Mijn liefste lief
(1989)–Jean-Louis Pisuisse– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam, 3 September 1913.jean-louis pisuisse, Chansonnier leidschekade 95, amsterdam.
Aan het Bureau voor auteurs-rechten jogjakarta Badhuisweg 32, Scheveningen.
Mijne Heeren,
Na overleg met mijn collega blokzijl, terzake de Zondag 11. persoonlijk door mij met U besproken aangelegenheid, heb ik de eer u almede in antwoord op Uw geëerd schrijven dd. 1 dezer, te melden, dat wij besloten hebben, het ons voorgelegde Contract in beginsel te aanvaarden, doch het dan gaarne, bij wijze van toets voor onze verdere handelswijze ten deze, zonder afwijkingen Uwerof onzerzijdsch uitgevoerd willen zien. Wij zijn derhalve bereid, het uitvoeringsrecht van de werken, waarover Uwe Sociëteit de beschikking heeft, te betalen met een som ineens van honderd gulden èn den afstand van plaatsen, gelijk die in de artikelen 3 en 4 van het Contract is bepaald. Tevens willen wij dan wel U terwille zijn bij het gewennen van het Indische publiek aan het betalen van Auteursrecht en de Vijf Percent daarvoor niet alleen op onze aankondigingen vermelden, maar ook ‘de facto’ incasseeren. Wat nu het Contract zelf betreft, afgezien van de omstandigheid, dat het wel een beetje erg éénzijdig en apodictisch is gesteld (maar dat schijnt nu eenmaal tot de algemeene allure van Uwe Sociëteit te behooren), bevat het enkele bepalingen, die toch gewis, blijkens de kantteekeningen welke ik erop aanbracht, aanvulling en in elk geval gemeenschappelijk overleg tusschen U en ons zullen noodig maken. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Het zou mij aangenaam zijn indien dit overleg òf Vrijdagmorgen a.s. te halfelf ten Uwent, of wel Zondagmorgen te halfelf ten Uwent plaats kon vinden, aangezien dit de eenige uren zijn welke ik vóór mijn vertrek naar Indië nog beschikbaar heb. Onder insluiting der contracten verblijf ik in afwachting Uwer berichten Hoogachtend
J.Pisuisse.
Jean-Louis Pisuisse en Max Blokzijl zijn met de trein naar Genua gereisd om daar aan boord te gaan. Dat is sneller dan de hele reis per boot te maken. In het Algemeen Handelsblad kunnen we de vaarroute nalezen:
Op de achterkant van de enveloppe:
De hut is een binnenhut, maar ruim en goed. Afscheidstelegram gehad van Horsting Dag
Swiep. | |||||||||||||||||||||||||||||
[Genua, 11-9-1913]Stoomvaart-Maatschappij ‘Nederland’. s.s. vondel.
Lieve Popke,
Nog even 'n papieren zoen, vóór we wegvaren. Dankjewel voor je lieven brief, hoor Schat. Ik zal hem trouw bewaren! 't Gezelschap aanboord lijkt me lang niet zoo aardig als destijds op de ‘Rembrandt.’Ga naar eind1 Enfin, we zullen weleens kijken. Dag, m'n liefste Snoes. Op je lieve, trouwe oogen en je stouten mond 'n poens of tien van je
Swiep. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Gênes le 11 Septembre 1913gd. hotel britannia près de la gare et du port Gênes Galliano & Orlandini Prop.
Mijn allerliefste Snoezekind,
Zooals ik je al per briefkaart meldde was de reis, wat bewondering van natuurschoon betreft, geen succes te noemen. De nevel en de regen hebben ons van Amsterdam ‘Wiepie’Ga naar eind2 uit trouw vergezeld tot Milaan, zoodat we vrijwel op onze lectuur en ons reisgezelschap waren aangewezen, toen we in Bazel den slaapwagen verlaten hadden, waarin ik een tamelijk goede rust genoten had - al was 't ook onaangenaam om, wanneer ik mijn linkerhand uitstak tegen 'n electrische lamp te slaan inplaats van 't zachte ‘gezigje’ van mijn Schat te voelen. Ook van het snurken is al de pret af wanneer je er geen ‘duutjes’Ga naar eind3 meer voor krijgt.... Maar, om op de reis terug te komen, we troffen 't nogal met onze ‘Reisegefährten.’ Een daarvan was een tweeëntwintig jarige Indische jongen, 'n leuke baas die ten Kate bleek te heeten en met wiens zuster jij intertijd op de ‘Derfflinger’Ga naar eind4 de hut hadt gedeeld. Toevallig, hè! Hij was, zooals hij zei, in Haarlem, waar hij woonde, met zijn Vader ‘de eenige haan’ in huis en 't gevolg daarvan was, dat de vrouwen thuis hem kostelijk voor de reis hadden toegerust. Het jongemensch was je reinste wandelende snoep-, fruit- en drankwinkel. En hij rustte niet, vóór wij hem door zijn voorraad hadden heengeholpen. Dit praatje over 't eten herinnert mij eraan, dat we in Utrecht begonnen met 'n strop: er was geen restauratiewagen aan den trein... Wèl de ‘Freule's’Ga naar eind5 en ‘Willy’Ga naar eind6. Aan ‘Willy’ gaf ik de bloemen, die wij van GreetjeGa naar eind7 hadden gekregen en waarmee we in de stampvolle coupé geen raad wisten (zeg dit niet aan G. en D.Ga naar eind8, hoor!). 't Lieve kind glom van zaligheid en liefdestranspiratie. De ‘Freules’.... gingen natuurlijk meê! Niet naar Indië of Genua goddank, maar toch tot Arnhem, waar ze zoogenaamd uit eten moesten, hetgeen blijkbaar 'n stout-stout jokkentje was. Vol poëtische heilwenschen namen ze aan 't station in Arnhem afscheid en zagen gelukkig niet, hoe we daarop vreeselijk prozaïsch 'n warme varkenskarbonade - ik zie jou al kijken! - verorberden, zoo waar uit onze vette vingers. 't Traject Bazel-Genua maakten we dan verder, zooals ik al schreef, met den jongen ten Kate en met een opgewekt stelletje Indische Hollanders, meestal 2e klassepassagiers van de ‘Vondel’.Ga naar eind9 Na Milaan knapte het weêr op en hadden we 'n prachtige kijk op 't meer van Lugano. Jammer, dat daar in de buurt tot Genua toe zoo'n hoop tunnels zijn, allemaal van die beroerde, benauwde, rookerige, 't uitzichtbenemende, lawaai makende tunnels, die mij op 't laatst hevig irriteerden. - Wist jij, dat er tusschen Zwitserland en Italië een heusche grens bestaat? Stel je voor: daar hebben ze een drie meter hoog netwerk aangelegd - van ‘prikkeldraad’ zou Greetje zeggen - met bellen eraan: en als daar iemand overheen wil klimmen hoor je 't honderden meters ver rinkelen. 'n Bewijs dat de lieve jongens aan weerskanten van die grens elkaar maar weinig vertrouwen. - Door die lamme tunnels kwamen we stinkend vuil in Genua aan - Genova la Superba! - waar we wèl onze bagage maar niet onszelf op de boot konden brengen, zoodat wij een onderkomen moesten zoeken in bovenstaand Hotel. 'n Rare, onaangename, maar toch wel verklaarbare maatregel van de Mij. Nederland. Hier hebben we ons eerst duchtig gereinigd en zijn daarna Genua ingetrokken, gesoupeerd in 'n leuk cafeetje en daarna liedjes gehoord van lieftallige joffers in het Eden Theater. Die Joffers moeten het pleit winnen door haar vrouwelijke bekoorlijkheden, die niet gering waren - velen ervan leken op jou. Hoe vindt je zoo'n complimentje?! - en door de aardigheid van hun liedjes (verzoeke hier vooral een l en geen t te lezen!) Die Italiaansche chansons zijn schattig. Jammer, dat ik ze niet versta. Om twaalf uur lagen we onder de wol in | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||
een lauwen Italiaanschen Zomernacht. Mijn rust was maar zoo-zoo. De zon scheen - en de klokken luidden mij te gauw wakker. - Nu gaan Max en ik straks nog even op zaken uit en dan naar boord. Daarvandaan schrijf ik je misschien nog wel 'n briefkaart. Max en ik spraken af, dat we altijd gelijktijdig zouden schrijven.... ‘anders werden de vrouwen maar jaloersch en ongelukkig.’ Nou, of ik me daar zoo precies aan houden zal, weet ik nog niet. Ik schrijf liever gedreven door liefde, dan door angst voor 'n booze bui. Trouwens, mijn Vrouwtje, heeft gelukkig van booze buien niet veel last.... Dag, mijn eigen, kleine Schat. Gauw hoop ik weer eens 'n briefje van je te vinden, hier of daar verstopt. Anders hoop ik maar op Batavia. Nogmaals, dag mijn allerliefste. Ik geef je in gedachten honderd zoenen op je lieve snuit en blijf altijd
Je eigen Mannie. | |||||||||||||||||||||||||||||
Maandag 15 september 1913.Stoomvaart-Maatschappij ‘Nederland’. s.s. vondel
Mijn eigen groote Lieveling,
Vanavond komen we in Port Said en iedereen hier aanboord laat zijn luiermanieren varen om brieven te schrijven. Zoo ook je man. Aanleiding om 'n soort brievendagboek te maken bestond er niet, want daarvoor biedt het leven hier aan boord al te weinig stof. Want, om de waarheid te schrijven, we hebben 't met ons reisgezelschap hier, wat de eerste klas betreft althans, niet al te best getroffen. Bijna 'n volle week heeft het geduurd, vóór alle menschen zich hadden ‘voorgesteld’ en wanneer niet een sloepenen zwemvestparade en een wedstrijd in ‘shuffleboard’ - je weet wel, dat spel waarbij je met schijven nummers moet gooien - die door Max en mij en nog 'n paar jongelui - ‘jongelui’ is goed! - is georganiseerd, de lui wat tot elkaar had gebracht, dan waren we misschien nog niet eens zoo ver. - Gisteravond hebben we 't eens met dansen geprobeerd, maar de animo was maar zoo-zoo. Was de muziek beter geweest, - nù hadden we 'n harmonica-spelende koloniaal en 'n erbarmelijke grammophoon - dan was de lust tot dansen er misschien wel ingekomen; nù was 't knap-vervelend, en heb ik 'n paar boorden voor niets verzweet. Want, och, lieve Popje, 't is hier in de Middellandsche Zee al zoo snikheet; wat zal dat straks in de RoodeGa naar eind10 worden. - Nà Port Said willen ze een bal costumé geven.... Nu, dan denk ik, dat ik me uitsluitend in een van m'n geprepareerde zwembroekjes - die keurig zitten, tusschen twee haakjes - of wel alleen in de ‘ring van de Freule’ ‘costumeer.’Ga naar eind11 Denk je niet, dat zulks een schoon effect zou maken? Vooral nu mijn buikje zoo aan 't slinken is; want met al de rust, die ik neem èn al de lichaamsbeweging waaraan ik mee doe is mijn gewicht merkbaar aan 't slinken. Ik voel me dan ook absoluut lekker en heb bijvoorbeeld heelemaal geen last meer van m'n maag - unbeschriejen, Overste!Ga naar eind12 Voor de stem is echter die voortdurende vochtige zeelucht niet goed. Trouwens, van zingen komt hier niet zoo heel veel. De piano in de salon staat bijna 'n heele toon te laag en bovendien staat er hier, midden in de salon 'n soort luchtkoker, zoodat de helft van de menschen je niet zien kan. Bij de luit heb ik ook nog 'n beetje liedjes zitten zingen, maar dat was ook maar voor 'n heel klein kringetje, natuurlijk.... Al ‘stroomde ook het volk om mij samen’!! Zeg, Schat, het spijt mij eigenlijk, dat ik hier aanboord zoo heelemaal geen gelegenheid heb, om mijn trouw te toetsen. De jonge meisjes hier aanboord zijn stijfjes en de jonge vrouwen vervelend of zwanger. Dat is natuurlijk overdreven, maar inderdaad we zijn het erover eens, dat de reis nog heel lang zou moeten duren, wilden we onze harten gaan verliezen (harten?!) Een van de aardigste jonge vrouwtjes hier aanboord is een pasgetrouwd Doktersvrouwtje - Mevr. van Woensdregt, 'n groote charme van Max, geloof ik. 't Is vermakelijk | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||
om te zien hoe Max, misschien wel op order ‘van hooger hand’ zijn best doet om als ‘causeur’ op te treden. Als ik hem uit de verte beluister - uit de verte, want zoodra ik erbij kom, houdt ie z'n mond - dan is 't net of ik mezelf in 'n grammophoon hoor. Alleen lach ik me 'n aap als ie over AtjehGa naar eind13 begint, waarbij hij altijd in den eerste persoon enkelvoud spreekt, of als hij over zijn studies en composities uitpakt. Toch vind ik hem heel wat beter zóó, dan toen ie vroeger vaak zoo menschenschuw deed. - Ik ben door m'n schrijven over Max afgedwaald van m'n schildering van m'n vrouwelijke medepassagiers, die interessant genoeg zijn, om in deze brievenreeks - hoor je wel: brievenreeks! - vereeuwigd te worden. - De aardigste nà Mevrouw van Woensdregt vind ik twee meisjes Nieuwenhuis, die heel geschikt zouden zijn, wanneer ze - misschien omdat ze domineesdochters zijn - niet zoo stijf waren. Dansen doen ze bijvoorbeeld niet. Wat dat betreft zijn de dames van Dalfsen en Wilhelm beter, 'n heel zwart en 'n heel blond nonna-'tje, de eerste een typische Indische, maar die zoolang in Amsterdam en op de Handelsschool is geweest, dat ze heel Indië en haar Maleisch vergeten is. 't Is 'n geweldige dikkert, maar die heel goed danst. In gewicht wordt ze nog overtroffen door juffrouw Vellema, 'n blonde reusin, die doorgaans lui op 'n stoel ligt. Dan moet ik verder nog noemen een ‘handschoentje’Ga naar eind14, mevrouw Oosterzee, 'n mooie jonge dame, maar met iets in haar oogen, dat iedereen zeggen doet: ik wou niet graag, dat ze mijn Vrouw was, en voor de rest zijn 't allemaal jonge paartjes en oude paren, die geen van allen interessant zijn. - Wij hebben 'n heerentafel gevormd, waarvan ik het presidium bekleed, welke tafel tevens Comité van vermakelijkheden is. (Oh ja, ik vergat nog 'n vrouwelijke Mr., in de rechten, mej. 's Jacob, die ondanks haar maagdelijke schraalheid en rechtsgeleerden dorheid 'n heel aardig, maar in deftigheid verdwaasd meissie lijkt, en 'n freule Nickers, die ik uithoofde van haar freuledom angstig uit den weg blijf). Bij ons aan tafel zitten dan verder, 'n heel geschikte knaap, de jonge Blommestein de zoon van den man op wien ik indertijd de Deli-revueGa naar eind15 maakte, 'n paar heel rustige cultuur-menschen, 'n buitengewoon-groene a.s. bestuursambtenaar, die drie jaar hoog-maleisch heeft geleerd en nu ons erbij moet roepen als-ie 'n glas melk wil hebben, verder 'n aanstaand doktertjeGa naar eind16 en 'n klein deftigheidje van Woudhuisen de Vries, van wien ik niet weet, wat hij eigenlijk is of worden wil. Alles bij elkaar genomen 'n reuzen verschil met de ‘medjah setenga gilah’Ga naar eind17 die wij op ‘Rembrandt’ hadden. Trouwens, met het leven daar aanboord is die hier niet te vergelijken.... Misschien maar gelukkig. - Absolute reden tot tevredenheid geeft het weer, dat in één woord onverbeterlijk is. Bij ons in de Lijnbaangracht - of heet het daar Buitensingel? - staat nog meer golf, dan hier in de Mediterranée. En 's avonds kijk ik naar de maan en denk aan mijn lieve Fietje. Eerst dacht ik, dat je me nu al ontrouw was, want ik won voortdurend bij 't whisten (wat we 's avonds laat, d.w.z. van tien tot twaalf altijd doen) maar gisteren heb ik dermate déveineGa naar eind18 gehad, dat ik nu weer heelemaal gerust ben. 'n Heeleboel menschen hier aanboord kennen je wel of hebben je wel eens zien spelen. Dan vind ik 't altijd leuk om over je te praten en je portret te laten zien. Ik zal hier aanboord ook eens 'n kiek laten maken in mijn blauwe jasje met mijn lossen hemd. Dan wordt je bepaald weer verliefd op me. Of ben je dat nog altijd? Ik op jou ook, hoor mijn Schat. En dikwijls als ik in mijn kooi den slaap niet vatten kan, lig ik heel prettig met zoo 'n warm gevoel en ook wel heel erg naar je verlangend, aan je te denken. Eén is gelukkig van de drie maanden alweer 'n heele tijd om.... Dag, mijn eigen, allerliefste kind. In gedachten zoen ik je op je lieve, trouwe gezichtje en laat ik je lekker rustig tegen me aan liggen. Heel, heel veel denkt aan je en houdt van je je trouwe Swiep. - Groeten aan alle menschen. Nu heb je me tòch geen brief voor je moeder meegegeven! Daaag! xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Dit zijn allemaal zoenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||
16 September 1913.Briefkaart
Mevrouw S. Pisuisse-Carelsen de Jong. Leidschekade 95 Amsterdam Holland.
Afz. Pisuisse Amsterdam a/b s.s. Vondel Holland. Suez.
Voor Suez Stoomvaart-Maatschappij ‘Nederland’. s.s. vondel.
