Mijn liefste lief
(1989)–Jean-Louis Pisuisse– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen
[pagina 56]
| |||
Juli 1911-Januari 1912.
| |||
[pagina 57]
| |||
Voor de zomer van 1911 zijn Jean-Louis en Max Blokzijl weer in Nederland terug. De impresario Max van Gelder zorgt voor de engagementen door het gehele land. Zomers treden zij op in het Kurhaus - Cabaret in Scheveningen. Fie Carelsen heeft weinig werk. Zij hoort vaak dat zij moeilijk te plaatsen is door haar type (lang, slank, donker) in tegenstelling tot het ideaal beeld van de vrouw in haar tijd. Veel steun ontvangt zij van Jean-Louis Pisuisse. Zijn ster blijft rijzen (Kurhaus-cabaret) en regelmatig werkt zij mee in zijn programma. Zij leert buitenlandse talen spreken op zijn aansporen. Ook moet zij, zoals Pisuisse het uitdrukt ‘haar eigen, lieve stem gebruiken en niet de onnatuurlijke hoge toon die Royaards van haar verlangt.’ Fie woont op kamers in Pension Das, Leidschekade 95, Amsterdam. | |||
Amsterdam, 7 Augustus 1911hotel palais royal Café-Restaurant. amsterdam Electrische verlichting, Centrale verwarming, Electrische lift, Badkamers Warmwaterleidingen, Huistelefonen, Electrische wekkers en Automatische brandschellen op alle Kamers, Brandkranen en slangen op alle verdiepingen. Conducteur aan den trein.
Mijn allerliefste Fieps!
Blijf s.v.p. nog even op mij wachten! Ik moet om halfdrie poseeren voor 'n reclame kiek en zal dus waarschijnlijk wat later komen. Niet huilen, hoor! En niet erg - ongelukkig meisje zijn. Dag, snuit! Je
Swiep. | |||
- zaterdag 19 augustus 1911.De HofstadGa naar eind1
Wat Louis Pisuisse vertelde. Ervaringen van hem en Max Blokzijl.
Och, als je in Holland ben, dan wil je wel eens naar buiten, dan verveel je je soms, maar als je dan jaren heb gezworven, nou, dan doet die knusse gezelligheid je toch weer goed. De menschen zijn hartelijk voor me. Ze zijn me nog niet vergeten. Drie jaar geleden waren we 'n beetje bekend, vooral door die tocht als straatmuzikanten en het boekjeGa naar eind2 dat we daarover geschreven hebben. Die tijd is voorbij. Ik heb heel wat geleerd. Nou hoop ik de menschen meer met artistieke prestaties te boeien. Je begrijpt wat ik meen. Ik geloof nog altijd, dat het 't internationale is, dat het publiek trekt. Ik zing Hollandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch. Op Java hebben we wat Maleisch geleerd. Ik mag niet zeggen, dat ik dat nu grondig ken, maar toch voldoende om je verstaanbaar te maken, den weg te vragen en zoo. Op het cabaret-programma staat ook een indisch liedje. Overigens leg ik me meer en meer op declameeren toe. Ik maak zelf ook wel eens wat. Zoo staat er een liedje op mijn repertoire: ‘Poezie en Proza in de thee’. De poezie, dat is het Javaansche meisje, dat thee plukt, en mijmert, hoe ze daarmee haar uitzet verdient; in het tweede deel drinkt mijn oude tante haar kopje. Maar dat zal je vanavond hooren. De Javanen begeleiden wel met een kleine, dikke guitaar. De muziek daarvan nu heeft Max voor de piano overgezet. | |||
[pagina 58]
| |||
Dat samenwerken kan wel eens moeilijkheden geven. Ik meen zóo: ik maak een chanson en zoek daar muziek bij. Ik zelf kan daar geen muziek bij schrijven. Dat doet Blokzijl. Maar al verstaan we elkaar ook uitstekend - we reizen al zoo lang samen - er hapert nog wel eens iets. Niet natuurlijk in de kwaliteit van de muziek, die is altijd uitstekend, maar.... nou ja, je heb je dat zelf wel eens ànders gedacht. Dan zing ik daar tegen aan, zoo lang tot ik het liedje daarmee vereenzelvigd heb. Die Max is een verdoemies begaafde jongen. Jammer, dat daar niet meer van blijkt. Hij kon harder werken. Ik herinner me daar: een tijdje hebben we met den ouden Chrispijn en zijn vrouw op Java gereisd. Van hem heb ik veel geleerd. Een