de eerste regel is uit het gedicht van Friedrich Rückert, door Franz Schubert op muziek gezet (op. 59 Nr. 3).
De volgende regels komen niet helemaal overeen met de oorspronkelijke tekst. Zij vertonen wel overeenkomst met andere gedichten van ditzelfde genre, zoals; Heinrich Heines ‘Du bist wie eine Blume’ en ‘Du meines Herzens Krönelein’ van Feliz Dahn.
Du bist die Ruh.
Du bist die Ruh,
Der Friede mild,
Die sehnsucht du,
Und was sie sillt. (.....)
- eind46
- première; ‘Arsène Lupin’ van F. de Croisset en M. Leblanc, waarin Fie Germaine speelt.
- eind47
- M'n oude vriendin ‘Bussum’; wie hier bedoeld wordt is onbekend, wel ontmoet hij haar weer in Scheveningen op 15-7-1918.
- eind48
- koefnoen; vrijbiljet, kost niets; de beginletters spreekt men uit in het Hebreeuws Kof en Noen.
- eind49
- het stuk te zien; ‘Arsène Lupin’.
- eind50
- Dr. Naumann; Naumann is een veel voorkomende naam onder de gegoede burgerij van Dresden. Deze Naumann zou een zoon kunnen zijn van Friedrich Naumann (geoloog) of Emil Naumann (musicoloog en componist), of het is dr. Friedrich Naumann, Duits staatsman.
- eind51
- ‘Schaffner’; der Schaffner, de conducteur.
- eind52
- ‘Haar boek’; ‘Haar boek’ van L. Schmidt waarin Fie de rol van Lilly speelt.
- eind53
- de Vossen; Jan C. de Vos jr. en zijn vrouw de actrice Nora de Vos-de Poorter; Jan C. de Vos sr. en zijn vrouw Gusta de Vos-Poolman, òf Fie logeert op dat moment met haar collega' s in Hotel van der Burg in Apeldoorn, waarvan de eigenaar Arthur Vossen heet.
- eind54
- kleine boy; Jack Pisuisse.
- eind55
- waar Jantje boete voor betaalt; een vloek.
- eind56
- Hamdorff; Jan en Chris Hamdorff, eigenaars van het hotel in Laren. Elk voorjaar opende Hamdorff zijn deuren voor het dansen in de buitenlucht.
- eind57
- Roosje; vriendin van Max Blokzijl. Roosje is een veel voorkomende naam. Misschien wordt hier Roosje van Gelder (revuester), of Roosje de Beer, of Roosje Bouwmeester (later de vrouw van M. Vis) mee bedoeld.
- eind58
- Malie; onbekend.
- eind59
- René Blanc; onbekend, mogelijk iemand die goed kan dansen.
- eind60
- Dames- en Heeren Pipi; dames- en herentoilet.
- eind61
- Coba; Jacoba Smit.
- eind62
- Ma in de Schuytstraat; zijn moeder Wilhelmina Jacoba Pisuisse-Schipper.
- eind63
- Marie; zijn zuster Maria Christina Pisuisse, verpleegster van beroep en gehuwd met de arts M. Romeny. Fie woont voor haar gezondheid enige tijd bij hem in huis.
- eind64
- de zuster van Wiet en haar zoon; een zuster van Louis Gimberg.
- eind65
- Schillerkraag; liggende, van voren open kraag.
- eind66
- Toontje; een ober.
- eind67
- staking op de tram; uit het socialistisch dagblad ‘Het Volk’ blijkt dat de staking begonnen is op zaterdagavond 11 juli 1914 om 18.00 uur nadat op een ultimatum van het bestuur van de Nederlandsche Vereniging van Spoor- en Trampersoneel door de Raad van Beheer van de H.T.M. (Haagsche Tramweg Maatschappij) afwijzend is gereageerd. De eisen van de stakers zijn loonsverhoging en een arbitragecommissie in geval van ontslag. Op donderdag 16 juli wordt een bemiddelingspoging van de gemeenteraad door de H.T.M. niet geaccepteerd. Op 14 juli ontvangen de stakers een telegram uit Nederlands-Indië van Henk Sneevliet ‘staat pal.’ Dit geeft wel het belang aan van de staking. Op zondagavond 26 juli 1914 wordt de staking beëindigd.
Later blijkt dat de H.T.M. een overwinning heeft behaald. Al de bestuursleden van de afdeling Den Haag van de Nederlandsche Vereniging van Spoor- en Trampersoneel zijn en blijven ontslagen (28). Er zijn geen loonsverhogingen opgegeven.
- eind68
- Jan C.; Jan C. de Vos jr.
- eind69
- Schirin en Gertraud; Schirin en Gertraude
- eind70
- ‘De man in het huis’; niet te vinden, mogelijk is de titel van het stuk anders.
- eind71
- Jo; wie hier bedoeld wordt is niet bekend, mogelijk Jo Sternheim, of de Vlaamse acteur Jo(hannes) Gobau met zijn zwierige speelstijl.
- eind72
- Ori; de oude apotheker Orizant.
- eind73
- ‘Pan’; de Pan, het Panopticumtheater, een gebouw in de Amstelstraat dat het midden houdt tussen een revue-theater, een cabaret, een caféchantant en een dancing. Het was iets nieuws, van internationale allure.
- eind74
- oude Jan C.; Jan C. de Vos sr.
- eind75
- familie M.C.; onbekend.
- eind76
- ‘boekhouder’ Klijnveld; Henri Klijnveld, humorist en monologenzegger. Mogelijk ordent deze (als bijverdienste) de zakelijke papieren en / of de teksten van de liedjes e.d. voor Pisuisse.
- eind77
- mooie Laantje; Mooi Laantje, het adres in Zeist waar Fie logeert bij haar schoonzus Marie en zwager M. Romeny.
- eind78
- alle bewoners van ‘Kangoeroe’; de naam van het huis.