Lieve Vrouw,
Nog even maak ik van de gelegenheid gebruik om je uit Suez een levensteeken te geven. We schieten zooals je ziet al op en zijn den ‘drempel van het Oosten’ reeds gepasseerd. Dank voor je brief in Port Said. Leuk om overal wat te vinden. Is er in Colombo en Sabang ook wat voor me, vraag ik me af.... Dàg. Kindje. Veel liefs van je
Man.
Data Received......................... | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||
26 September 1913.A.b s.s. Vondel. Stoomvaart-Maatschappij ‘Nederland’
Mijn eigen, allerliefste heerlijkste Schat!
Op 't oogenblik is het hier eén uur in den nacht en ik lig op mijn kooi, - eigenlijk moest ik gaan slapen, maar - ik kàn niet! Elken avond, als ik slapen ga, neem ik jouw portret, jouw portret waaruit je lieve, trouwe oogen mij altijd zóó aankijken, dat ik er moed en zelfvertrouwen door krijg, en dat ik dat warme gevoel krijg, weetje wel, daar ergens in mijn keel. Mijn eigen, liefste Vrouw, mijn eerste Vrouw, wat hou ik innig-veel, God-zal-'t-gedankt-zijn-zóó véél van je! Dat voel ik nu, het beste, nu ik misschien op 't punt stond, 'n andere vrouw (vrouw met 'n kleine letter) te benaderen... en 't gelukkig, gelukkig, God-zij-gedankt nietGa naar eind19 gedaan heb! Och, er zijn natuurlijk ook hier aanboord weer de noodige makkelijk-meschogge-te-maken vrouwen en meisjes... Eergisteren gaven we 'n avond, Max en ik; dezen avond, aan 't diner heb ik als voorzitter-scheidsrechter van de shuffleboard-competitie, waarover ik je - geloof ik - al schreef, de prijzen uitgereikt en daarbij 'n speech geslagen, die erg in den smaak gevallen is. Vanavond wat gepraat en later bij de guitaar wat gezongen, enfin, je kent dat wel: Swiep in 'n gewonen doen, eigenlijk 'n tamelijk clownesque salonjonker, zooals de meeste menschen denken dat-ie heusch is, zooals jij wel weet - nietwaar, mijn eigen Vrouw? - dat-ie niet, tenminste niet heelemaal is.... En och, nu hadt het me eigenlijk weinig gekost, om vanavond triomfen - och arme! triomfen! te vieren - Maar als ik nu denk aan jou, aan je lieve, goeie, trouwe oogen, aan je heerlijke, warme, echte godgeprezen hartstochtelijke vrouwenlijf, aan je zachte troostende (hier staat ‘troostende’) stem, (hier staat ‘stem’, verdikkeme), aan je teere, weldoende handen... En ik zie mezelf dàn met 'n andere vrouw... Wel, dan moet ik hardop lachen en, dat weet je wel, c'est le ridicule qui tueGa naar eind20. In dit geval is degene die gedood wordt, de oude Swiep, de ouwe vrouwenjager, gepersonifieerd door - dat mag ik aan jou wel schrijven - gepersonifieerd door z'n ‘mannetje’ - Dat rare, onafhankelijke ding zegt op 'n moment dat het vroeger vreeselijk veel praat zou hebben gehad (m'n papier is aldoor te klein voor m'n zinnen) ik zeg, dat rare kleine ding zegt op zoo'n moment! ‘Och, Swiep, wat zullen wij ons samen nou druk maken! De eenige Vrouw (nou Vrouw met 'n hoofdletter) de eenige Vrouw ter wereld waar jij en ik nu eigenlijk wat om geven is Fietje, de kleine, zwarte Fietje....’ (Weetje wel, Schat, dat 't me nog altijd vreeselijk gek lijkt, om over jou te denken en - vaak - te spreken als van M'n wettige, echte Vrouw...) En dan zegt dat rare ding verder: Ik weet niet, wat jij doet, baas, maar ik ga naar bed.... Nou en dan ga ik natuurlijk naar bed en dan doe ik nog bovendien zulke rare dingen, als bijvoorbeeld in 't holst van den nacht kantjes vol absoluut onleesbaar schrift aan mijn Schat te gaan krabbelen. O, mijn eigen, heerlijkste echte Vrouw, mijn lieve Troost, mijn Levensanker, mijn eigen kindje, mijn zorg, mijn Schat, ik hou zoo innig-innig veel van je. Op 't ogenblik kijk ik weer naar je portret boven mijn kooi en ik verlang naar je, als een gek. Niet om ondeugend te zijn, hoor: ik heb, wat jij zou noemen, 'n ‘snoezig zacht mannetje’... Nee, ik verlang naar je, om je stem te hooren, om je lieve lijf in mijn armen te sluiten, om heel zachte, teere woordjes in je ooren te fluisteren, om je duizendmaal te verzekeren, dat jij en jij alleen mijn eerste, ware, echte Liefde bent. Zeg, stel je voor, onlangs lag ik klaar wakker te denken aan 't eersten briefjeGa naar eind21, dat ik jou eens schreef naar 't Java Hotel, weet-je-wel, dàt van ‘Hooggeachte Mej. Carelse’...Ga naar eind22 En toen ik toen bedacht, dat wij elkaar misschien nooit zouden hebben gevonden zonder dat briefje - of misschien ook wel, maar dat weet je toch maar niet - toen brak ineens 't koude zweet me uit en had ik van zenuwachtigheid zóó wel kunnen huilen.. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Och, mijn eigen Vrouwtje, mijn goeie Engel, in Godsnaam, blijf toch altijd veel van me houden! Je bent nu zoo alleen, en om jou, net zoo goed als om mij, loert de verleiding. Laten we toch heerlijk van elkaarGa naar eind23 mogen blijven, Liefste. We zullen zoo innig-gelukkig met elkander zijn. - Nu ga ik slapen. Dit alles - zie ik - heb 'k in 'n uurtje neergekrast. 't Loopt me ook zóó uit mijn hart op 't papier.. Nacht, mijn Schat. Voor jou is 't nog wel geen nacht, tien uur misschien en mogelijk loop je op straat, of ben je op reis, of ergens in 'n café, of op 't tooneel... Schrijf me dit eens en bedenk goed: de avond van 25 op 26 september ongeveer tien uur.... Nacht, mijn Vrouwtje, nacht eigen Liefste van me. God, zegen je, hoor. Ik geef je, weet-je-wel, nèt of we naast elkaar in bed liggen, 'n zoen op je hand. Nacht Fietje, nacht, m'n liefste kind, God behoede je.
De aan den anderen kant overgebleven ruimte stelt de nacht voor, 'n niet heel lange nacht, want ik heb me om zeven alweer laten roepen, daar ik eerstens dezen brief wil afmaken voor Colombo (morgen, Zaterdag) en tweedens wijl me een drukke dag wacht. - Max en ik vatten namelijk onze taak van vermakelijkheidscommissarissen zeer ernstig op. - Nauwelijks zijn de prijzen voor de shuffle-board competitie uitgereikt, nog maar twee dagen is onze eigen avond achter de rug, of nu reeds heeft Max voor vandaag hindernis wedstrijden georganiseerd, terwijl ik vanavond de leiding heb van 'n soirée musicale in de tweede klasse, waarvan vandaag ook al groote repetitie is. - Maar dan gaan we 't er ook morgen en Zondag weer eens rustig van nemen. Zoo 'n heelen dag liggen lezen aan 't dek of zoo... Morgen moeten we er echter vier uur afnemen om Colombo te gaan zien. We hebben met z'n zevenen 'n auto besteld, namelijk Mevr. van Woensdregt en haar man (dat is die jonge dokter) verder Montijn ('n Menadoneesche handelsman) de jonge Blommensteyn, ('n goedmoedige uil die in de thee wordt onschadelijk gemaakt). Schouten ('n beschaafde Deliaan) eindelijk Max en ik. (Deenik is niet aanboord). Dat is het heel-geschikte clubje, dat zoo langzamerhand om ons is samengekomen, ofschoon we natuurlijk ook met alle anderen ons, op grond van onze functie hier aanboord, bezig houden. Onder anderen is er een clubje, bestaande uit een Mr. Coeberg, een Mr. Leonie 's Jacob, Dr. van Woensdregt, mej. Wilhelm (blonde vrouw, die aardig teekent, maar overigens ongeloofelijk dom lijkt) een zekere mijnheer Bulk, die voor de Javabank uitkomt en 'n wonderlijk mengsel is van burgelijkheid, onnoozelheid, onmannelijkheid en intelligentie, en eindelijk ik-zei-de-gek, die ons met spiritistische onderzoekingen willen bezighouden, daarbij geleid door voornoemden Bulk, die om zoo te zeggen allerlei geesten als kind-aan-huis-ontvangt. Dan zie je me verder 's avonds de directie voeren van 'n mandoline gezelschap en eindelijk hebben Schouten, Montijn, Blommensteyn en ik een whistclubje, 4 punten voor 'n cent. Zie zoo, nu weet je precies, hoe ik mijn dagen spendeer, van deze werkelijk zeer heerlijke vacantie, die volmaakt zou zijn, als ik mijn Vrouwtje hier had. Ik denk voortdurend aan je en vraag me elk oogenblik af, wàt jij nu wel zoudt doen. Ben je nu al weer eens naar den dokter geweest, eet je flink en hou je je rustig? Hoe is ArsèneGa naar eind24 afgeloopen? Gaat er weer wat nieuws? Dat is 't ellendige van die lange afstanden. Wat heb je wel van mijn radioletterGa naar eind25 gezegd? Was dat geen verrassing? Mijn eerstvolgende komt nu weer van Sabang. Dan vertel ik je van 'n bal-costumé, dat we tusschen Colombo en Sabang organiseeren. Ik ga als Buffalo Bill. Ook meld ik je dan, hoe daar onze eerste uitvoering is afgeloopen. Al de lui van boord zeggen dat ze komen. Nu, als 't er 40 percent zijn, zal ik al tevreden zijn. De meesten, die 't al eens gehoord hebben, voor niets, geven er waarschijnlijk | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||
niet nog weer eens 'n rijksdaalder voor uit. Nu hoor ik je al zeggen: ‘daar heb je de pessimist weer’.... Enfin, ik hoop dat ik ongelijk krijg. En nu ga ik repeteeren. Dag, mijn eigen allerliefste. Zal je véél aan je Man denken. Al die lieve gedachten van je komen over land en water naar me toe en houden me vast op den goeden weg. Dag, mijn zoete lieveling. Ik zoen je op je lieve oogen en je warmen mond en blijf
je trouwe Swiep. | |||||||||||||||||||||||||||||
27 Sept. 1913.Colombo A.b. s.s. vondel. Stoomvaart-Maatschappij ‘Nederland.’
Liefste Lief, nog even, hier vóór Colombo een ‘Appendix’ op mijn langen brief. Zoo juist den jouwe ontvangen. Dank je wel, hoor Schat! Leuk. Alles gaat best. In ruil voor het ‘oog’ van ‘Fietje’ hierbij het ‘hart’ van Swiepje!Ga naar eind26 De wedstrijden zijn zeer vermakelijk afgeloopen. Ik haalde niets dan blauwe knieën, geschaafde ellebogen en vuile pakken, maar heb me best geamuseerd. Ook leuk gisteravond een musicale soiree. Nu gaan we in 'n auto Colombo zien. Dag, mijn eigenste. Duizend ‘poensjes’ van
je Swiepje | |||||||||||||||||||||||||||||
1 October 1913Tusschen Sabang en Singapore. A.b. s.s. vondel Stoomvaart-Maatschappij ‘Nederland.’
Mijn liefste Lievje,
Wat heb jij toch 'n schat van 'n man! Elke mail, die hij tegenkomt (uit Sabang ging er geen!) gaat ie maar weer trouw aan z'n Vrouwtje zitten schrijven... Niet méér dan 'n staaltje van z'n plicht, hoor ik je al zeggen. Ja, dat vind ik zelf ook wel, maar ten opzichte van het brievenschrijven heb ik al zóó vaak en zóó geweldig mijn plicht verzaakt dat ik het nu werkelijk als 'n verheugend bewijs van mijn echtelijke trouw en onveranderde liefde beschouw, dat ik tegenover jou de correspondentie zoo secuur bijhou. (Dit is 'n gedicht!) Schrijf jij eens aan Ma, want die heeft nog niets van me gehoord. De kinderen kregen geregeld briefkaarten van me. Ook CoGa naar eind27 en de FreuleGa naar eind28 - ochgot de Freule! - heb ik briefkaarten gestuurd. (‘in haar zure larmoyante ouwe-vrijstersleven troost...’)Ga naar eind29 Had ik je al geschreven dat de Freule en haar chaperonne op de reis van Utrecht naar Arnhem heen er een verklaring van hebben gegeven, waarom ze dien avond in Utrecht als nachtvlinders om het Hotel du Station hebben gezworven, waar wij achter ons biertje zaten...?: Ze wilden - zeien ze - zoo gaag kennis met jou maken, maar wisten niet, of je 't wel goed zoudt vinden. - Als je haar ziet (en je herkent ze nog...) druk haar dan aan je hart. Ziezoo, na deze uitwijding hervat ik m'n relaas over: M'n leven hier aanboord en verder gedurende de reis. - Als je eenmaal Indië kent, vind ik aan Colombo niet veel bijzonders meer te zien. 't Europeesch gedeelte lijkt 'n beetje op Singapore in 't miniatuur en 't inlandsche deel is vuiler, armoediger en doffer van kleur dan 't overeenkomstige op Java. Ik kocht er voor jou wat (valsche) steenen, waar je mooie toneel sieraden van zult kunnen maken. Met hetzelfde doel heb ik in Port Said al kralen gekocht. Voorts bepaalden zich te Colombo mijn inkoopen tot een slangenbesweerdersfluit en een breedgeranden stroohoed, die ik voor mijn costuum bij 't bal-costumé noodig had. Dat bal is een groot succes geworden, ofschoon niemand er zich erg veel van had voorge- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||
steld. Twee en 'n half uur ben ik bezig geweest, met het schminken van anderen en toen heb ik mezelf een - naar men zegt - zeer geslaagden Buffalo Bill gemaakt. Max had een reuzensucces, als ‘dronken Koloniaal’, een rol die hij buitengewoon aardig speelde, zoo ècht, dat er lui zijn gaan vragen of de onderofficieren dien dronken kerel niet weg wilden sturen. Later kwam hij vol animo nog weer eens als kok te voorschijn. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik Max nog nooit zoo aardig en sociabel heb gezien. 'n Beetje maakt hij op mij den indruk van iemand die erg is opgelucht.Ga naar eind30 Wie weet....? Gisteren hebben we echter allebei benauwde oogenblikken doorgemaakt. Het stond namelijk maar zoo-zoo, of we hadden in Sabang nèt niet kunnen optreden. De boot liep namelijk met wind en stroom mee sneller dan werd verwacht en al om acht uur 's avonds liepen we de baai binnen. Gelukkig is de kapitein Albers 'n allergeschiktst mensch, die dol is op onze liedjes en die dus, zij het ook zonder dat het in 't oog liep, de werkzaamheden aanboord wel wat vertraagd zal hebben. In elk geval, van zes tot acht, in een ondenkbare hitte hebben we gespeeld en ruim driehonderd gulden schoon overgehouden. Dat was toch zonde geweest om in Sabang te laten zitten, wat? 't Vlugge loopen van de boot heeft tengevolge, dat we ook 'n dag eerder in Singapore zullen aankomen en we hebben reeds geseind, om inplaats van Zondag, Vrijdag voor de Hollanders te spelen. Dat is in 'n Engelsche stad waar ze op zo'n Engelsch den Zondag vieren, beter en misschien halen we er dan nog wel 'n derden avond uit. Bij gelegenheid van het ‘kapiteins-diner’ (den avond voor Sabang) hebben ze hier voor de tafel welke ik presideer, 'n vreeselijk leuk pièce-de-milieuGa naar eind31 gemaakt, vervaardigd van koek en suiker en kaarsvet, voorstellende Max en mij, zooals we hier aanboord stonden voor te dragen. Zelfs de ketting uit m'n broekzak en de luit ontbraken er niet aan. Wij zijn achter dit schoone geval gekiekt en als 't lukt, sluit ik je nog 'n afdruk in dezen brief in. De pop zelf, die je man voorstelt zal je door de goede zorgen van den Hofmeester worden thuisbezorgd. De lui hier aanboord zijn werkelijk allemaal even geschikt voor ons en geen moeite is hun te veel. - Onze vriend Djassimien gaat nu toch eerst naar Soerabaja. De questie is - dat hebben we nu pas gehoord - dat al die jongens hier aanboord op eigen houtje 'n handeltje drijven: spiegeltjes, kralen, kammen enzovoorts, die ze dan in hun kampong van de hand zetten. Djassimien heeft natuurlijk ook zoo'n voorraad ingeslagen en als-ie daarmeê nu niet dadelijk den boer opgaat, dan vischt-ie achter 't net bij zijn collega's. Max en ik zullen ons nu tot Deli, dus tot Batavia maar zonder bediende behelpen. 't Is wat meer moeite, maar tevens goedkooper. En verder weet ik je nu toch op 't oogenblik heusch niets te vertellen, mijn Schat. Maar ik laat dezen brief nog tot morgen open. Misschien komt er nog wel 'n stuk bij - | |||||||||||||||||||||||||||||