heel eigenaardig programma. Ik zou het wel eens in Holland willen probeeren om te zien, wat het hier doet. Eerst speelden we met mij een eenacter van Schnitzler, daarna nog enkele andere nummers, en na de pauze een door mij naar een bekend gegeven ontworpen mimodramaGa naar eind3. Daar had Blokzijl de decors voor geschilderd en... tiptop, Meneer. Tevoren ging nog een nummer, waarin Chrispijn met Christien als het ware levende beelden voorstelden, dat wil zeggen: ze bewogen, zonder te spreken, in costuum, terwijl ik achter de schermen de tekst reciteerde. Maar toen waren we al een tijd in indië, en de kranten waren niet zo vriendelijk meer als bij 't begin. Er was ook misschien wel 't een en ander aan te merken. De menschen vonden ons toen al zoo wat verindischt. Verschillende meenden, dat ze ons nu niet meer die gastvrijheid schuldig waren, die ze nieuw-aangekomen gewoonlijk bewijzen. Dan moet je ook niet vergeten: voor artiesten is tegenwoordig in Indië het vet van de ketel.Ga naar eind4 Toen we kwamen, nu drie jaar geleden, maakten we nog het staartje van den bloeitijd mee. Dat is nu voorbij. De laatste maal, dat we Java bereisden, waren er wel een acht troepen tegelijkGa naar eind5. Nee, 't zou uitstekend zijn, als ze Indië eens een jaar of wat lieten besterven, wat artistieke exploitatie betreft. We hebben 't zelf gemerkt. Natuurlijk, je werd nog dikwijls bij particulieren te logeeren gevraagd, maar haast nog meer moesten we in een hotel kruipen. Vroeger, toen er zoo nu en dan een artiest heen kwam gedwaald, was dat anders... Over 't algemeen is 't er me best bevallen. De menschen hier, denken het daar nog te veel als uitsluitend apenland. Neen, dan moet je zoo 'n hotel als ‘des Indes’ in Batavia zien. Je zit daar in een marmeren eetzaal, met een uitstekend strijkje, en achttien bedienden, alleen om de rijsttafel te bedienen. Dat zwermt maar ineens binnen, ieder met een schaaltje. Eens heb ik geteld, dat er acht en veertig menschen in de zaal waren, enkel om te bedienen. De particulieren zijn daar zoo makkelijk. Dat is 'n verschil met hier. Och, als je hier bij rijke menschen komt, doet het er ook niet toe, of er een eter meer of minder aanschuift. Dáár geeft iedere huisvrouw haar kokkie maar last, wat meer te bereiden, en je blijft overnachten. Natuurlijk scheelt dat weer naar de streek, waar je belandt. We hebben op plaatsen, waar weinig vreemdelingen komen, zooals in Makasser of de binnenlanden van Sumatra nog de echte, Indische gastvrijheid gevonden. Maar laat ik je geregeld van onze tochten vertellen. Je weet, toen we in 1908 vertrokken, hebben we even een frissche neus in Parijs gehaald, en toen direct op Java aan. Daar hebben we allereerst onze opwachting in Buitenzorg gemaakt. Van Heutz was toen nog Toewan BesaarGa naar eind6. Die heeft ons heel vriendelijk ontvangen. Aan zijn steun hebben we veel gehad. Op diens aanraden zijn we naar Atjeh getrokken. Dat is 't plezierigste deel van de tocht geworden. Niet uit financieel oogpunt. Je begrijpt, op de posten in het binnenland traden we enkel voor een onder-luitenant en de troep op. Maar dankbaar publiek, als dat is! Het heeft me ook geholpen bij 't samenstellen van m'n Hollandsche repertoire. Wat dat is? | |||
[pagina 59]
| |||
Enkele dingen heb ik zelf gemaakt, en dan hebben we liedjes van Eduard Jacobs meegekregen, die destijds nieuw waren. Die Jacobs is een knappe kerel. Jammer, dat-ie niet altijd oorspronkelijk is. Hij vertaalt wel eens. Op de kustplaatsen Kota Radja, Deli en andere traden we ook op, maar verdienden we niet veel: er wonen weinig Europeanen. Uit Atjeh hebben we brieven naar het Handelsblad geschreven, waar we immers vroeger allebei aan de Redactie verbonden waren, ik tevoren nog vier jaar als Londensche correspondent. We hadden ons wel voorgenomen, geregeld van onzen tocht in de krant te vertellen, maar dat was niet vol te houden. Ten eerste verlies je zoodoende alle contact met de krant, en dan, we reisden vlug, van de eene plaats naar de andere, dikwijls in de binnenlanden. Dan heb je geen gelegenheid, daar telkens verslag van te maken. Zoo'n journalistiek berichtje, dat gaat wel, maar voor zoo'n exposé moet ik in een rustige kamer zitten, aan m'n eigen schrijftafel. Voor Atjeh was 't wat anders. Daar kon de toestand iedere dag veranderen. Daar was het dus heet van de naald. Te meer, omdat de toestemming van den Grooten Heer ons in staat stelde, den toestand te zien, zooals die werkelijk is, niet, zooals ze dien buitenstaanden graag tóónen, d.w.z. aan de zelfkant. Zoo zijn wij eenige malen Java doorgetrokken. We hebben Sumatra doorgereisd en zijn daar ongeveer anderhalve maand aan de drie goudmijnen,Ga naar eind7 die je er hebt - hoe heeten ze ook weer? Je weet wel - stil geweest. Dat is zeer interessant. Daar hebben we de goudproductie bestudeerd. Dan krijg je 'n idée, hoe goud gedolven wordt enzovoort. Er was ook een heel internationaal gezelschap: Duitschers, Engelschen, Hollanders. Natuurlijk zijn we er ook opgetreden. Als je nu denkt, dat we schatten hebben verdiend, heb je 't mis. Kijk, we hinkten opzettelijk op twee gedachten. We zijn als journalist dikwijls in streken geweest, waar we met onze liedjes weinig of niets konden doen, maar die we toch gezien wilden hebben. Bijvoorbeeld, van die tocht door Sumatra heb ik niets geen spijt. De natuur is daar zoo machtig mooi. In Medan en omliggende plaatsen vooral hebben we succes gehad. Daar zijn op de plantages van die jongens, die hier van de h.b.s. zijn gesjeesd. Nu, dan is 't zoo leuk, om in die menschen nog eens met Fransche chansons oude herinneringen wakker te maken. Je kan zien: dat doet ze goed. Ik heb overigens veel zorg aan m'n kop gehad. Een paar maal ziek gelegen, en op Sumatra een poot gebroken. Vanochtend in zee merkte ik 't nog: m'n knie zwikte door. En 't beroerde is: als een van ons niet op kan treden, liggen we allebei. Eén keer ben ik nog op krukken òp het tooneel gestrompeld. 't Publiek is zoo aardig in Indië. Jullie hier denken, dat dat enkel grove lui zijn. Geen kwestie van. Je hebt er wàt 'n schrandere koppen onder! En dan: er komen tegenwoordig meer en meer dames. Die maken den toestand ook veel beschaafder. Vooral in Medan. Inlanders had ik haast niet onder 't gehoor, behalve een enkelen Regent. Wel verstaan de menschen soms niet alles. Dat is 'n verduiveld pijnlijk gevoel. Alfred Müller, den drogen, geestigen kerel, dien jullie uit Scheveningen kennen, heeft me daar nog 'n grappig verhaal van gedaan. Hij ‘zegt’ enkel in het Duitsch. En, als je hem niet verstáát, kan je thuis blijven. Op de wóórden komt het aan. Nou, ik had met dien kerel te doen. Ik weet het zelf: de menschen beginnen onwillekeurig te schuifelen, als er een liedje komt, dat ze niet verstaan. Daarom willen we ook niet in een Variété optreden. er zijn ons mooie aanbiedingen gedaan, maar hoe mòet dat? Moeten we dan het internationale van onze liedjes onderstreepen met telkens in het daarbij passende costuum op te treden? We zijn ook nog in Berlijn uitgenoodigd, op twee plaatsen. Ons plan is, later naar Amerika te vertrekken, maar wat mij betreft, blijven we hier eerst een jaar hangen. Van Amerika stel ik me wel iets voor. Als we die mensen onder het publiek hadden, liep het goed. | |||
[pagina 60]
| |||