2 October.Ziezoo, de koffers zijn alweer gepakt en over 'n paar uur zitten we in Singapore. De avond van gisteren is tot een dolle lachavond geworden door het optreden van een onzer jongere passagiers, een arrogant Collegaatje van ‘meneer Göpner’ 'n zekere meneer Franssen. Deze jonge man, naar z'n dialect te oordeelen ergens uit de Commelijnstraat vandaan, heeft van den aanvang geprobeerd hier aanboord zoo'n beetje de ‘lion’Ga naar eind32 te spelen, sloot zich bij de deftigste dames aan en vertoonde zich al gauw in de driedubbele artistieke qualiteit van violist, zanger en declamator. Als violist was-ie werkelijk nog 't dragelijkst, zingen deed-ie, zooals de jonge Blommesteyn beweerde, ‘met z'n navel’ en zijn voordragen was meer dan meschogge. Maar hijzelf was nog meschoggener en nam al de loftuitingen voor ernst op. En zoo hebben we ons net zolang krankzinnig gepraat, tot-ie gisteren in optima forma 'n ‘Franssen-avond’ heeft gegeven. We hebben ons blauw gelachen... Nog nooit heb ik iemand gezien, die zich meer dan twee uur lang zoo ongehoord ertusschen liet nemen als deze jeugdige uil. Wat houdt onze Lieve Heer er toch wonderlijke kostgangers op na! | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Zoo juist heb ik je portret weer in m'n portefeuille overgebracht. Tot nu toe had het vlak naast m'n hoofdkussen met punaises aan den wand bevestigd gezeten en 't laatst wat ik zag als ik insliep en 't eerst wat ik zag als 'k wakker werd, was mijn Fiepsje haar lieve toet. Maar ook zonder dàt zou ik best aan mijn eigen Schat blijven denken hoor, denken met heel veel liefde, denken met heel veel teederheid, als aan mijn eigen, eenige Vrouwtje. Dag, mijn Eenige Schat. Heel veel zoenen en lieve gedachten van
Je Mannie
Mijn lieve Fietje,
Ik zend je, ook namens Max en Breyer, dien ik hier in Singapore ontmoette, vele groeten. Ik zond van hier naar de Handelsbank f 250,- en hoop dit nog enkele malen te herhalen. De reis gaat tot nu toe voorspoedig. Gezondheidstoestand gunstig. Hoop voor jou hetzelfde. Vele groeten, lieve gedachten etc. etc. etc. van
je Man C. Breyer Max | |||||||||||||||||||||||||||||
Medan, 9 October 1913.Hotel de Boer
Mijn allergrootste Schat en liefste Eigendom,
't Komt me zoo voor, dat 't 'n heelen tijd geleden is, dat ik je schreef. Dat komt gedeeltelijk doordat we, zwervende tusschen Singapore en hier, wat ongewis van postverbindingen waren, maar ook wel, omdat ik deze eerste dagen niet zoo heel veel opgewektheid tot schrijven had. De zaken liepen namelijk niet erg best en je weet, dat ik het altijd onaangenaam vind om zorgelijkheden en akeligheden op papier te zetten. Nu echter begint het er weer wat beter uit te zien en als je onaangenaamheden retrospectief beschouwt (is dit niet 'n fijnemans woord) dan lijken ze al zoo erg niet meer. - In 't algemeen dan hebben we, nu we met de eigenlijke tournée zijn begonnen 'n beetje de gevolgen ondervonden van Max z'n optimisme. En nu lachen jelui mij wel altijd om m'n pessimisme, maar dàt schijnt dan toch in de praktijk meer aan de werkelijkheid te beantwoorden. Want het is nu wel makkelijk om met een onbegrensd zelfvertrouwen te zeggen: ‘Oh, dat doen ze wel voor ons’ en ‘Oh, dat lukt ons wel’ en ‘Ze zijn natuurlijk dol-verlangend om na drie jaar ons weer eens te zien’, maar dan kom je opeens voor de ontnuchterende werkelijkheid te staan, dat ze 't niet maar zóó, doen, en dat 't niet maar zóó lukt, en dat de menschen óók zonder Pisuisse en Blokzijl nog wel gelukkig kunnen zijn. In Singapore bijvoorbeeld, waar Max had verwacht, dat ze eerst bij uitrekening 'n garantie-fonds zouden hebben samengebracht en daarna eerst entrée zouden gaan heffen, hebben ze eenvoudig op 'n lijst laten teekenen wie van plan was te komen (voor twee dollar nog wel, want oh, drie dollar zou veel te duur zijn!) en toen mochten wij eenvoudig beslissen of we ja of nee èn in de Duitsche èn in de Hollandsche Club voor 'n voorloopig bedrag van 80 dollar wilden spelen. We hebben 't natuurlijk gedaan, want we konden dien Zaterdag en Zondag niet stilzitten en gelukkig zijn er nog al wat menschen bijgeloopen, die nog niet op de lijsten hadden geteekend, maar de schatten, die Max zich al dadelijk van Singapore had beloofd, hebben we er toch niet weggehaald. Misschien geven we nu den 16en op den terugweg naar Batavia nog 'n avond in Singapore, gecombineerd voor Hollanders, Engelschen, Duitschers, Zwitsers en.... Hottentotten voor mijn part... als ze maar komen en betalen. En nu hier in Deli. Ik vond er 'n telegram van je Moeder, waarin ze ons welkom heette. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb haar 'n brief teruggeschreven ('k geloof waarachtig dat de schrijfmanie van de ‘Carelsens’ mij te pakken neemt). Verder vond ik een brief van Huges waar in hij in de volgende maand betaling van zijn f 3000,- (nu weer f 3000) eischte. Ik heb hem teruggeschreven, hoe mijn verhouding is tot deze tournée en dat ik er waarschijnlijk wel geen drieduizend pop schoon van zou overhouden. En eindelijk dan vonden we hier onder de Medanners en verdere Delianen maar 'n beetje animo voor ons werk. Al die clubs die dan, alweer volgens Max z'n verwachtingen zoo zouden vechten om 'n avondje P.B. die lieten zelfs op herhaalde telegrammen niets van zich hooren en bovendien kwam er hier in Medan zelf waar maanden achtereen niets te doen was geweest - tegelijk met ons 'n circus aan! - 't Zag er dan eerst ook maar ‘triestjes’ uit, maar, zooals ik hierboven reeds schreef, de wolken zijn aanmerkelijk opgeklaard. In de eerste plaats was gisteren Medan - waar 't er eens den aanvang zoo weinig belovend uitzag - nog héél goed, zoodat we er na aftrek van àlle kosten, toch vast 'n zeshonderd gulden van overhielden. Bovendien zijn we nu verder voor zes achtereenvolgende avonden geëngageerd, in doorsnee met f 300,- garantie, zoodat we volgens een zeer in ons nadeel gemaakte schatting hier in deze eene week 'n f 1500,- schoon mee zullen nemen. - En nu heb ik toch zooeven weer zoo'n wonderlijken kijk op Max z'n psychologische constitutie gekregen.... Hij zat voor z'n afrekening met een gezicht als 'n uil in doodsnood en zei: ‘we houén er niets van over...’ En dat alles, waarom? Omdat hij met 'n driehonderd pop onze ouwe beerGa naar eind33 bij De Boer had moeten betalen, 'n beer, die ik hem reeds bij al onze afrekeningen had voorgehouden en waarvoor ik hem op weg hierheen ook steeds gesproken had. - Dat, wie z'n schulden betaalt niet armer wordt, schijnt hem nog 'n ondoorgrondbare waarheid te zijn. Mij - den pessimist! - lijken nu in alle geval de voorteekenen heel wat gunstiger, dan ze me gisteren wilden voorkomen... al zit er op 't oogenblik ook 'n heel klein spinnetje hardnekkig naar me te kijken terwijl het me altijd - 't is kwart voor twaalf - ‘matin chagrin’Ga naar eind34 is. Laten we hopen dat 't spinnetje z'n horloge vóór loopt. Dan wordt het ‘...midi.Ga naar eind35 Bon esprit.’Ga naar eind36 | |||||||||||||||||||||||||||||
15 OctoberAanboord ‘Rumphius’
Geen tijd tot schrijven gehad tusschen nu en den 9en: zóó druk was 't tenslotte in Deli. Het spinnetje is inderdaad tot nà twaalven blijven zitten en heeft ‘bon esprit’ geprofeteerd. Zie hier de opgave van voorstellingen met en benevens de opbrengsten - à peu près - want ik heb Max z'n notities natuurlijk niet hier. 8 October Medan, Witte Sociteit. Netto ± f 600,- 9 October Pangkalan Berandan (deze plaats is vreeselijk achteruitgegaan) ± f 180.- 10 October 'n Speciaal Engelsche avond in Medan (stom vervelend!) f 300.- 11 October Loeboeg Pakam ± f 275.- 12 October Tebring Tinggé bijna f 500.- (met Hughes gesproken en veel opgehelderd en opgelucht) 13 October Kisaran: f 414.- 14 October Privé avond bij Vanteyen, hoofdraden Deli Maatschappij (stom vervelend alweer!) f 300.- Zooals je ziet zeven avonden achter elkaar gewerkt en de stem, goddank, nog goed. Maar bedenk ook, dat ik in al die acht dagen op Deli geen drobbeltje jenever heb geproefd, hààst geen bier, ook geen whiskey, kortom, de menschen kenden me haast niet meer en 't gerucht van Swiep, den geheel-onthouder loopt als 'n vuurtje door Deli en langs de Oostkust heen. Ik zelf voel er me erg gelukkig door. Trouwens, ik geloof dat ik ook de gokkerij eraan gegèven heb. Zooeven vroegen ze me hier aanboord om mèè te écarteeren. Ik wou wel graag en was al gaan zitten, maar ik dacht: laat ik maar liever aan m'n Fietje gaan schrijven en dat doe ik nu. Braaf, hè. Zooals je uit een verzonden briefkaart zult merken, heb ik hier aanboord Knuttel ontmoet, met wien jij indertijd in Semarang uit rijden bent geweest. Jaja, meisje; nu komen je stoute stukjes uit het verleden uit. God weet, wat ik nog van je hooren zal! Nee, hoor. Schat, ik maak me over je passé heelemaal niet ongerust! - De andere | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||
onderteekenaar van de briefkaart is 'n type, 'n klein ondeugend doktertje, geloof ik, die eenmaal naar 't schijnt 'n flirtatiòn met Stien Hartog (h?) heeft gehad. De wereld is maar klein, hè? Overal kennissen of kennissen vàn kennissen. - Van je moeder kreeg ik een brief, vol met klagerijtjes over hoofdpijn, malaria enz. enz. Ze moet in Des Indes maar eens bij ons komen eten. Dat zal ze wel 'n beetje opkikkeren. Den 19en komen we op Batavia aan; ze zou mij komen afhalen. Eerst geven we morgenavond nog in de gauwigheid dien soirée op Singapore, waarover ik je reeds schreef. De bestuurders daar - Hollanders en Duitschers samen - hebben ons gevraagd, het te combineeren met het optreden van 'n Serpentine-danseres.Ga naar eind37 We hebben 't maar goed gevonden. 't Is altijd meegenomen geld. Den 20sten zijn we al dadelijk in Cheribon voor de onafh. feestenGa naar eind38 - F 400 gegarandeerd. En in Buitenzorg zijn we dan den 22sten uitgekocht voor f 300.- Den 21sten. Batavia. Ik stuur je 'n paar knipsels uit de JavabodeGa naar eind39, die je wel zullen intereseeren. ‘Mevrouw Swiep’ vind ik niet slecht. - In het ‘Nieuws’Ga naar eind40heeft Max op z'n kop gekregen voor zijn ook inderdaad onvoorzichtig, onlogisch en arrogant stukje inzake de actie tegen de kritiek. Ik ben blij, dat ik me met dat geknoei niet heb ingelaten. Het stukje tegen Max voorspelt overigens niet veel goeds ten opzichte van wat ons van de zijde van Wijbrands te wachten staat.... Ik bedenk me daar ineens, dat ik nog je brief van 12 September moet beantwoorden, die ik gelukkig nog in Medan kreeg en waar ik erg blij mee was. Zoo juist laat ik de kiekjes aan Dr. Creutzberg zien. Hij had bij Stien Hartog (h?) 'n klein meisje ontmoet, dat ook aan 't tooneel was. Ineens dacht ik aan ‘Kareltje Keuteltje’Ga naar eind41 en inderdaad ze wàs het. Leuk, die kiekjes, zeg! Zit Saalborn altijd zoo dicht bij jou? Pas op hoor! - Een natte waschhandschoen stop ik niet in het nesesseretjeGa naar eind42, om de eenvoudige reden, dat ik geen waschhandschoen, dus ook geen natte bezit. Ik zal óók blij zijn als Djassimien voor mijn bullen kan gaan zorgen, want dat koffers pakken en wasch opschrijven is niks voor mij. Hij komt mij in Priok halen. Van goed gesproken: zeg Emil Polak, dat ik hem als mensch best mag lijden, maar dat zijn leveranties bedonderd zijn. M'n batik-slaapbroeken vliegen aan flarden: allemaal verlegen, rot goed. En in enkele van mijn witte kabaja'sGa naar eind43 zijn nota bene alle zakken vergeten. Neen, dan zijn m'n zwembroekjes beter. Alleen, je hebt er zulke groote gaten ingemaakt en op ongelegen momenten gaat het..‘flop’.... weet je wel?! Heerlijk, hoor, kleine Schat, dat je zoo goed eet. Leuk, om als ik thuis kom, 'n flinke dikke Vrouw te vinden. Maar niet al te dik, hoor! Hoe is 't met het buikje? 'n Klein Swiepje? Of niet? Op verzekeringsgebied boffen we. F 16.45 van 't Maliehuis en van ‘Fatum’ hoor ik, dat ik nog f 150.- te vorderen heb, voor mijn beenbreuk in 1910Ga naar eind44. Huges vertelde me dit. Indertijd had ik hem gemachtigd, die f 150.- voor mij in ontvangst te nemen, maar ze hadden 't hem niet uitbetaald. Nu hoor ik van den Agent in Medan, dat 't alweer naar Holland is verzonden. Stel jij je maar eens met ‘Fatum’ in contact. Ik zal het óók doen. Anders schrijven ze het misschien af. - De polis van 't ‘Maliehuis’ heeft, geloof ik, de Directie zelf. - En nu schei ik uit met zaken praten en nu mag je even prettig bij je Mannie in z'n armen komen liggen. Prettig met je zwarte bol tegen m'n borst. Lekker zoo.....? En zal ik nu even heel stout met mijn vingers zachtjes, zachtjes aan 't puntje van je borst komen, of er stoute zoentjes op geven. Zoo, prettig even naar binnen zuigen en er omheen spelen met m'n tong, datje zoo lekker schokt met je snoezige buikje. En nu even over je kleine zwarte kuifje strijken en dan heel zoetjes met m'n vinger in je lekkere, warm-vochtige poekje? Voel je me wel, Schat. En zal ik nu over je heen buigen en met mijn gloeiende lul lekker diep in je dringen, heel diep héél, héél diep, en dan zachtjes schuiven op en neer, tot we allebei gek zijn en goddelijk klaarkomen in elkaars armen, met onze lippen gezogen op elkaar. O, mijn eigen Heerlijkheid, ik kan bijna niet meer schrijven, zoo gek ben ik nu van verlangen naar jou. Ik heb zoo'n vreeselijke stansje, dat ik me haast niet meer houden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||
kan. Ik ga gauw naar bed om heerlijk van je te droomen. Dag mijn eigen, eigen heerlijk vrouwtje. Ik hou zoo innig veel van je, dat ik 't niet zeggen kan. Nacht mijn Snoes, nacht mijn eigen Schat. Ik smeek God's zegen af over je lieve hoofd. Haast durf ik al de stoutigheid niet meer over te lezen, die ik je geschreven heb, maar ik kan 't niet helpen. In gedachten heb ik je bij me en zijn we samen goddelijk gelukkig. Hoe heerlijk, dat wij elkaar gevonden hebben. Ik heb er Indië lief door gekregen. Nacht, Vrouwke. Ik zoen je overal op de onschuldigste... èn op de stoutste plekjes. Dag, Liefste.
Je Man | |||||||||||||||||||||||||||||
‘Toneel en critiek in Holland’De Heer Blokzijl geeft ‘als journalist’ standjes aan de Telegraaf,- die hem er naar behooren op dient,- de Heer B. spreekt van ‘misselijke’ manieren, van de ‘karakterloosheid’ van den verslaggever, van de vernedering van den stand van ‘ons journalisten’, door de opname van dat verslag, en nog meer van dat moois. De Heer Blokzijl zal wijs doen, gelooven wij, zich bij zijn komst op Java goed rekenschap te geven van de omstandigheid dat hij hier komt als accompagnateur van een liedjes-zanger, een chansonnier, als men wil, en dat hij géén reizend journalist is en zeker geen censor, die de pers eens even een lesje zal geven, wat zij te doen en te laten heeft, hoe hij wil beoordeeld worden, en meer van dien aard. Met dat zotte dualisme houden wij ons hier niet op, daarvan kan hij overtuigd zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
Weltevreden den 23 October 1913.hotel des indes batavia. weltevreden, (Java) a.b.c. Code 5e Editie
Mijn allerliefste Vrouw,
Er is op 't oogenblik zoo 'n groot verlangen in mij naar jou, naar je lieve zorg en je balsemende troost, dat ik zou gaan zitten schrijven aan je, óók wanneer de mailsluitingGa naar eind45 en andere dingen me niet daartoe dwongen. Gisteren zag ik in BuitenzorgGa naar eind46 v.d. Leemkolk (nog altijd hetzelfde arrogante kalf van vroeger) en bovendien kwam ik toevallig 'n paar maal langs het Java Hotel, dààr waar we elkaar voor 't eerst ontmoetten.... En dat bracht me weer ineens onze heele Indische roman in gedachten en dat stemde me dankbaar. Want telkens weer voel ik me dankbaar en gelukkig als ik merk hoe innig veel ik nu werkelijk van jou, mijn eerste Vrouwtje hou', hoe al mijn gedachten zich telkens om jou concentreeren, hoe ik niet meer m'n leven voor-mezelf-alleen leef, maar voor jou tevens, waardoor het rijker meer voller èn beter is geworden. - Zie je, deze ontboezeming moet me eerst even uit de (zeer slechte) pen. - Onze tournée op Java is begonnen.... Niet bijster gelukkig. Alweer: 't optimisme van Max (en anderen) krijgt menige gevoelige duw. Enfin, 't zal onze nederigheid tengoede komen, wanneer je er zoo nu en dan eens aan herinnerd wordt, dat je als liedjeszanger maar 'n luxe artikel bent, waar de menschen best buiten kunnen. We hadden verleden Dinsdag - 't is nu Donderdag - hier in Batavia moeten debuteeren, maar moesten 't debuut verschuiven omdat toute-Batavia naar het Symphonie Concert in ‘Concordia’Ga naar eind47 wou. Maandag, den 20sten waren we eerst in Cheribon en dat bleek 'n vergissing: we moesten er pas den 20sten November zijn. Gelukkig lag de fout bij | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||
den Secretaris, zoodat we onze onkosten in elk geval vergoed hadden gekregen; maar toen we op 't punt stonden van te vertrekken bood iemand ons 'n garantie van 200 pop en toen hebben we natuurlijk toch maar gespeeld. - Gisteren waren we voor F 300.- door de Tooneelvereeniging in Buitenzorg uitgekocht. Keurig bij stem en welgemoed toog ik er heen, vatte kou en stond me 's avonds zoo schor als 'n kraai twee uur lang te forceeren. Had ik het eerder gemerkt, dan had ik 't nog laten afweten, maar eerst toen ik begonnen was voelde ik dat mijn stem weg schoot. Toch was de avond 'n succes, al geloof ik ook, mèt Max, dat ons tegenwoordig repertoire voor de kleinere plaatsen in Indië, vooral voor de zwartmenschen, 'n beetje te fijn is / en te hoog gaat. Nu ben ik om negen uur weer in Weltevreden gearriveerd, stem.... àh (zou jij zeggen). Naar de dokter toe gereden, die heeft me natuurlijk eerst gezegd, niet te zingen, maar toen ik hem aan z'n verstand had gebracht, dat ik niet voor 'n tweede maal hier Batavia kon uitstellen, heeft-ie me poeier op m'n stembanden geblazen en mij eenige uren zwijgen voorgeschreven. Nou, dat is voor mij gelukkig zoo moeilijk niet. Ik ken wel 'n klein mager meissie met groote zwarte oogen (ik zie ze op 't oogenblik), dat zoo'n voorschrift minder makkelijk zou kunnen volgen! En zoo zit ik hier nu, voor m'n kamer 36, te schrijven aan mijn schat, schor, naar en neerslachtig (niet mijn Schat, natuurlijk, maar ik) en daarom heb ik nu juist zoo'n behoefte aan jouw lieve zorg en balsemende troost, zooals ik hierboven schreef. Als ik nu maar stil 'n beetje tegen je aan mocht liggen en luisteren naar verhaaltjes, dan zou ik 't lang zoo erg niet vinden. Maar nu.... weet je wel, nu ben ik net in zoo'n stemming als wanneer ik in Amsterdam moet zingen en m'n stem niet in orde weet. Jij zult wel blij zijn, dat ik dan zoo'n veilig eind weg zit, hè?! Neen, maar 't is ook ellendig. Van vanavond hangt zooveel af en ik weet, dat de critici hier in Batavia - behalve misschien Hans van de Wall - nu juist niet erg gunstig tegenover me zijn gestemd. Schaap van de Java Bode was in Nederland al geen sympathie van me en Wijbrands de groote K.W. nou dat weet je, die heeft me vroeger al eens afgekamd, dat er geen stuk van heel bleef. En bovendien is hij in 't dagelijksch leven zóó suikerzoet tegen ons, dat 't in de krant wel weer beestachtig zal worden. En de kranten, daar letten ze hier in Indië nu eenmaal op. - Stel je voor, Wijbrands leende mij Zondag j.l. zelfs een witte jas.... Dat droeg zich zóó toe: 's Ochtends om halfacht was ik aangekomen en ging om half elf je moeder opzoeken, die hèèl geschikt bij de familie Lioni op Tanah Abang woont. Tot halftwaalf heb ik haar aan-een-stuk-door laten praten, hoofdzakelijk klagen.... Héél veel veranderd is ze niet, maar toch geloof ik, dat het verblijf en het werken hier haar geen kwaad zullen doen. Ze heeft in haar werk al 'n paar succesjes gehad en, zooals ik uit de brieven Harer Directie las, behandelt men haar van uit Soerabaia met groote vriendelijkheid en waardeering, ofschoon misschien niet heelemaal ‘au sérieux.’ Trouwens, wanneer je de officieele werkrapporten leest, die je Moeder naar Soerabaia wekelijks schrijft, rapporten waarin alles wat haar overkomen is en wat zij gezegd heeft en wat er over haar beweerd is, den boventoon voert, dan kun je je begrijpen, dat ze daar aan 't Hoofdkantoor nog al eens over hun ‘InspectriceGa naar eind48’ lachen zullen. 't Is 'n type die Moeder van jou! Enfin, nadat ‘het vergiet’ dan zoo 'n dik uur had staan doorloopen heb ik haar meegenomen naar TersteegGa naar eind49, waar 's Zondagsmorgen's muziek is. Daar zat Max in het bonte gezelschap van K.W., Siep en Vis, en daar moesten we toen wel bij gaan zitten. Wijbrands ontpopte zich toen als 'n oude vriend en aanbidder van je Moeder en toen ik zei, dat ik dus de kans had misgeloopen om hem tot Schoonvader te krijgen, heeft hij mij als zoon geadopteerd. Ik lekker, natuurlijk! Later lunchten wij met z'n drieën Max, K.W. en ik en toen ik toen over gebrek aan pakken klaagde ('k heb er nu zes laten bijmaken) bood hij mij zijn garderobe aan. Zijn jassen pasten mij ('n bewijs voor m'n slankheid!) en toen ik er een aantrok zei hij minzaam: ‘Nu kleé ik je aan, maar in de krant kleé ik je uit.’ dat belooft wat! Tòch is 't een geestig nummer, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||
daar gaat niets van af. 's Avonds at je Moeder bij ons en Wijbrands zat mee aan. Toen heeft hij ze zitten plagen met zijn oude en onvergankelijke liefde en zelfs met mij om tien kisten champagne gewed, dat Cientje zich vóór Kerstmis aan hem zou hebben ‘gegeven.’ Eerst meende ik nog me tegen zoo'n grap tegenover m'n Schoonmoeder te moeten verzetten, maar Cientje zelf vond 't blijkbaar zóó prettig en bracht zóó telkens het gesprek er weer op, dat ik die twee ouwe kinderen maar hun gang heb laten gaan. O, ja mijn Pop, nu moet ik je nog 'n belangrijke mededeeling doen, die niet onverdeeld prettig is, maar waarvan je natuurlijk de onvermijdelijkheid zult inzien. Hier in Indië beginnen de onafhankelijkheidsfeestenGa naar eind50 op den 20en November, dus op den dag, dat wij zouden vertrekken en het aantal aanvragen voor ons is van dien aard, dat dit laatste deel waarschijnlijk het beste zal worden. Daarom hebben we besloten eerst den 4en December van hier te vertrekken per S.S. OphirGa naar eind51, zodat we den 27sten in Marseille kunnen zijn. Denk je dat je in dien tijd 'n dag of zes verlof zoudt kunnen krijgen? Dan kon je me komen halen en vierden we desnoods Ouwe en Nieuwe in Parijs. Of wilde je dàn liever in ons eigen nestje zijn? Hè, ik tel de dagen, die nog verloopen moeten. Wat zal ik blij zijn, als ik weer op die boot stap! Enfin, de drukte zal er mij wel doorheen helpen, zooals ze 't in den beginne jou ook heeft gedaan. - goed, dat Royaards, zoo zijn trekken heeft thuis gekregen nà zijn gemeenheid met ‘de Vrouw’Ga naar eind52. Ik ben verlangend, verder 't verloop van dat geval C.v. Dommelen te hooren. Spelen jelui nou nog altijd OedipusGa naar eind53 in 'n winterjas. Of zijn jelui er mee naar 't PaleisGa naar eind54 verhuisd? Van 't Paleis gesproken: die OranjelolGa naar eind55 in Nederland moet vreeselijk zijn geweest; ik dank den Hemel, dat ik er niets mee te maken heb gehad. - Héél verlangend ben ik ook naar nader bericht omtrent 't ‘buikje’. 'k Heb Cientje al als ‘Opoe’ geplaagd. Maar, Schatteke, je moet niet zoo vast op 'n Loutje rekenen, hoor! Want als 't nu eens 'n ‘Fietje’ was; zou je dat dan niet prettig vinden? Mij is het egaalGa naar eind56, hoor! Zeg, zal je uit mijn brieven eens 't een en ander aan m'n Moeder en de zussen meedeelen. Want aan die schrijf ik natuurlijk niet. Al mijn schrijvens woede uit zich tegenover jou. Alleen moet ik ook nog aan Jack en Elientje schrijven van wie ik voor-hùn-doen-lange-brieven kreeg. O ja, zeg, wat je me daar van Rob en MiesGa naar eind57 schrijft, begrijp ik niet goed. Dat zal wel verkeerd zijn begrepen of overgebracht. Ik zou het vreeselijk vinden, als ik niet zeker wist, dat ik op mijn vrouwtje kon vertrouwen. En wat je van AnnieGa naar eind58 schrijft.... wel, ik hoop dat het overdreven zal zijn. Ik merk niet veel van brieven, die Max krijgt. Neen, juist nu ik zelf er gelukkig over ben, dat ik me, dank zij mijn liefde voor jou, weet vrij te houden van flirtation en andere strapazenGa naar eind59 zou ik het vreeselijk beroerd en ellendig vinden als ik wist, dat je zelfs in dolheid of domheid je aan een ander had kunnen geven. Want al wist ik, al wéét ik, dat je van mij alleen houdt, tòch zou die ander tusschen ons zijn. Gezwegen van de kans, dat ik er ‘de bak’ voor zou indraaien ....Ga naar eind60 't Is jammer, dat ik juist op 't einde van m'n brief - de mail staat op sluiten op zulk een vervelend onderwerp ben terecht gekomen. Dat heeft m'n stemming niet verbeterd. Ook mijn stem is nog ellendig en Max komt me meedeelen, dat er voor f 400 ruim besproken is, maar dat de ellendelingen hier zelfs van onze boekjesGa naar eind61 belasting willen heffen. Ze worden hier gek met die belastingen en zullen nog maken dat Indië te eenenmale geboycot wordt. Nu zit ik te mopperen... En ik had zoo graag prettig mijn brief geëindigd.
Och, liefste schat, ik kàn 't zonder jou maar niet bolwerken in dit leven. Leg maar zachtjes m'n kop tegen je aan en zeg in gedachten maar heel veel van jouw eigen, lieve teere dingen tegen je
Ouwe Swiep | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hoe gaat 't met 't rheumatiekje. Oppassen, hoor. TricootjesGa naar eind62 vind ik wel leuk. Suggestief zou LiesGa naar eind63 zeggen. Groet alle menschen. Dag, mijn eigen Liefste. Zal je heusch, heusch alleen van mij blijven. Ik zoen je duizendmaal. Dag, mijn Eigen.... | |||||||||||||||||||||||||||||
Weltevreden, den 25en October 1913.hotel des indes batavia weltevreden, (Java)
Mijn allerliefste,
Vóórdat je misschien van de buitenwacht narigheden hoort, die je àl te ongerust maken meld ik je even, dat mijn angst, waarvan ik in mijn vorigen brief deed blijken, bewaarheid geworden is. Ik heb hier getracht voor m'n debuut op Batavia mijn te Buitenzorg opgeloopen heeschheid te forceeren en ben na mijn Fransche chansons moeten uitscheiden. Ik kòn niet meer. Elk nieuw lied, dat ik begon vreesde ik niet ten einde te kunnen brengen en 't angstzweet brak me van alle kanten uit. Steeds meer schoot m'n stem weg en na 5 liedjes ben ik - doodop van zenuwen - in m'n kleedkamer moeten blijven. Daar zijn 'n heeleboel goeie vrienden - vooral ook je Moeder, die nog wel 'n welkomstkrans had gestuurd - me komen troosten, maar ik verlangde alleen maar naar jou. Het publiek was zeer vriendelijk en meewarig en apprecieerde het zeer, dat we tòch begonnen waren. Van de f 800.- die in de zaal zaten zijn er f 640.- blijven staan voor Dinsdag 28, als wanneer we nu zullen debuteeren. - dat is bijna zes dagen verlies natuurlijk, maar er is niets aan te doen. Het hierblijven tot 4 December is nu gebiedend voorgeschreven. De couranten, zooals je ziet ontvingen ons vriendelijk - wat zeg je wel van K.W.Ga naar eind64!?! - Alleen het Bat. HdbGa naar eind65. Van Fabricius deed 'n vuiligheid zooals je alleen in Indië kunt verwachten en schreef tot tweemaal toe ‘verkoudheid’ tusschen insinueerende aanhalingsteekens. - Ik stuur je gauw wat kiekjes vanboord. Max kreeg ze al eerder. Misschien heeft Annie ze je al laten zien. Ik ben onder behandeling van Dr. Wilkens en mijn verdwenen stem keert, geloof ik, met bevredigende snelheid terug. En nu sluit de mail. Dag, mijn eigen groote Schat. Hoe langer ik van je weg ben, hoe meer ik geloof ik van je ga hou'en. - Moest ik dan eigenlijk maar niet heelemaal wegblijven? - Nee, hè? Gauw terugkomen bij mijn Allerliefste en heerlijk weer saampjes verder leven. Dag, lieve Vrouw. Héél veel lieve gedachten en zoenen van
Je trouwe Man. | |||||||||||||||||||||||||||||
27-10-1913Java Bode
stadsnieuws.
Cholera. Bijgekomen 4 gevallen waaronder een bij een Europeaan. Twee lijders overleden. In behandeling 10 personen o.w. twee Europeanen.
Rabies. Hier ter plaatse hebben zich weder twee gevallen van hondsdolheid voorgedaan en wel bij honden afkomstig uit Tjikini en Goenoeng Sabari. Door onderzoek van de hersenen van de bewuste dieren, werd de diagnose ‘rabies’ met zekerheid gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Een vluchteling doodgeschoten. Eenige dagen geleden trachtten een Chineesche politie-gestrafte, opgesloten in het Dwangarbeiderskwartier op Glodok, te ontvluchten. De wachtdoende piekenier sommeerde den Chinees halt te houden, doch deze gaf geen gevolg aan het bevel en rende nog harder weg. Hierop loste de piekenier een schot, waardoor de vluchteling doodelijk werd getroffen. Hij zakte ineen en overleed na eenige minuten. De Chinees had nog slechts 15 dagen arrest!
Een verklaring. De Heeren Pisuisse en Blokzijl verzoeken ons opname van het volgende:
Om - naar wij hopen, voorgoed - een eind te maken aan de dolzinnige en kwaadaardige lasterpraat welke ten opzichte van de reden voor het niet doorgaan onzer voorstelling op Donderdag l.l. in omloop is gebracht, zij onderstaande verklaring gepubliceerd:
Ondergeteekende verklaart bij dezen, dat de Heer J.L. Pisuisse, chansonnier, op Donderdag 28 Octoberl.l. lijdende was aan een acute ontsteking van het strottenhoofd, voor welke ongesteldheid hij zich reeds in den ochtend van genoemden dag onmiddellijk na zijn terugkeer uit Buitenzorg, onder behandeling stelde waarbij hem door mij het advies werd gegeven, zijn voordrachtavonden hier en te Bandoeng (op 23 en 24 October) uit te stellen tot genezing zou zijn ingetreden.
w g. J.A. Wilkens. | |||||||||||||||||||||||||||||
Bandoeng, 29 October 1913n.v. Hotel Homann bandoeng.