We hebben een stukje van Borneo gezien, en Banka, en zijn toen overgestoken naar Singapore. Daar hebben we na veel moeite-een voorganger,Ga naar eind8 die een belofte niet was nagekomen, zat ons in den weg-in de Hollandsche, Engelsche en Duitsche club voorgedragen. Vandaar verder naar Japan. Daar hoef ik je niets van te vertellen. Toen naar China: Peking, Tientsin, en hoe die groote plaatsen verder heeten. Daar hadden we tegenspoed: het weer deugde niet. Dat wil zeggen: het was prachtig, maar de mensen waren naar buiten. Daarna met de Trans-Siberische langs Irkoetsk en zoo voort naar Sint Petersburg. Daar heeft de consul van Gilse van der Plats een avond voor ons op touw gezet. En nou zitten we weer in Scheveningen. | |||
Den Haag, 21 Aug. '11Mijn lieve Fieps,
't Is me betoel-betoelGa naar eind9 onmogelijk hier weg te komen, al wou ik zoo graag. - Mijn Vrouw is ziek bij mij in pension; ik zelf ben ook onder dokter's handen. Geldgebrek dwingt me om zonder ophouden te schrijven en er uitbreken kan ik niet. Schrijf me dus per adres Kurhaus-Cabaret Scheveningen wat je me te vertellen hebt en dan zal ik je direct antwoorden. In Hilversum had ik je graag nà de voorstelling nog even gesproken, maar je was al weg. Kan jij misschien niet eens naar Den Haag komen en mij 's avonds in 't Cabaret vinden? Tot spoedig ziens of hoorens
Swiep | |||
Scheveningen, 23 Aug. 1911.Liefste Fieps -
De zaakGa naar eind10 waarover je me schrijft is inderdaad zeer gewichtig. Ik arriveer ter nadere bespreking morgenochtend 11.22 Centraal-Station. Kom me maar afhalen. Ben je er niet, dan bel ik je wel op. Dag!
Swiep | |||
Scheveningen, 29 Aug. '11kurhaus theater Directie: Max van Gelder
Mijn allerliefste Fieps,
Ik ben zuur, lam, ziek en beroerd, heb de grootste ellendigheden aan m'n kop, die zich verzinnen laten en zit me hier in m'n kleékamer te verdommen. Vergeef onder die omstandigheden, dat ik niet lang of opgewekt schrijf. - Alleen zakelijk -Ga naar eind11 Komt niet naar Noordwijk. Ik moet er bij Becht logeeren en we zouden niets aan elkander hebben. Wat de ‘geschiedenis’Ga naar eind12 betreft. Komt die ellende nog werkelijk al mijn belabberdheden vergrooten, dan zal ik je geld sturen om te voorkomen dat een kind geboren wordt, waarvoor ik niet zorgen kan. Elken dag trekt me dieper in de schulden. Ik weet er niet meer uit te komen Vergeef me dat ik niet langer schrijf. Ik voel me te beroerd - Veel liefs als altijd van je Swiep. | |||
[pagina 61]
| |||
[± 30-8-1911.]Ga naar eind13Lieve Fiepselaartje,
Hier zijn de duitjes met héél véél liefs van je
Swiep.
Hou je maar flink, hoor, ook ditGa naar eind14 zal eens verleden zijn!
Dag schat. | |||
Scheveningen, 9/9 '11.Mijn allerliefste Fieps. Het noodlot schijnt 'n mensch altijd uit zijn hoogste geluk in zijn diepste ellende te willen donderen. Gisteren leefde ik den heelen dag in de gelukkige herinnering van den blijden morgen.... Nu ben ik diep beroerd over mezelf en doodelijk ongerust over jou. - Gisteravond nam ik namelijk allerwonderlijkste verschijnselen bij mezelf waar, die zich vanochtend voortzetten en mij reden gaven te gaan consulteeren een specialist in.... geslachtsziekte. En ziedaar: ik ben ziek. Hoe ik dááraan kom is mij een raadsel maar hoe beroerd het ook voor mij is, het maakt me driedubbel ellendig omdat ik juist gisteren, zonder iets te weten met jou ben samengeweest en me nu doodelijk ongerust maak over jou. Zou ik nou waarachtig allerlei ellende over jou moeten brengen? De Hemel geve dat ik me noodeloos ongerust maak, maar in elk geval, lieveling, stel je dadelijk onder vakkundige contrôle. Speel gewoon open kaart tegen je dokter. Zeg dat je samen bent geweest met iemand die eerst later bemerkte niet in orde te zijn; zeer waarschijnlijk kan dan elk mogelijk kwaad gevolg nog voorkomen worden. Ik stuur je morgen uit Arnhem alvast wat geld. Laat mij dadelijk Maandag, Poste restante den Haag uitslag weten. In haast en ellende
je diep-ongelukkige Swiep. | |||
Den Haag, 12 Sept. 1911.Mijn allerliefste Fiepsekind, Godlof en dank dat je gezond bent! Dat is 'n pak van mijn hart. Ik heb tot Maandag toe geen oog kunnen dichtdoen van beroerdheid en angst, maar nu voel ik me weer heelemaal gerust en kan me mijn eigen ziekte heelemaal niet meer schelen. 't Schijnt trouwens met mij ook niet zoo erg te zijn: een staartje van een oud ‘ongeval’ dat me in 1905 in EngelandGa naar eind15 overkwam en waar ik in Atjeh ook al last van had gehad. Waarschijnlijk hadden de danserij en de wisky van Donderdagavond er wat mee te maken. Enfin, in een dag of wat hoop ik weer 't heertje te zijn. Arnhem was beroerd! Er waren verkeerde dagen aangekondigd, zoodat het publiek niet wist, waaraan het zich moest houden. Bovendien was 't er nog veel te warm en was er notabene zondagavond óók een buitenconcert in Musis Sacrum. Van Gelder heeft natuurlijk al een geduchte uitbrander van mij beet en zal voortaan wel beter op zijn tellen passen. Door dien tegenslag in Arnhem kon ik je van daaruit nog geen geld sturen. Ik doe het echter vandaag of morgen. Als P. de G.Ga naar eind16 àl te ‘zudringlich’ wordt, dan geef je hem maar uit mijn naam 'n tik op z'n vingers en vertelt hem dat-ie van mij méér kan krijgen. Ik wensch niet, dat ze mijn Vrouwtje te na komen. Ik sta nu op 't punt van naar Wageningen te gaan, was den heelen morgen en gister-avond aan 't verhuizenGa naar eind17 en | |||
[pagina 62]
| |||
moet nu een uur zoetbrengen in de wachtkamer van de g.s.Ga naar eind18 Vandaar dit kaartje, onleesbare potloodkrabbeltjes. Dag, mijn lieveling! Heel, héél veel lieve gedachten en zoenen van je nu weer getrooste Swiep.
De brieven van 9-9-1911 en 12-9-1911 zijn geschreven op een Postblad. De ontvanger moet de brief aan drie zijden op de perforatie openritsen, daarna wordt de tekst zichtbaar.
Op de achterkant van het Postblad in haar handschrift: Haarlem Alkmaar 10.49 - 11.53 | |||
6 october 1911.Nieuwe Rotterdamsche Courant.
Pisuisse en Blokzijl.
Salon Doele.
Begonnen als: leutige journalisten, in schunnige plunje den boer op, verlangend naar een ongewone, avontuurlijke vacantie. Toen: de wereld ingegaan, reizen en trekken in vreemde landen. Veel gezien en veel geleerd. En nu teruggekeerd als artisten in hun vak. Het orgeltje van Blokzijl heeft plaats gemaakt voor een concertvleugel en hij bespeelt het instrument zoo vaardig en gevoelig muzikaal, dat men er met welgevallen naar luisteren kan. Ook Pisuisse is sterk vooruitgegaan. Over zijn stem had hij niet de volle beschikking: heeschheid maakte hem het zingen lastig, zoodat over zijn vocale prestaties nu niet geoordeeld kan worden. Wel over zijn voordrachtskunst, die fijner geworden is, en tintelender. Heel scherp weet hij het karakter der chansons te doen uitkomen, ook door vaak uitstekende mimiek. Hoeveel meer middelen staan hem thans ten dienste dan vroeger. Knap nietwaar, zooals telkens verschillend het refrein Rataplan klonk van het liedeke Le roi a fait battre tambour, telkens geheel in overstemming met de stemming van het couplet. Knap ook het snerpende liedje van Aristide Bruant A Biribi of het My old Dutch. Kortom, Pisuisse heeft ons voortdurend geboeid en niet zelden vermaakt. Ook als conférencier heeft hij verdienste. Hij spreekt gemakkelijk, heeft vernuftige invallen. Ook wel eens minder gelukkige. Wij kunnen een grapje verdragen, gunnen den voordrachtskunstenaar - gelijk trouwens alle kunstenaars - gaarne de grootst mogelijke vrijheid. Doch het aardigheidje over staatsmannen en retraite - in het inleidingsspeechje - had o.i. beter achterwege kunnen blijven. Een talrijk publiek heeft ruim twee uur aandachtig geluisterd en het aardige tweetal bij herhaling hartelijk toegejuicht. | |||
[pagina 63]
| |||
Op de voorkant van de enveloppe: zonder postzegel. | |||