Jouw slecht, wreedaardig Schepsel, hartelooze Vrouw, die je daar bent! Waarom heb ik 'n mail moeten zien arriveeren zonder ook maar 'n lettertje van mijn Liefste?! Waarom moet ik weer 'n week langer in 't onzekere vertoeven of ik àl Papa ga worden! Waarom, o waarom schreef je me niet, gij slechtaardig Fietje?!! Of heb je misschien naar Djocja geschreven opdat ik je brief vinde ter plaatse, waar ik eenmaal jezelf vond.... In dat geval - wat ik nog als m'n laatste kans beschouw - zal ik naar ‘Toegoe’Ga naar eind66 schrijven om m'n brieven naar Semarang te zenden. Want Djocja zelf doe ik niet meer aan. Daar hebben ze ons namelijk niet gewaarschuwd, dat de door ons aangevraagde datum 3 dagen vóór de racesGa naar eind67 viel en toen we vroegen om te verschuiven hoorden we dat De Vriendt en ‘Agnes Sorel’Ga naar eind68 - die overigens in Djocja heel slecht hadden voldaan - er voor voor de race dagen den Schouwburg hadden afgehuurd. Pech, alweer! Maar overigens kan deze brief weer heel wat opgewekter zijn, dan de laatste, ofschoon ik door heel wat en dan nog wel onaangename emotie in deze laatste week ben heengegaan. Deze week in Batavia gedurende welke Dr. Wilkens mijn strottehoofd opkalefaterde, dat in Buitenzorg ontstoken was geraakt, deze week in Batavia, zeg ik, stond in het teeken van ‘Het Schouwburg-incident’, waarvan ik je nu een getrouw relaas ga doen. Je weet dan al, dat ik door heeschheid mijn voorstelling moest onderbreken en dat publiek en pers een en ander zeer welwillend accepteerden. Alleen zette het Bat. Hdbl. van FabriciusGa naar eind69 (die ik nog niet sprak: hij is naar Padang) tot twee maal toe het woord ‘verkoudheid’ tusschen insinueerende aanhalingsteekens. Max vond wel, dat ik daar dadelijk tegen protesteeren moest, maar je weet, ik hou' niet van die ingezonden-stukken schrijverij. Hoe groot was echter mijn verbazing, die langzamerhand tot veront- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||
waardiging groeide, toen ik 'n dag of wat later hooren moest dat met groote stelligheid het gerucht liep: Pisuisse was dronken geweest. En nu is het wel dubbel hard, als je je net tot zoo-goed-als-geheel-onthouder heb bekeerd, om juist dan voor publieke dronkelap te worden aangezien. - en zooals altijd, het gerucht nam direct de meest wanstaltigste vormen aan. Het heette in Tandjong Priok al, dat Max dronken was geweest, later waren we het samen, nog later hadden we op het tooneel ruzie gehad.... Kortom, het werd te dol! Nu hadden we gelukkig een van de verspreiders van het gerucht bij zijn jas. Dat was niemand anders dan de schouwburgadministrateur, meneer Vis, die notabene vlak vóór de voorstelling nog met mij had gesproken en dus best had kunnen constateeren, dat ik niet dronken, maar alleen dood op van de zenuwen was. Maar inderdaad schijn ik, toen ik opkwam, zoo gek en onzeker te hebben gedaan, dat er méér menschen in de zaal - óók mijn beste vrienden - aan mijn nuchterheid twijfelden. Intusschen, het klakkeloos beweren: ‘die vent is vet’ zooals meneer Vis had gedaan bleef laster en daarover diende ik dan ook een klacht in bij het Schouwburgbestuur in, of liever bij den Voorzitter den Heer Hoorweg, ('n man met Chrispijnoogen!) tegen wien ik dadelijk door K. Wijbrands werd gewaarschuwd. Terecht! Ik kreeg van hem een brief terug, die eenvoudig ten Hemel schreide waarin ze niets meer of minder beweerde, dan deze enormiteit: dat de heer Vis er een eigen mening opna mocht houden, dat de bedoeling om te beleedigen of te benadeelen niet aanwezig was geweest en dat dáárover de Commissie ‘geen verdere stappen ter zake’ kon doen. - Toen ben ik woest geworden. Jij weet wel, hoe dat is.... Eerstens heb ik een attest van den dokter, die mij behandelde, gepubliceerd, tweedens heb ik Wijbrands aan 't werk gesteld over dien krankzinnigen brief van de Commissie derdens heb ik bij de Justitie tegen Vis een klacht wegens laster ingediend en vierdens heb ik aan de Schouwburg Commissie een brief geschreven, die dermate op pooten stond, dat ie wel op zijn eigen houtje naar het Koningsplein had kunnen tippelen, waar de Secretaris, Mr. Carpentier Alting woont. Nu is dat al vanouds 'n goeie vriend van ons en die kwam me gisteren - toen ik in Batavia werkte - in de kleedkamer om de zaak bij te leggen. We hebben toen in de pauze lang en breed geconfereerd, de heeren Hoorweg en Vis hebben bakzeil gehaald, laatstgenoemde heeft zijn verontschuldiging aangeboden en ik heb daarop mijn klacht ingetrokken. Einde van het incident! Het was een mooie avond. Mijn stem was weer in orde, de ResidentGa naar eind70 was er, twee Raden van IndiëGa naar eind71 en talrijke andere notabelen en... wat het mooiste was... met alles en alles maakten we ruim f 1200.- recette, zeg f 900.- netto. Je moeder sprak ik ook nog even in de pauze. Ik weet niet of ik om haar verhaal moet lachen of er me om ergeren moet.... Ze wou je nog altijd 'n huwelijkscadeau geven, zei ze. Wel, zeg ik, stuur het er met Sinterklaas. Nu, 't hoefde niet meer gestuurd te worden, want het was al in Nederland. Wat het dan was? 'n Lot. En toen is ze me 'n heel verhaal begonnen van 'n lot dat ze eens gekocht en betaald, maar nog niet ontvangen had,.... Enfin, midden in dat verhaal heb ik haar laten staan, want ik moest òp.... Geluk met je ‘lot’ hoor, Schat. We zullen er maar om lachen, hè. Van loten gesproken: in m'n ouwe Fransche jasje moeten nog altijd twee loten van de tent. ‘de Vrouw’Ga naar eind72 zitten of heb je ze al gevonden. Let dan eens op de trekkingslijst. Bij Mama las ik dezer dagen 'n paar brieven van jou - ja, als ik er zèlf geen krijg, moet ik wel die van anderen lezen - en zag daarin, dat je je erg bezorgd maakt over mijn drinkerij. Wees zonder zorg, mevrouw, ik hebbe den drankduivel verwonnen. - Verder vertel je, dat ik in geldzaken enz. zoo nonchalant ben en alles in de lap laat hangen.... Wàcht maar, meisje! 't Is wel wààr, maar daarom mag dat maar niet zóó geschreven worden! Ik kijk hier met teederen blik naar de galerij, waar we eens tot laat in den nacht hebben zitten boomenGa naar eind73, toen ik je zoo graag bij me had gehad (en jij ook wel wou, misschien) Toch is 't beter, dat we eerst later elkaar gevonden hebben. Jammer wel, dat ik nu geen bedevaart naar Djocja kan houden. Liefste Schat, ik ga dezen brief eindigen, want ik moet [mijn plichten] gaan nakomen. Ik laat hem echter nog open, om | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||
je vanavond nog even 't resultaat van Bandoeng mee te deelen. - Voorloopig vele poenzen op je lieve lachende toet (ik hoop tenminste dat je wel reden tot lachen heb)
van je trouwe Mannie.
Van Bandoeng rest niet veel te schrijven: 'n vervelend publiekie en 'n dikke vierhonderd pop. Nu ga ik als 'n haas naar bed, want morgen moet ik om halfvijf op om naar Semarang te tijgen. Maar eventjes 12 uur in den trein. Nu is 't over twaalven, dus maar 4 uur maf. Nacht mijn allerliefste. Gauw hoop ik weer wat van je te hooren. Wel te rusten Schatteke. Lieve nachtpoensjes van
je Swiep | |||||||||||||||||||||||||||||
29-10-1913.Berichten uit de Java Bode:
Het Schouwburg-incident.
Men meldt ons: Tijdens de pauze gedurende de voorstelling der Heeren Pisuisse en Blokzijl heeft gisteravond in den Schouwburg eene conferentie plaats gevonden tusschen de beide artisten en het Schouwburgbestuur, vertegenwoordigd door den Voorzitter en den Secretaris der Schouwburg-commissie, en den Administrateur van den Schouwburg. De uiteenzettingen waartoe men tijdens deze conferentie geraakte, vooral de van de zijde van den Administrateur afgelegde betuiging van leedwezen over een onvoorzichtige uitlating, hebben de H.H. Pisuisse en Blokzijl ertoe genoopt, zich ten opzichte van het voorgevallende voldaan te verklaren en het incident als gesloten te willen beschouwen. De heer Pisuisse heeft daarom zijn justitieele klacht tegen den heer Vis ingetrokken.
Pisuisse en Blokzijl
Gisteren avond heeft ‘Swiep’ schitterend revanche genomen voor den - door zijne ongesteldheid - half-mislukten openingsavond. Hij was en verve, hij was luimig, hij was bijwijlen geestig. Zinspelende op de nu overwonnen heeschheid, vertelde hij ons, Herman Gorter lichtelijk parodieerende, dat hier nu voor het publiek stond: ‘Een nieuwe vent, met 'n nieuw geluid!’ De menschen scháterden om den mallen inval, gelijk zij ook wel mochten. Zoo, ging het den ganschen avond door, niet druk, niet vermoeiend - gelijk dit vroeger wel eens het geval was - maar geestig, boeiend, vornehm. Het was twaalf uur voor wij er om dachten: die beide eenvoudige jongelui daar vóór ons hadden de uren doen vliegen!
Welk een acteur is Pisuisse! Hij vertrekt zijn gelaat, schudt het haar naar voren, kromt den rug...ge ziet den armen ellendeling, den soldaat van het straf-detachement te Biribi, vertwijfeld onder de wreede tucht, wanhopig een wild beest. Hij zingt van Die Marquise von Lavallière... de gansche bespottelijk-feudale troep: Otto der Eiserne, Jacob der Grausame, Ottokar i, ii, iii, iv, Pater Eusebius mit dem Brevier,... wandelt over het tooneel. Hij zingt Grandmother's Story... | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het lieve oudje lééft voor U! Een benijdenswaardig, een gróót talent is dat uitbeeldings-vermogen.
En niet omdat het er zoo bij behoort, wijd ik hiernà eenige woorden aan Max Blokzijl. In zijn genre staat deze even hoog als Pisuisse, de beiden vormen één geheel; scheidt men ze van elkander, dan zal de edelsteen van zijne schittering, de platinazetting van haar glans inboeten. Ook aan Max Blokzijl ons aller hartelijken dank voor den genotvollen avond.
Het publiek was een goed publiek: de élite van het uitgaande Batavia. Er is hóóp voor eene stad, waar zooveel mooie vrouwen zijn, waar de vrouwen zich zoo elegant kleeden. Kom eens in den Stads-schouwburg te Amsterdam, daar ziet het er, in beide opzichten, minder aantrekkelijk uit.
Carlo. | |||||||||||||||||||||||||||||
Semarang, 6 November 1913.hotel jansen samarang. Eigenaar G.J. Michael
Mijn heerlijke kleine Vrouw,
'n Hééle avond rust! Dat is voor mij iets ongekends in deze dagen... 'n Hééle avond vóór me - 't is nu negen uur - om gezellige babbeltjes te maken met mijn eigen allerliefste. Laat ik je eerst getrouwelijk rapport-van-zaken doen: Nà Bandoeng togen we naar Semarang, waar we een zeer succesvollen avond maakten en 650 pop schoone winst verdienden. Den volgenden dag waren we in Pekalongan, waar onze garantie ad f 200.- door het Bestuur der Tooneelvereeniging eigener beweging met f 50.- werd verhoogd. Pekalongan en Tegal gaan tegenwoordig zoo'n beetje samen op 't gebied van garantie geven. Daarom kregen we in Tegal, waar we gisteravond speelden, óók maar f 200.- Dààr kregen we echter geen douceurtje van vijftig pegelsGa naar eind74! Trouwens, Tegal is nooit zoo aardig als Pekalongan. Ueberhaupt treft het ons, dat Indië, wat vriendelijkheid, toeschietelijkheid, gastvrijheid en royaliteit betreft enorm acheruit gaande is. Wil je wel gelooven, dat je tegenwoordig na afloop van je avond eigenlijk wel zóó naar je hotel kunt gaan! Ternauwernood vraagt iemand je, om nog even nà te zitten. Het Soos- of Toneelbestuur trekt zich haast niets van je an. Het moeten wel de tallooze kunstproleten - genre LoutjeGa naar eind75 en Raaf Bouwmeester, Eduard Jacobs en anderen - zijn, die 't hier in dit opzicht zoo verbruid hebben. Vroeger, God, dan was je overal welkom als artist en Nederlander, die als 't ware aan de hardzwoegende Europeesche menschheid hier een herinnering uit het Vaderland kwam brengen. Nu ben je eenvoudig 'n kustleurder, die bovendien nog altijd in verdacht staat dat-ie als de kans schoon is, zijn vrienden en begunstigers voor 'n mille of tien in den nek zal zien - al wederom zie: Kimmel, Raaf, Loutje enz.! Je bedingt nu je honorarium: dat betalen ze uit.... àfgeloopen. Die ouwerwetsche hulpvaardigheid, die zorg om het je makkelijk te maken, die is er heelemaal uit. 'n Staaltje: we hadden vanavond moeten optreden in de Soos van 'n suikerfabriekencomplex, Tersana geheeten. Dat geval lag nog weer eens twee uur trammen - en je kènt dat Noordkust-trammetje - van Tegal af. Den volgende dag zouden we dus van 's ochtends acht tot 's avonds halfzeven tusschen de wielen moeten zitten - en dan voor de tweede maal optreden in Semarang. We stelden dus als conditie, dat we per auto van Tersana naar Semarang moesten worden gebracht. En niettegenstaande we wisten dat er minstens drie auto's ter plaatse waren, kregen wij ten antwoord: ‘geen auto beschikbaar.’ Toen hebben we ze met hun f 250.- laten stikken. Ze moeten nu den 20sten maar naar Cheribon komen.... Intusschen heeft | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dit geval tengevolge, dat ik nu zoo heerlijk rustig aan mijn Schat kan zitten schrijven. Ik ben dus Tersana allerminst onaangenaam gezind! Morgenavond nu tweede avond hier in de Soos en overmorgen populair programma in de Stadshuis, waar we f 350.- garantie hebben. Dit laatste maakte het voor ons overbodig om twee kleine garantietjes (samen f 325) in Tjépoe en Bodjonegoro te gaan verdienen en in plaats van met het Noordkust-trammetje kunnen we nu met de express naar Soerabaia en heb ik nog één dag rust vóór ik daar debuteer. Nog vreeselijk drukke tijden zijn er voor ons in aantocht, want met de onafhankelijkheidsfeesten worden we hier overal gevraagd. We hebben daarvoor voor acht voorstellingen alleen geloof ik reeds f 3400 gegarandeerd. En we zijn nu al bezig met winst te werken, d.w.z. de 3500 pop bedrijfskapitaal zijn er al uit. Ongunstig staan we er dus, ondanks onze strop in Batavia, niet voor, maar... de tijd om veel geld te verdienen is te kort. En onze achterstand, of liever, mijn achterstand, of liever mijn achterstand aan beeren is groot, dat wèèt je. Of ik dus wel al het opgesomde moois ‘voor Fietje’ zal kunnen koopen, dàt betwijfel ik. Ik hoop je met 'n tusschentijdsche mail nog 'n kleine verrassing voor Sinterklaas te kunnen zenden, maar mocht dat niet kunnen..... wèl, 't is een prettig idee te weten, dat ik een verstandig Vrouwtje heb! En zoo kom ik dan, ongemerkt, zie je wel, tot beantwoording van je brieven. Twee dikke tegelijk nog wel! Want m'n vermoeden, dat je me naar Djocja zoudt hebben geschreven bleek juist. De brief werd me hierheen nagestuurd. En allebei die gezellige dikkerts liggen nu vóór me. Je bent 'n stout kind, hoor, om te veronderstellen dat jouw ‘gekrabbel’ en ‘gebabbel’ mij ooit zou vervelen. Ik vind het heerlijk om jou in je brieven terug te vinden en kijk met verlangen naar elke mail uit. Trouwens, hoe vin'je wel mijn schrijverij. Is 't niet wonderdadig? Maar ik ben dan ook wel heelemaal gemetamorfoseerd. Jenever komt mij niet meer na. Overdag drink ik ‘setroop merah’ met ‘au blanda’Ga naar eind76 en alleen 's avonds als ik klaar ben lesch ik m'n reuzendorst met 'n glaasje bier of twee, drie. Dàn naar bed. Alleen! Toch heb ik hier éénmaal 'n ‘vrouw gehad.’ Gek, dat ik dit zoo rustig neerschrijf... Maar dit was ook zoo buiten-mij-om en zoo heelemaal buiten-ons-om, dat ik het je even gerust vertel, alsof ik schreef ik heb rooie hond gehad of zoo iets. Maar ik wil je toch de omstandigheden vertellen. Dan zal er ook bij jou geen oogenblik zijn van droefheid, of verontwaardiging of zelfs maar schrik. - Dit leven, zooals ik 't nu lijd, moet je weten, is geloof ik heel goed voor me, maar de verandering schijnt wat groot te zijn geweest. Althans mijn zenuwen raakten in de war. Mijn keelaandoening in Batavia was al dadelijk door zenuwen zeer verergerd, zei de dokter. En mijn zenuwenstoring bleek ook uit slapeloosheid, hevige hoofdpijn, die ik anders zelden heb, duizeling en congesties. Ik sprak er zoo terloops in Bandoeng over met mijn ouden vriend Dr. Over en die zei me dadelijk ronduit: ja, m'n lieve vriend, 'n man van jouw constitutie is nu eenmaal voor geheelonthouder, in welk opzicht dan ook, weinig geschikt. Dat je niet drinkt is uitstekend, al is het ineens afschaffen van alle alcohol ook 'n beetje gevaarlijk. Maar overigens... 't is 'n raar recept.... maar: neem alle voorzorgen en ga eens flink van de kist! Dat laatste nu is onder ons mannen de ietwat wonderlijke uitdrukking voor het doen van onze natuurlijke, geslachtelijke behoefte. Toevallig kwam ons dien dag onze oude jongen Djemi, opzoeken, een Soendanees die in Bandoeng woont. Hem heb ik opgedragen, mij een gezonde vrouw te bezorgen en 's avonds vond ik achter mijn klamboe een grijnzende Soendaneesche schoone. Inderdaad een mooi vrouwspersoon, zooals je die in die streken hebt. Maar het samenzijn!.... Mijn Liefste, ik heb misschien nooit beter en sterker doorvoeld wàt jij voor mij bent, dan toen ik, ja ik weet niet hoe ik 't moet uitdrukken, toen ik daar bij wijze van een eksteroogenring of een presnitzGa naar eind77-verband die vrouw gebruikte. Daar was nu ook maar geen seconde van verlangen, geen oogenblik van extase. Daar gebeurde niet anders dan 'n zuiver - physieke werking. 't Is 'n raar praatje, maar bij God, ik geloof, dat ik nog meer zinnelijk genot had kunnen vinden wanneer ik zooals dat heet - en zooals dat hier ongelooflijk veel voorkomt! - ‘mezelf had geholpen.’ Dan | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||
heb je tenminste nog je fantasie tot je beschikking. Nù moest ik alles doen om te vergeten dat ik daar met zoo'n chocolade-automaat in bed lag. Anders had ik misschien nog niet eens mijn doel bereikt.... Liefste, ik heb je dit heel onomwonden geschreven, omdat ik weet, dat jij mij kent.... èn omdat ik niet wil dat er tusschen ons leugen is. Want Leugen, dat is de ellende van 't huwelijk, de ondergang van de Liefde. Leugen, dàt is het, wat er van den aanvang af tusschen Max en Annie is geweest. Die menschen hebben elkaar nooit lief gehad. Dat heeft iedereen kunnen weten, die hem en haar of slechts één van beiden goed kenden. Van hààr, dat wisten jelui, was het deels ‘dépit’Ga naar eind78 deels ‘Streberei’Ga naar eind79 (wat is onze Hollandsche taal toch eigenlijk arm!). Van hem was het... ja, bij God, ik weet het niet. Max is heelemaal zoo 'n ònwààr mensch, zelfs tegenover zichzelf! - dat zijn ware motieven nooit na te speuren zijn. God weet, was het weer niet een eigenaardige vorm van zijn jaloezie. Wellicht was het ook niet anders dan de nawerking van den Philister-achtigeGa naar eind80 opvoeding, die hij heeft gehad en die hem verbood een ‘onwettige verhouding’ - och arme! - te beginnen. Wellicht ook... ik zeg nog eens, je weet het nooit bij hem!... wellicht heeft hij zich met een degelijk engagement en een in den vormen-zijnd huwelijk willen onderscheiden als ‘heer’ van den in ontucht levenden zwabber ‘Pisuisse’.... Maar in elk geval, dat op den duur die Leugen zich wreken moest... je weet wel, dat ik nooit anders heb voorspeld. Max is - 't spijt me dat ik 't van een arbeidsmakker moet zeggen - Max is een koude, berekende, déloyale egoïst en een (wat de Duitscher noemt) total-verlogene Poseur. - Bijvoorbeeld zijn steeds - aangehaalde bescheidenheid is niets dan pose. Ik moet tegenwoordig oppassen, anders schuift hij zijn vleugel zóóver naar het voorlicht, dat ik geen plaats meer heb om te staan. En zijn voorkeur voor een vleugel spruit eenvoudig voort uit het feit, dat hij achter een piano niet te zien is. Zijn reclame-zin, zijn advertentie-geest (voor ons zeer waardevol) ze zijn niets dan pose en nog eens pose. En zoo is zijn ‘liefde’ ook slechts pose geweest. Dat Annie daarin geloopen is.... Wel, ze verdient ons medelijden. Ik althans heb meer met haar, dan met hem te doen! Ik dank God in den Hemel elken dag voor onze Liefde, kind. Daar zal ook nog wel wat aan ontbreken, voor zij van alle ònzuivere elementen is ontdaan, want we zijn tenslotte maar menschen en dan nog làng geen eerste-klasse-menschen! Maar toch geloof ik, dat onze Liefde op goede manier is ontstaan en gegroeid. Gegroeid in elk geval tot een niet te loochenen, tot een hartverheugend, tot een ons verheffend en veredelend feit. Ik voor mij had niet gedacht, dat ik mijn zeer sterk ontwikkeld egoïsme nog eens zóó verdrongen zou zien door een gevoel voor een ander. En toch wéét ik nu, hoe elk oogenblik van mijn denken eigenlijk wordt ingenomen door jou, hoe elke van mijn gesties en acties kan worden teruggebracht tot jou. Hoe ik alles, wat ik nu en dan op reis in boeken lees, terugbreng tot jou! Het is mooi; het is heerlijk en ik ben er gelukkig onder. Jij óók, hé Vrouwke? En er is ons dus nog geen kindje opkomst, hé? Misschien is 't beter zoo. Nu ik van de jandoedelGa naar eind81 en ook gedeeltelijk van 't bierdrinken af ben - wat ik hoop, dat in Holland zoo blijven zal - en nu jij zoo'n flinke mollige, heusche ‘boerentrien’ gaat worden, kunnen wij misschien eenmaal een veel gezonder, sterker exemplaartje in het leven roepen. Gezonder en sterker vooral ook wat de zenuwen betreft. Want anders ware het schaapje maar jammerlijk gepraedestineerdGa naar eind82. Pa 'n zenuwknoop en Ma idem dito met 'n sterretje.... Die ruime japon met al die plooien op je buik en je ‘billen’ - (ochgot... je billen!) kan dan altijd later nog eens dienst doen. Ik ben zeer benieuwd naar dit nieuwe Gewrocht van Hirsch-van der ViesGa naar eind83 en houd me voor 'n druk-op-de-knopjographie aanbevolen. Intusschen wil ik nog eenmaal schrijven dat ik me over je gewichtstoename ten zeerste verheug. Ik mijnerzijds, ik slink! (hier staat 'n L in, hoor!) Ik beantwoord nu je brieven punt voor punt. Dus: doe aan al de lui mijne groeten weerom: aan Dr. de Smitt, aan Deetje, Greetje, Heerejeetje, Rotje, Miesje (niet Mies de Roos in 's hemelsnaam!) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Potje Biesje - Pietje BosjeGa naar eind84, wil ik zeggen, freule Von Schmidt enz enz. Van de reconciliatieplannenGa naar eind85 van Pa Jocof en broer GetschGa naar eind86 wist ik al uit 'n brief van je moeder. Mijn commentaar luidt: Liever niet. GérardGa naar eind87 wil naar Indië. Best. Maar dat jongemensch schijnt niet van hard werken te houden. Nou, dan moet-ie hier niet wezen! Vooral de groeten, in ernst, aan Rob en MiesGa naar eind88! Afdeeling geldzaken. Uit Singapore heb ik mijn banksaldo met f 250.- aangevuld maar dat is voor Coba's uitkeering op 1 Dec. Voor jou heb ik telegrafisch f 150,- gestuurd, hier uit Semarang. Dat hoop ik spoedig te herhalen. Als je dezen ontvangt (dan zit ik notabene al weer bijna op de boot - weerom, hoera!) heeft Polak zeker al gedisponeerd. De ellendeling. Al zijn werk draagt den stempel van gebrek aan toezicht. Zeg hem dat mèt mijn complimenten. Slaapjassen zonder zakken! Kabaja's die niet dicht kunnen. Knoopen die te groot zijn voor de knoopsgaten! Gevloekt zal die wezen! Zoo ook Berssenbruggen. - Verder valt er aan je brieven niet direct te beantwoorden. Hoeveel belangwekkend ze ook overigens voor me inhouden! Als je me ooit briefkaarten durft te schrijven laat ik me scheiden! Zeg, Muizekind-van-me, nou is het over elven en moet ik zelf dezen brief naar 't Postkantoor gaan brengen, anders heb ik kans, dat-ie niet meer meegaat. Allerliefste LievelingGa naar eind89, (Dit doet een mesjoggene kever die uit de inktpot vliegt. Het wemelt hier van vliegende ‘gevallen’), ik weet niet of het uit dezen brief wel zóó naar voren treedt als ik het verlang en daarom zeg ik het nu nog eens nadrukkelijk: Ik heb jou zoo innig lief, zoo met mijn heelen ziel, zoo met al mijn gedachten, zoo met heel mijn sterken verlangen, dat ik God wil danken. (‘Ons Lieve Heertje’ zooals jij zegt) voor dat heerlijke, nieuwe dat in mij geboren is geworden. Jij maakt mij tot een beter mensch en daarom moge God je zegenen. Er is nog maar één groot verlangen in mij, neen twee: het eerste is dit, dat mijn kinderen door jou mochten worden opgevoed; het tweede, dat wij samen kinderen mogen krijgen, die eenmaal aan de wereld zullen mogen getuigen, hoeveel hun Vader van hun Moeder - en hoeveel hun Moeder van hun Vader hield. - Liefste, als je dezen brief leest, ben ik op de terugreis naar je toe. Geve God, dat wij elkaar in welstand mogen vinden en dat ik je in werkelijkheid kussen mag, zooals ik je nu zoenen mag op je portret (ik neem daarbij mijn vloek tegen Berssenbruggen terug!) Nacht, mijn van God gegeven Vrouwtje. Ik blijf je trouwe Man! Ik heb je innig innig lief! | |||||||||||||||||||||||||||||
10 November 1913.Soerabaia,
Mijn lieve kleine Fietelijnsevrouw (hoe vin'je dien naam?)
Vanavond hoop ik 'n brief van jou te krijgen uit de mail, die gistermorgen in Batavia moet zijn aangekomen en, in afwachting, dat ik dien brief zal kunnen gaan beantwoorden begin ik alvast maar in een verloren uurtje na de thee aan mijn weekrapport, dat ik tot nu toe met loffelijke nauwgezetheid en regelmatigheid aan je heb verzonden met de Donderdagsche mail. Mogelijk is het, dat er één brief verongelukt is, nl. die welken ik verzond per ss. Wilis van de Rott. Lloyd, waarvan de mail zooals je weet is vernietigd bij het vreeselijk spoorwegongeluk van MelunGa naar eind90 bij Parijs. Heel veel bijzonders is er op 't oogenblik niet te vertellen: de gezondheidstoestand is goed; alleen heb ik last van m'n voeten, die opengaan tengevolge van muggen- en agaagabetenGa naar eind91. Bovendien is het vreeselijk warm hier in Soerabaia en ik ‘swait me doud’Ga naar eind92. In Semarang hebben we nog twee aardige avonden gegeven, één in de Soos en één in den Stadstuin, die beide 350 opbrachten. Zoo hebben we van de Noordkust (Semarang, Tegal en Pekalongan) toch altijd weer 'n 1800 pop weggesleept en is het daar eigenlijk beter gegaan, dan hier in den Oosthoek. We zijn hier namelijk in de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||
verkeerde maand aangekomen: heel deftig - Soerabaia is in de bergen, in Tosari enz., aan de warmte ontvlucht. Onze eerste avond, jl. Zaterdag, leverde netto maar 'n f 550.- op hetgeen ver beneden onze raming was. En ook de plaatsen hier in de buurt toonen met het oog op de naderende feesten weinig animo, zoodat we nu nog alleen Malang gaan bezoeken (morgen Dinsdag) dan Woensdag hier onze afscheidsvoorstelling geven om Donderdag maar weer Westwaarts te trekken naar Solo en Djocjà. Daarná komt een enorm - drukke en mooi gegarandeerde tijd voor ons aan en dan.... wel dan klimmen we alweer bijna aan boord van de ‘Ophir’ en kom ik naar ik hoop gezond en wel, 'n beetje minder arm (Max schatte mijn aandeel in de winst op 'n f 4000,-) en dolgelukkig naar m'n eigen, allerliefste Schat terug, die geen oogenblik uit mijn gedachten is en voor wie mijn mooie, teere maar hechte Liefde met den dag schijnt te groeien. Kennende mijn eigen zwakheid-des-vleesches bid ik heel vaak ‘en leidt ons niet in verzoeking’ en 't is of letterlijk dat gebed in vervulling gaat. Er waren namelijk twee groote verzoekingskansen, als ik 't zoo ereistiesGa naar eind93 noemen mag, nl. m'n oude vriendin van Hunsel, weet je wel van de goudmijnen - die nu in Batavia zat - en dan ‘Oma’Ga naar eind94 van wie ik je, geloof ik, ook wel eens verteld heb, een heel-mooie vrouw van 'n jaar of 36 (destijds!) die ik in Malang ontmoette en die toen al grootmoeder was (echt Indisch) aan welke bijzonderheid zij de bijnaam te danken heeft, dien Max en ik haar nog altijd geven. Die twee dames, die ik beiden ‘goed gekend’ heb leken me groote bedreigingen voor m'n huwelijkstrouw, dat moet ik eerlijk bekennen. Maar... ik ben niet in de verzoeking geleid. In Batavia vond ik Mevr. v.H. héél wat minder aantrekkelijk geworden en bovendien diep gebukt gaande onder gewetensknagingen over het feit dat ze indertijd haar ‘goeie John’ zoo ‘bedrogen had’. En hier in Soerabaia ontmoet ik ‘Oma’, gescheiden van haar eersten man en geëngageerd of ‘zoo goed als’ met 'n tweeden. - En zoo blijft dan Swiepje's onschuld... (oggot, Swiepjes onschuld!...) ongerept! Maar, lievje, lievje! Het leven is lang niet gemakkelijk zoo, hoor! En ik voer soms 'n waren worstel wedstrijd uit met m'n goelengGa naar eind95 in 't idee, dat ik m'n Fietje in m'n armen heb.... Zeg, Muis, je zoudt hier Simpang haast niet meer herkennen en ook Pasar baroe naar de benedenstad toe is vreeselijk veranderd. HellendoornGa naar eind96 is er nog wel, maar GrimmGa naar eind97 is weg. Daardoor is het plein daar aanmerkelijk veel meer doodsch en somber geworden. Trouwens ook 't publiek van Hellendoorn is van minder goede kwaliteit dan vroeger en het betere publiek heeft zich verplaatst naar 'n nieuwe eet-, drink- en zitgelegenheid naast het Simpang-hotel. Daar hebben we gisteren heel genoeglijk Zondagavond gevierd met 'n paar van onze rauwe kornuiten. (Niet veel gedronken! Ik zeg 't er maar dadelijk bij, want ik zie je ongeruste toet al.) Met al die nieuwe, groote, hooge huizen wordt het schilderachtig aspect van de Indische steden er naar mijn oordeel niet beter op. Ze beginnen allemaal zoo op Singapore te lijken en Singapore heeft mij altijd benauwd. Zoo zit ik hier nu ook in een reusachtig nieuw Hotel van twee verdiepingen, gebouwd door een broêr en concurrent van onzen vroegeren hospes Sarkies. Het is hier groot, grootsch... en slecht. Slecht in de détails, slecht van eten, bijvoorbeeld, slecht van bediening; de badkamers zijn ondoelmatig ingericht en de.... doos ongezellig. Nu, je weet, dat vind ik onaangenaam. 'n Volgenden keer zou ik, geloof ik, maar weer naar 't oude Simpanghotel gaan, of naar Sarkies (vreugdevoller nagedachtenis want daar kwam altijd Fietje bij me.) Max en ik hebben ons juist door Lewis van Kurkdjian (de broer van den Lewis die jij kent) hier in 't hotel in onze pyjama's laten kieken. Zoodra ik de proeven heb stuur ik er eentje vooruit. Kurkdjian bezorgt me overigens 'n strop door me 'n onbetaalde rekening van 1910 te presenteeren van maar even f 70.- Dat is nog van al die kleine pose-kiekjes waarvan jij er vier hebt en waarvan er nog zoo'n hoop in de schrijftafel liggen. Eén uit dien tijd waarbij ik zittende op een tafel poseerde, heb ik toen niet laten maken, maar zal ik toch voor jou nog nabestellen. Diezelfde kiek heeft Lewis voor | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||
reclame gebruikt: bijna levensgroot gemaakt, gekleurd en keurig geëncadreerd. Ik ben er natuurlijk veel jonger op, maar de gelijkenis is toch goed. Als hij hem voor 'n schijntje kwijt wil wezen koop ik hem en laat 'm opzenden. - Van opzenden gesproken, is 't Sint Nicolaas cadeautje in den smaak gevallen? 't Kost niet zoo heel erg duur, maar ik wil dan ook ten opzichte van de uitgaven hier 'n beetje voorzichtig zijn. Dit heele zijdje heb ik al in den ochtend van den 11en geschreven. Ik had er nl. niet aan gedacht, dat jouw brief hier poste restante blijft. Ik moet dien nu gaan afhalen (want Djasimien is 1 dag met verlof maar Madoera. Hij laat je eerbiedig groeten) en zal dezen open meenemen. Staat er dan in jouw brief nog iets dat ik beantwoorden moet; dan doe ik dat op 't postkantoor. Je ziet, dat ik er vast op reken, 'n brief van mijn Liefste te krijgen. Prettig, hè Schatke, om zoo vast op elkaar te kunnen vertrouwen in alles. Laat het maar heerlijk zoo blijven, hoor! Voorloopig beschouw ik dit als 't eind van m'n brief en sluit hier dus 'n ongedacht aantal poensjes in van allerlei soort: heel-brave, heel-stoute, bedeesde, hartstochtelijke, teere, woeste, vluchtige en lange, maar allemaal bedoeld om boden te zijn van de groote, onveranderlijke liefde van
Je trouwe Man. Sint Niclaas cadeautje;
Fietchen -- es ist wohlbekannt --
Trägt sehr gerne Diamant,
Und von Silber, Gold und Ringen,
Perlenschmuck und andern Dingen
Leuchtet immer Ihr Figur; --
Sonst ist all's an Ihr Natur!--
Und weil Fietchen immer brav,
Treu, gehorsam wie ein Schaf,
Immer nett und immer lieb,
Immer süsz zu ihrem Swiep,
Schickt Ihr jetzt ein ‘Cullinan’
Santa Claus, der heil' ge Mann.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[11-11-1913]Op't Postkantoor.
Liefste Lief,
Zooals ik wel dacht vond ik juist je brief hier waarin je van ArsèneGa naar eind98, MijlpalenGa naar eind99 en Royaards schrijft. Dank je wel, hoor. Heerlijk, die lange brieven. Veel te beantwoorden valt er niet, of liever, dat doe ik dan wel eens in 'n rustiger momentje.. Nu zitten er te veel geurende inlanders om me heen. Dag, mijn Schatteke. Hou je maar goed hoor. Nog maar 'n week of twee, dan ga ik alweer aan boord. En dan, heel gauw, sluit ik je in mijn armen. Dààg. Groet alle menschen
van Je Swiepje.
Aan de kinderen zond ik voor hun Sinterklaas ieder 'n goudtientjeGa naar eind100. Verdere geldzending aan jou volgt spoedig. Trouwens als je deze brief krijgt is 't al niet meer noodig. | |||||||||||||||||||||||||||||
14 November 1913.Modjokerto,
Mijn allerliefste, kleine ‘doorloopende treurwilg’! ‘Doorloopende treurwilg’ is niet slecht! 'k Heb wel eens van 'n doorloopend privaat gehoord, maar 'n doorloopende treurwilg.... 'n Ander praatje is, dat ik ook doorloopend in de misère zit, omdat ik zoover van m'n Fietje af ben. Zoo 'n correspondentie van telkens 'n maand - of eigenlijk twee maanden - ertusschen voldoet maar half. Toch is het, als je zoo geregeld schrijft als | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wij nu doen, nog 'n heele vervulling. Tenminste ik, als ik me onpleizierig voel of de p... in heb, ga maar aan m'n Schat zitten schrijven. Dan kom ik vanzelf weer bij. En aan zóó iets heb je nu ook dezen tusschen-tijdschen brief te danken, die je, hoop ik, even aangenaam verrassen zal als ik onlangs verrast werd, toen ik nà je brief van 5 en 7 october, dien ik ‘poste restante’ in Soerabaia vond, nog dien van den 13en kreeg, die mij via Batavia en Semarang eveneens in Soerabaia in het Oranje-Hotel bereikte, juist op 'n oogenblik dat ik zoo'n vreeselijke behoefte had aan gemeenschap (gééstelijke, hoor!) met jou.... Maar daarvan vertel ik je straks. Eérst over de oorzaak dat ik nù - half zeven in den ochtend!! - aan jou zit te schrijven. ('n Mensch behoort immer den draad zijner gedachten vast te houden, nietwaar Sophie?!) Welnu dan: we zitten in Modjokerto en moeten om half elf door naar Solo. Ons Hotel ‘Juliana’ (oggot: Juliana!)Ga naar eind101 ligt recht tegenover het station en Max en ik hoopten beiden eens lekker uit te maffen. Jawel, lauw hoor! Naast mij logeert 'n echte Indische familie, 'n suikermeneer met 'n typische nonGa naar eind102 als vrouw en - als eenige verontschuldiging voor z'n existentie - 'n schat van 'n Jog. Bovendien heeft-ie echter maar eventjes zeven mannelijke en vrouwelijke groote en kleine bedienden bij zich, die ik gisteravond allemaal onder mijn raam slapende vond met al de luchtjes en geluidjes die daar bijbehooren. Nu zal ik de laatste zijn om me over natuurlijke menselijke geluiden, die bewijzen zijn van 'n gezonde spijsvertering en stofwisseling te verontwaardigen.... (Wie uwer zonder zonde is,Ga naar eind103 enz.)... maar als er dan ook nog dierlijke geluiden bijkomen, als er om vier uur in den ochtend een haan heel hard, vlak onder je open raam, begint te kraaien, dan verlies ik mijn zelfbeheersing. Dan schiet ik uit mijn bed in mijn sandalen (de ‘slofjes’ zijn tijdelijk op non-activiteit gesteld.) en dan vloek ik in mijn beste Maleisch de heele keet uit, zóó dat tenminste ook de eigenaars van de kakelende inlanders en de kukelende haan wakker worden en hooren, dat ik hun bende voor 'n verhuizende kampong uitscheld. Ja, potdome, ik heb 't logeerboek laten komen, waarin geschreven stond: ‘G. Boks met echtgenoote en kind’ en ik heb daarachter gevoegd: ‘... als mede bijbehoorende kampong en veestapel. Of was het aangetrouwde familie?!’ Met dat al was ik er vanmorgen om vijf uur uit. Wel ben ik nog even in m'n bed gegaan, maar nu begon me waarachtig hier recht tegenover het hotel 'n grammophoon te draaien, die ons gisteravond reeds de poêzie van het schemeruur had bedorven, door, behalve veel andere verheffende gezangen, niet minder dan negen maal ‘Anna, waar wacht je op?’Ga naar eind104 ten gehoore te brengen. En verdomd, vanochtend om zes uur - wat moeten dat 'n intellectueele en artistieke lui zijn! - vanochtend om zes uur was 't wéér: ‘Annà, waar wacht je òp... patatatàta.’ En, zie je, daarom èn omdat het 'n lekkere frische ochtend is, dáárom zit ik nou aan jou te schrijven. Goed? Zeg, mijn liefste Lief, als je dezen ontvangt zit ik al - ‘als God gezond blijft’Ga naar eind105 zooals Meiertje Max altijd zegt - negen dagen op de boot, op weg naar jou. Neen, onderweg zal ik dan wel geen brieven krijgen ofschoon je misschien nog naar Port Said en zeker nog naar Marseille kunt schrijven, wanneer je althans niet zelf daarheen kunt, wat misschien met het oog op de kosten toch niet zoo gewenscht is. 't Is waarschijnlijk ook prettiger om met 'n paar goeie vrienden in of tenminste dicht bij ons eigen nestje Ouwe-en-Nieuwe te vieren. Wàs 't maar al zoover! Naar Marseille ‘p/a Rott. Lloyd. Dadelijk te bezorgen aanboord ss. Ophir’. Kun' je dan ook de reisdeken sturen. Misschien zal ik hem in dien overgang van de warmte naar je kou best kunnen gebruiken. En nu ga ik je vertellen, waarom ik in Soerabaia zoo met je brief in m'n schik was - nòg meer dan met andere het geval was! En dat ìs altijd al 'n boel. - Nou: je moet dan weten, dat ik bij al m'n voorstelingen steeds de portefeuille heb meegenomen waarin ik jou en m'n kinderen omdraag. Alle drie bij elkaar omdat ik dat prettiger vind. Nu was 't dien eersten dag in Soerabaia lang niet vol (dat heb ik je, geloof ik, al geschreven) en we maakten maar 'n dikke | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vijfhonderd gulden schoon. De menschen zaten in de bergen, zoo heette het; in de buurt van Malang en zoo. Wel, dachten we, dan zal het in Malang wel goed wezen. Nou, daar waren nog geen 100 menschen. Stel je voor... in 'n plaats waar we wel eens 700 pop schoon verdiend hebben! En voor de tweede voorstelling in Soerabaia liet het zich nòg beroerder aanzien dan voor de eerste: minder plaatsen besproken en bovendien schoot zich dienzelfden dag Mr. Paets van GansoyenGa naar eind106, één van de kopstukken van Soerabaia: deken van de balie, directeur van den Schouwburg, bestuurder van de Soos, enz. enz., voor z'n kop, of juister, door z'n hart. En, zoo zei men, dàt zou ons òòk nog wel weer 'n vijftig menschen uit de zaal houden. Kortom, 't zag er bedroevend uit. Toen bedacht ik me ineens, dat ik bij de laatste twee voorstellingen ook m'n Fietje niet bij me had gehad. Ik heb daarop persoonlijk de portefeuille weer meegenomen en ziet, de zaal liep nog mooi vol, zoodat we 'n profijt maakten van f 800.- Bovendien, 'n enorm artistiek succes. Na 'n zitje en 'n etentje op de Soos kwam ik toen in 'n heerlijke mane-nacht, van dankbaarheid vervuld, naar huis en... daar vond ik jouw ònverwachte brief. Toen heb ik aan ‘Ons Lieve-Heertje’ 'n extra-bedankje gestuurd en op jouw lieve, helaas maar papieren, toet 'n extra zoen gegeven. Daarbij kon ik opnieuw weer constateeren, dat de papieren Fietje niet de échte Fietje is. Want als de echte Fietje 'n poens van haar man krijgt - zoo'n lange gelukkige poens, weet je wel? - dan doet ze haar oogen dicht, en de papieren Fietje houdt ze wijd open.... Ik draag je mèt mijn kinderen in één portefeuille, Schat, maar in m'n hart neem je toch 'n heel aparte en, laat ik 't voor mezelf ook maar bekennen, véél grootere plaats in. Dat voel ik nu best. M'n kinderen, wel, ik hoop dat het ze goed gaat en ik denk wel aan hen en bid dat ik om hunnentwil ook veel geld mag verdienen... Maar naar jou verlang ik, met 'n mooi, groot verlangen. Ik was wat zenuwachtig, ben het trouwens nòg (ondanks de solide levenswijze) en sliep en slaap vooral heel slecht. Dat is, zeggen medici, heimwee-verschijnsel. Maar 'n eigenlijk ‘Heim’ heb ik niet - hebben wij niet. Wanneer wij dus ‘heimwee’ hebben, zooàls we 't werkelijk allebei schijnen te hebben, dan is dat slechts verlangen naar 't ‘Heim’, naar het nu veilige, mooie ‘Tehuis’ dat wij vinden in elkaars bijzijn, in elkanders oogen, in elkanders armen, het ‘Tehuis’ kortom, dat wij hebben gebouwd op onze mooie Liefde, waarvoor ik onzen God dankbaar ben.... Geloof jij heusch, Schatke, dat ons gheluk met 'n breekbare glazen armband samenhangt. Nee... Bijgeloovig ben ik ook wel - getuige de bovenaangehaalde portrethistorie! - maar zoo'n armband...? Wel, ik zou in staat zijn hem expres te breken, vóór dat je al te veel aan zo'n ding hechten gaat. Want brak het dan werkelijk eens per ongeluk, waarachtig jij zoudt ervan onder den indruk zijn! Neen, als de band eens brak van ons wederzijdsch vertrouwen, de band van onzen wederzijdschen steun, de band waarin we door onze gemeenschappelijke zorgen èn onze gemeenschappelijke vreugden geslagen zijn, dan zou ik voor ons Geluk gaan vreezen. Maar die banden zijn, goddank niet van glazen kraaltjes of steentjes gemaakt! Lieve Muis, ik zal uit Batavia, waar ik 18 en 19 voor ‘Concordia’ optreed weer f 250.- naar mijn Bank deposit laten seinen. Daar kun je dus weer over disponeeren. Ik ben benieuwd hoe nu aan 't eind van de tournee onze rekening eruit zal zien. De gouden bergen, waar Max van gedroomd heeft, zijn niet verwezenlijkt, maar 'n beetje opgeschoten ben ik toch weer wèl. - Gisteren sprak ik in Soerabaia JacobsGa naar eind107. Die schijnt er nog maar gesjochten aan toe te zijn; tenminste hij deed èrg bescheiden (wat nu anders niet in 's mans aard ligt!) en zeide nog tot het eind van December hier te moeten blijven. Hij reist nu heelemaal alleen, maar heeft niet erg veel te doen. Z'n reputatie hier is allerellendigst. De man z'n vroegere opvoeding, of zoo je wilt het gebrek aan opvoeding schijnt herhaaldelijk naar buiten te zijn getreden. Tegenover dames moet hij zich - maar je weet het Indische ‘gerucht’ neemt iemand gauw en zonder gewetensbezwaar de kroon van 't hoofd - zeer onbetamelijk gedragen hebben, zoo, dat hem hier in Modjokerto, maar ook bijvoorbeeld in Semarang het verblijf in de goede Hotels is ontzegd. Jammer alweer, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dat zoo één man de heele artistieke reputatie, of liever de algemeene reputatie van ‘artisten’ schaadt. Nederlandsche artisten, zegt men dan, nou, 'n fijn stel! In verwijderd verband hiermee twee uitroepen: Sjonge, sjonge die SchröderGa naar eind108! Sjonge, sjonge die Alice!Ga naar eind109 Voor onze vriend Barbarossa geen prettige thuiskomst uit Weenen! De ‘Handelsblad’ perkaraGa naar eind110 los ik wel persoonlijk op. Ze is gedeeltelijk een gevolg van Max zijn loslippigheid en slordige feitenbehandeling, gedeeltelijk ook de straf voor mijn eigen indolentie. Ik had destijds ter vergadering hem dadelijk moeten corrigeeren. Maar je weet, ik ben soms in zoo'n ‘la'-maar’-stemming. Vooral tegenover Max.... Schande genoeg! Van Max gesproken - ‘nog effe lekker roddele’ zou Mien Duymaer zeggen - ik geloof, dat ik er niet ver nààst was, toen ik veronderstelde, dat zijn heele drijven naar Indië eigenlijk een verlangen was om eens tot verademing te komen van de onpleizierige positie bij hem thuis. Nooit, maar ook nooit, spreekt hij eens over Annie en daarom kom ik er ook nooit eens toe, om met hem gezellig eens over ‘de vrouwen - thuis’ te praten. Wel jammer, want daar heb ik soms echt zoo'n behoefte aan. Als je Menke spreekt, zeg hem dan eens, dat ik al heel wat adressen voor pathéfoons en platen aan Soerabaia heb opgegeven en dat ik er in Nederland de resultaten van hoop te vernemen. Ja, en verder heb ik, geloof ik, niets meer te schrijven. Alleen 't heel-oude deuntje, dat Fietje zoo graag hoort: Er is voor mij maar één Schat op de wereld en dat is mijn Fietje. Er bestaat voor mij maar één Vrouw in 't heelal en dat is mijn Fietje. Ik zou zoo graag op 't oogenblik en in elk ander oogenblik iets heel dicht tegen me aan, prettig warm en vol heerlijk ‘spriedelend’ leven in mijn armen willen drukken en dat is m'n Fietje. Ik zou zoo dolgraag heel veel heerlijke prettige, verlangende zoenen aan zeker iemand willen geven.... Die zeker iemand is m'n Fietje. Wacht maar: nog 'n maand, 'n gróóte maand en dan gaan àl mijn wenschen in vervulling. Dag, mijn groote Schat. Ik ben en blijf
Je trouwe Swiep.
Groet Royaards eens van me. Ik vind dat hij met die opnemerij en rollendeelerijGa naar eind111 weer echt op z'n Willem'sch maar toch wel correct gehandeld heeft. Hier heb je op 't onderste regeltje nog een poens. Drie! X! X! X! | |||||||||||||||||||||||||||||
Weltevreden, den 19en November 1913.hotel des indes batavia
Mijn eigen Vrouwke,
Zooals je ziet, weer in Batavia, nadat we van Soerabaia de lijn zijn langsgetreind over Modjokerto, Solo, Djocja en Garoet. - Ja, ik ben toch perslot nog in Djocja geweest en heb in Toegoe, dat in hoofdgebouw enz. erg veranderd is, geslapen in onze kamer, waarvan ik me de ligging nog best herinnerde. Trouwens, van herinneringen was voor mij dat heele Djocja vol: 't hotel, de Soos, 't plekje waar we ons eerste Cabaret hadden..... en dan dè kamer! Ik zag er nog weer in m'n gedachten mijn kleine Fiepsekind voor 't eerst in de armen van haar man, met 't gelukkige, zalige, verlangende gezichtje op 't kussen, haar oogen halfgesloten en haar lieve, wellustige mond (ja, waarachtig wel, die hèb je; nèt zoo goed als ik, hoor!) steeds weer voor meer, toen wel héél stoute poensjes gereed. Hoe heb jij je toen wel dien volgenden dag gevoeld, Schat? Daar heb je nog nooit wat van verteld en daar staat me ook eigenlijk niets meer van voor.... We reisden toen dadelijk naar Semarang door niet? Djocja zelf vond ik, wat publiek aangaat, vervelend als altijd. 't Is daar zoo'n echte bende proleten, die zich thuis voelen in hun eigen Soos. Je hebt er bij 't werken altijd | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zoo'n gevoel of je op 't koord staat te dansen. Met stem en oogen en handen moet je de lui er vast houden en dan nog hoeft er niets te gebeuren:... 'n hond in de zaal, 'n dronken meneer, 'n lawaaiïge meneer.... of de heele keet ligt eruit. Dan amuseeren ze zich dààrmee en dan kan ‘die vent op 't tooneel’ zoolang stikken. Alleen, nu hinderen mij zulke dingen niet meer zoo erg en kan ik best merken, dat ik in mijn 5-jarige praktijk heel wat heb geleerd ten opzichte van het ‘opschieten’ met het publiek. Trouwens, ook mijn programma voegt zich thans beter naar den populairen smaak. 't Is wel leuk, dat er hier in de couranten maar één roep is, namelijk dat we zoo zijn vooruitgegaan. En 't is goed, dat we diè reclame al hebben gehad en zij haar uitwerking niet heeft gemist. Dàt bezorgde ons de aaneengeschakelde engagementen voor de onafhankelijkheidsfeesten (het woord is al even vervelend als de heele beweging zelf!), die ons thans eigenlijk onze winst bezorgen. Want waren we nù al weggegaan, vandaag, zooals oorspronkelijk 't plan was, nou, dan hadden we niet veel naar huis gebracht, hoor! Als Onze Lieve Heer me nu nog maar de gezondheid en vooral de stèm laat, om deze laatste zware veertien dagen door te komen. Ik weet gelukkig, dat mijn Vrouwtje voor me bidt; dàt zal wel helpen! - Garoet was het eerste onafhankelijkheidsgeval. Toen we er Zondag aankwamen van Djocja stond de ass. resident met de heele Europeesche bevolking èn de muziek aan 't station en werden we in optocht naar ons Hotel gevoerd. 'n Pijnlijke historie vond ik dat. Al die menschen al zoo in de fuifstemming, wij nog heelemaal niet; àl die menschen in kraakzindelijke pakeansGa naar eind112, wij zoo vies en vuil als beesten (Je kent die treinen hier!) Eén avond konden we rust houden. Dat mòcht ook wel, want we hadden er vijf achterelkaar achter den rug. Maandagavond speelden we, moesten mee soupeeren tot vier uur ongeveer; en halfnegen speelde de muziek ons alweer uit bed voor 'n bloemencorso. Halftwaalf werden we - àls-maar met de muziek! - naar den trein gebracht en half àcht - godbetert! - kwamen we pas in Weltevreden aan. Even scheren, even mandieënGa naar eind113, even lieve, prettige, gelukkige (half met potlood op den avond van ‘MijlpalenGa naar eind114’ geschreven) brief van mijn Fietje lezen, toen naar ‘Concordia’ om te zingen. Wat ik had, weet ik niet, maar ik was doof; àl de resonans was uit mijn kop weg en ik hòòrde mezelf niet zingen. Daardoor heb ik natuurlijk weer eens m'n stem geforceerd en zit nu drop te zuigen, te gorgelen en te spoelen om gek van te worden. Inblazen met ichthyolGa naar eind115 gaat hier niet zoo makkelijk, want eerstens leveren ze niet 't goeie spul en tweedens rot de elastieke bal van de ‘spray’ heelemaal weg. Enfin, we willen er maar weer 't beste van hopen. Je hoort aan 't eind van dezen brief nog wel, hoe 't afgeloopen is. Ja, Poppedijns, 't is wel sneu, dat ik nou geen brieven meer van je krijgen kan, want we hebben uitgerekend, dat onze mededeeling van langer hier blijven jelui eerst thans ongeveer bereikt zal hebben, zoodat je zelfs al weet je nu, dat we nog tot 4 December hier zijn, ons toch niet meer met een brief kunt benaderen, tenzij dan in Colombo, Port Said en Marseille. Maar ik zal je trouw elke week van ons wedervaren rapport blijven doen, hoor. Want, ik vind het wel leuk om zoo geregeld te schrijven. 'k Sta er zelf wel paf van, dat ik me tot zoo'n inktwellusteling heb hervormd, maar ik ben er niet rauwig om. Beter inkt dan jenever denk ik maar! Zeg, Muizekop (hoe is die?!), die kiekjes van je zijn inderdaad monstrieus en dat komt omdat je geprobeerd hebt 'n deftig ‘Mevrouw, Pisuisse-gezicht’ te trekken, inplaats van de lieve, lachende kop van Fietje. met-de-tanden. En waar 't op aan komt, namelijk de japon, daar kan ik op die kiekjes net niks van zien. Maar ik kan me voorstellen, dat dit bruinfluweelen gewaad in gratievolle, soepele lijnen om je ranke figuur moet hangen als een droom, een droom in een lichtlooze zomernacht, wanneer zwijgend - zwarte vleermuizen geruischloos fladderen in 't donker en onze gedachten om ons neerzijgen als rouwgewaden vol troostenden weemoed..... Effe degelijk!! Van Jan Musch gesproken: er is in Garoet 'n oude secretaris - Voute heet-ie - en dien man heb ik als betooverd zitten aankijken, want dat was nou absoluut net precies Jan Musch als | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de blinde ziener TereisiasGa naar eind116. Ik had het den ander heer telkens willen zeggen, maar ik vond 't zoo'n twijfelachtig compliment. En van gewaden gesproken: ik heb in Djocja wat voor je gekòcht!! Mmmmmm!! Fijnemans!! Maar wat het is, zeg ik je lekker niet. Nou kan je rustig 'n maand nieuwsgierig zijn. Nou, dat is nèt wat voor Fietje! Gemeen, hé? Nee, je hoeft nou niet 'n klein-meisjes-gezichtje te zetten. Ik vertel 't lekker tòch niet. Trouwens, ik vertel heelemaal niets meer. Want, nu ik uit Modjokerto al zoo'n dikken brief heb weggestuurd is thans werkelijk mijn stof uitgeput. Nog even dit: Zeer verheug ik mij over je gewichtstoename, en wat zeg jij wel van het feit, dat ik nog maar 81 kg. weeg, dat is haast 4 minder, dan toen ik uit Holland ging. Max daarentegen wordt steeds dikker en drinkt Karlsbader zoutGa naar eind117 om te slinken. - 'n Eind maak ik nog niet aan dit epistel, want kom ik vanavond thuis, dan hoop ik nog in de stemming te zijn om er een slot aan te pennen. Tot zoolang, mijn Schatje, dagdag en veel poensjes. | |||||||||||||||||||||||||||||
Weltevreden, den 20en November 1913.hotel des indes batavia
Mòrgen, Vrouwtje! Zooals je bemerkt is er gisteravond van schrijven niets meer gekomen. Te moe en te laat. Maar nu wil ik je toch nog even gauw vertellen, dat 't gisteravond Goddank weer heel goed is gegaan. Mijn doofheid was over en mijn stem weer in orde. Ook was 't nu in Concordia niet zoo krankzinnig-vol zooals eergisteren, zoodat de menschen tenminste allen rustig konden zitten. 't Succes was enorm en Max en ik kregen ieder van 't Bestuur een ongeloofelijk-mooi bloemstuk. Jammer, dat we vandaag alweer naar Cheribon moeten en dus weinig aan onze bloemen hebben. Max gaf de zijne aan een kennis en vroegere kunstzuster van ons, mevrouw Sitsen-Russer en ik zal de mijne aan je moeder sturen, die ik gisteravond sprak. Ze maakt het best, maar klaagt natuurlijk nog altijd zoo'n beetje.... Enfin, je kènt dat. Ons program voor de eerstvolgende dagen is nu nog als volgt: vandaag 20 Cheribon (f 400 garantie), 21 Bandoeng (f 650.- gar.), 22 Bandjarnegara (f 300.- gar.), 24 Toerwokarta (f 300.- gar.), 25 Bangoewas (f 300.- gar.), 26 Soekaboemi (f 400.- garantie), 27 Batavia eigen afscheidsavond, 29 Batavia Dierentuin (f 400.- uitkoop), 2 Dec. Buitenzorg (f 300.- uitkoop) en 3 December 'n soort cabaret-avond ten behoeve van den Kunstkring, hier, waarop ook bovengenoemde mevrouw Sitsen en haar man zullen meewerken. In Concordia verdienden we eergisteren en gisteren met de boekjes mee f 1000.-. De zaken gaan dus goed. Hè, als ik nu eens fiks door m'n beeren kon heenkomen. Wat zou dat heerlijk wezen, hè! Zoo 'n rustig gevoel.... Van je moeder krijg ik ook nog een Sinterklaascadeautje voor je mee. Moet òòk nog 'n verrassing blijven. En nu m'n allerliefste Schattebout, ben ik heusch uitgeschreven. Stel je voor, als je dezen ontvangt, wel dan ben ik al bijna weer in Port Said en koop er - als 't er àf kan - struisveren voor Fietje. Je schreef wel Singapore, maar dat zal wel Port Said moeten zijn. En dàn, na een dag of tien, ben ik weer bij je, mijn lieve kleine Vrouw. Dan is 't uit met al die omhelzingen-in-gedachten en met al die papieren zoenen. Dan sluit ik mijn liefste Engel weer vast in mijn armen en blijf hèèl, hèèl lang bij haar. Ik wil òòk niet meer zoolang en zoo ver weg, zonder jou, hoor. Ik vind 't heelemaal niet Palstierig’Ga naar eind118... Dag, mijn eigen allerliefste, God zegen ' je!
Je trouwe Man. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Weltevreden, den 27en November 1913.hotel des indes batavia
Mijn allerliefste Snoezevrouw,
Deze, mijn laatste brief uit Indië - want de volgende ben ik zelf - deze brief, zeg ik, zal kort zijn en waarschijnlijk niet eens krachtig.... Want om je de waarheid te zeggen: ik ben dood - en doodmoe. Zooeven kwam ik thuis uit Soekaboemi (vertrok van daar om 5 uur!) en straks gaat al de mail sluiten. Bovendien is er niets te vertellen, want die heele onafhankelijkheidstournée waarvan ik den vorigen keer schreef, die is nu achter den rug en 't was vrijwel overal koekoek-één zang, of, in dit geval liever Swiepje-één zang! Alleen kwam er nog in de gauwigheid Wanosobo bij met 200 poppetjes en dat maakt, dat ik vanavond mijn record sla door mijn elfden-avond-achter-elkaar te geven. Dat je voor zoo'n prestatie solide leven moet spreekt vanzelf en dat ik het tot-nu-toe, dat is dus tien avonden er goed heb afgebracht, bewijst je wel, dat ik mijn onthoudingssysteem heb gecontinueerd. In heel mijn verblijf in Indië heb ik nu één paitjeGa naar eind119 gedronken nl. in Bandjarnegara, waar ik doodmoe en suf gespoord en getuft aankwam en niets anders krijgen kon om mijn gezonken levensgeesten weer op te kikkeren. Met dat al zie ik er nu op 't oogenblik allesbehalve florisant uit, erg moe natuurlijk met zware kringen onder m'n oogen en straks ga ik me even onder behandeling van Dr. Ten Brink stellen, 'n collega van Passtoors, omdat, waarschijnlijk tengevolge van de overgroote vermoeienis en Abgespanntheit die kleine vloeiing, waarover ik zooals je weet indertijd Passtoors ook nog eens - door middel van die glaasjes zending - heb geconsulteerd, mij nu erg hinderlijk is geworden. 't Schijnt zooiets te zijn als bij jelui-vrouwen de ‘perte blanche’, die ook door vermoeienis toe- en afneemt. Deze laatste uitdrukking is verkeerd, maar ik ben ook eigenlijk te suf om het te gaan corrigeeren. - Het geld wordt wèl zuur verdiend, maar verdiend wordt het dan toch. Max heeft uitgerekend, dat wij in Amsterdam samen 10 mille te verdeel en zullen hebben, waarover dan natuurlijk de door ons genoten voorschotten afgaan. Voor mijn portie komt dan schoon 'n 4000 gulden denk ik. Bepieker alvast maar eens, hoè we die over onze schuldeischers zullen verdeelen. Opgeschoten zijn we in elk geval. Als nu Duitschland maar 'n beetje wil, want - wonderlijk genoeg! - van Guttmann hoor ik, nà de erkenning van onze geldzending à f 300.- (500 Mark) niets meer. Ik zou 't erg beroerd vinden als we nu tòch weer in Nederland op tournée moesten. Met Max heb ik onlangs even ‘woorden’ gehad over de afrekeningsprincipes. Hij wou namelijk de boekjesopbrengst maar weer door de helft deelen in plaats van 3 tegen 2. Ik heb hem aan zijn verstand gebracht, dat hij over zoo'n nieuwe berekening bij het begin - en niet bij het einde van de tourneé had moeten spreken en dat ik er in elk geval niet aan dacht om afstand te doen van mijn voorrechten, welke voortspruiten uit het feit, dat per slot van rekening zonder mij de heele onderneming ‘P.B.’ nooit zou hebben - of verder zou kunnen bestaan. Hij sputtert daar erg tegen en vindt het ‘zoo'n beroerd gevoel’, maar ik heb hem gezegd, dat hij daaraan toch zal moeten wennen. Nu heeft Max toen in de hitte van zijn argument mijn oude voorstel te berde gebracht om door een commissie van drie onpartijdigen eens onze financieele verhouding te laten regelen, en toen is hij erg geschrikt toen ik op dit voorstel natuurlijk grif inging. Hij wil het me nu, geloof ik, wel doen vergeten en heeft eigener beweging verklaard, dat hij in die boekjes-quaestie inzag ongelijk te hebben gehad, maar ik hou' nu pootje-bij-paaltje en stà op een scheidsgerecht. Wie zal ik als mijn arbiterGa naar eind120 uitnoodigen? Denk daar eens goed over, ja! Ik van mijn kant heb goedgevonden, dat wij enkele posten, zooals die van de belasting die naar onze netto inkomst berekend wordt, niet gelijkelijk dragen, maar dat ik daarvan 3/5 voor mijn rekening nemen zal, terwijl wij bijvoorbeeld de bonus van f 800.- van de Stoomvaartmaatschappijen gelijkelijk zullen verdeelen, want aanboord heeft Max evenveel, zoo niet meer gedaan dan ik. - Het blijft intusschen een makker waar je mee op moet passen, die Max, vooral om dèze | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||
reden, dat hem het principe van loyaliteit van samenhoorigheidsverplichting (deze vertaling is 'n prachtstaaltje tegen de argumenten van die vervloekte taalzuiveraars!) te eenenmale ontbreekt. Dat valt mij ook zoo vaak op in de wijze, waarop hij over zijn Vrouw spreekt en dan denk ik vaak, zóó spreekt hij nu natuurlijk tegen anderen ook over mij. Trouwens, daar weet jij van mee te praten uit den tijd, dat hij jou ‘waarschuwde’.... Hè, wat 'n vervelend stuk brief is dit. Eerst allemaal over zaken en nu nog op den koop aan 't roddelen. Nee, hoor Pop, ik schei' ermee uit. Deze gaat den 27en weg en kan dus ongeveer den 20sten December bij jou zijn. Nu, dan hoef je nog maar 'n week te wachten, dan zijn we, God-zij-geloofd, weer bijelkaar. Liefste Schat, wat zal dàt heerlijk zijn. Zoó erg verlang ik naar je, dat ik het die drie weken aanboord van ongeduld haast niet uit zal kunnen houden. Maar ik heb ze hard noodig, die drie weken om weer bij te komen. Dag, mijn eigenste, allerliefste. Nu nog maar héél kort en dan kus ik je heusch, zooals ik 't nù doe in gedachten. Dag Schatteke. Groet alle vrinden. Jij honderdduizend poenzen van je
Mannie | |||||||||||||||||||||||||||||
Weltevreden, 29 November 1913 halfelf 's morgens.hotel des indes weltevreden (java)
Mijn liefste, kleine Schat,
Nog even, met de Duitsche mail, 'n klein briefje, niet omdat ik veel nieuws heb, maar omdat ik 'n oogenblikje vrij heb en zin voel om eventjes nog in gedachten met mijn Allerliefste samen te zijn. Dat ben ik eigenlijk wel altijd, maar zoo op papier merk ik 't nog beter. 't Is zoo heerlijk, mijn Lief, dat jij altijd om en bij me bent, ook al scheiden ons mijlen en mijlen van land en water. Vannacht bijvoorbeeld, of liever 't was, geloof ik, al morgen, heb ik je duidelijk bij me gehad en heb je me recht in m'n oogen gekeken, zoodat ik in jouw lieve bruine kijkers duidelijk de liefde-lichtjes tintelen zag. Heerlijk! Ik verlang zoo innig ernaar, mijn Schat, dat ik weer bij je zal zijn, dat we elkaar weer alles zullen kunnen vertellen, dat we weer samen den grooten strijd om 't vrije leven zullen kunnen aanbinden. Ik merk 't het beste, nu ik niet eens meer brieven van je krijg, hoe leêg het in me is, als ik met jou geen contact heb. Maar juist daarom is zoo'n scheiding nu-en-dan zoo goed, om weer eens te merken hoe zeer je elkaar behoeft. Maar als ik weer eens tot zoo'n lange en verre reis gedwongen ben, dan moet je tòch maar liever mee. Er ontbreekt me nu geestelijk en lichamelijk materieel en moreel zooveel, waarvan jij toch alleen maar de aanvulling kunt geven. We moeten maar trouw samen studeeren en zingen, zoodat je nooit als ‘ballast’ behoeft te worden aangemerkt. Tegen dien tijd ('t is ellendig om 't te zeggen, maar alles wijst erop) tegen dien tijd kan 't Max misschien niet eens meer schelen, of Annie meegaat of niet en dan is er één groot struikelblok voor jouw meegaan tenminste uit den weg geruimd. - Ik vond juist gisteren een prachtig chanson, dat zoowel voor jou als voor mij geschikt is. Dat breng ik natuurlijk mee. M'n vriend Sitsen had het, met wien en met wiens vrouw wij bezig zijn te repeteeren voor 'n cabaret-avond hier in den Kunstkring. Daar verdienen we geen geld aan, wat nu achteraf wel jammer is, want de laatste dagen loopen 'n beetje tegen. Van ons laatste optreden in den Schouwburg hielden we nog geen f 300.- schoon over en een beloofde avond in de Cantine gaat niet door. Enfin, we mogen - al hebben we ook met enkele dingen nogal pech gehad - niet klagen. Je weet, dat ik zei: ‘als ik deze drie maanden doorkom en nog genoeg over heb om Lo te betalen, dan ben ik tevreden.’ Nu, ik stuurde het nog 'n heel eind verder. Ik ben hier alleen nog 'n rekening van mijn keeldokter te wachten, die niet gering zal zijn en aan Dr. ten Brink heb ik f 20.- mogen dokken om te vernemen dat ik niets mankeer in mijn ‘onderste Regionen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De vermoeienis heeft alleen 'n beetje ‘witte vloed’ veroorzaakt, zooals dat meer bij zwakke menschen voorkomt en, jè wèèt, ik ben altijd 'n zwak poppetje geweest.... Zeg, Schattebout, daar komt mij 'n wagen halen om te gaan repeteeren. Ik begin dus aan geen nieuw velletje. 't Was ook maar even 'n babbeltje in 'n verloren uurtje. Dag, mijn eigen Allerliefste. Als de Duitsche mail je dezen bezorgt, wel... dan duurt 't nog maar 'n paar daagjes. Dag, Heerlijkheid-van-me. Duizend en één zoenen van je
Swiep.
De feestdagen in de maand december brengen ze gezellig samen door. Enkele Sint Nikolaas gedichten door Jean-Louis Pisuisse gemaakt, zijn ook nog bewaard gebleven. Lieve Fie, wees in je sas,
Sinterklaas geeft je 'n tasch,
'n Tasch met 'n kam en 'n spiegel en zoo
Kortom in één woord ‘'n praktisch cadeau.’
Hij hoopt, dat jij daarin veel jaren
Veel prettige dingen zult bewaren.
Je zakdoek, je beurs en je poudre-de-riz
En veel telegrammen van je Louis.
En als-ie niet naar je zin wezen mocht,
Sint Nicolaas heeft 'm bij LaimböckGa naar eind121 gekocht,
Dan hoef je dus niet te jamm're' of te huilen,
Want dan kun'je hem morgen desnoods gaan ruilen.
|
|