8 october 1911.Mejuffrouw Fie Carelsen Maria PaviljoenGa naar eind19 Kamer 43 1e Oosterparkstraat
Mijn eigen allerliefste Fiepsevrouwtje,
'k Was vast van plan je vanmiddig te komen opzoeken - gisteren mocht ik nog niet van den dokter - en ik telefoneerde dan ook al met het Maria paviljoen en liet zeggen dat ‘Meneer Swiep’ komen zou. Maar.... meneer Swiep kan niet weg, helaas! Mijn Vrouw moest naar den Haag en komt pas vanmiddag om drie uur terug, mijn huishoudster heeft vandaag haar ‘heele’ uitgaansdag en is nù reeds tot morgenochtend verdwenen. En nu zijn mijn kinderenGa naar eind20 alleen en kan ik niet weg. Ik zal nu straks met hen samen dezen brief gaan brengen aan de verpleging, zoodat je vanmiddag niet tevergeefs wacht. Kan ik eenigszins weg, dan kom ik vanavond wel even, maar veel hoop heb ik daarop niet want Lou Gimberg, die voor de 18e-maal ruzie met Caro van Dommelen heeft, komt bij me eten. Maar morgen kom ik zeker, vóór ik naar Gorichem ga. Gisteren was ik bij Dr. De SmittGa naar eind21, die mij op de hoogte van den toestand bracht en me verzekerde, dat we ons niet ongerust behoefden te maken. Je hadt bovendien, zoo zei hij, de operatie zeer tot zijn tevredenheid doorstaan, en kondt nu meteen eens goed rust nemen. Verder moesten we je later een flinke versterkingskuur laten ondergaan. Je had eens moeten hooren, hoe we tegen je samengespannen hebben: o.a. hangen je, als je weer beter bent, hectoliters room boven 't hoofd! Op de ClubGa naar eind22 waren ze gistermiddag allen zeer vriendelijk - belangstellend - òòk Fie de Vries - en over den aard van de operatie die je hebt ondergaan hebben ze niet 't minste boos vermoeden. Ik zelf heb me gisteren ook maar weer eens laten onderzoeken en m'n dokter kwam alweer tot de conclusie: ik vind niets en U heeft niets. Maar met dat al voel ik me maar beroerd en ziek. Maandag terugkomen heet het nu weer. Enfin, ik zal nog eens gaan, maar mijn corpus schijnt geheimzinnigheden te hebben, waar een gewoon doktershoofd niet bij kan. Ik bedenk, terwijl ik zit te schrijven een plan om toch nog even bij je te kunnen komen vandaag. Misschien kan ik tusschen halftwee en halfdrie even mijn kindertjes alleen laten en dan kom ik als een haas nog even met een ataxGa naar eind23 naar de Oosterparkstraat. Kom ik echter niet, dan moet je niet weer zoo vreeselijk boos op me worden, niet vertellen dat ik ‘gedaan kan krijgen’ en dat ik ‘mijn schoenen niet verslijt’, maar wèl bedenken dat ik het nog tienmaal zoo beroerd vind als jij, wanneer de omstandigheden mij verhinderen om me geheel aan mijn arme, zieke Fiepsekind te wijden. Ik zal nu dezen brief met 'n kruierGa naar eind24 naar je toe sturen. Ook wat bloemen om je kamer op te vroolijken. Tot spoedig ziens, mijn liefste. Heel, hèèl veel innige gedachten, en kussen op je ‘slechte’ oogen van
Je mannie | |||
[pagina 64]
| |||
Gorinchem, 10 October 1911.Hôtel oosterwijk Bondshôtel. a.n.w.b. - t.c.d.b. ned. aut.-club.
Mijn arme, kleine Zieke Vrouwtje. Je ziet hoe trouw ik mijn belofte houd! Reeds bij het krieken van den uchtendstond, d.w.z. negen uur in den morgen, zit ik aan je te schrijven, opdat je vanmiddag behalve de brieven van al je andere vrinden er toch ook een krijgt van iemand, die - zij het ook een heel klein plaatsje - dan toch een plaatsje in je ruime hart inneemt; om zoo te zeggen een kamertje in het ‘volkslogement’ gehuurd heeft.... Gemeen, hè? arme stakker om in al je ellende nog zoo geplaagd te worden. Je weet nu eenmaal welk een door en door slechte en gemeene inborst die man van jou heeft. Je hebt 't gisteren zelf gezegd: niets deugd er aan me! Laat ik je nogmaals in ernst mogen aanraden: neem een ander, Paul, de Frabbob, van Kempen, Tindal, Lou, de jonge dokter, de oude dokterGa naar eind25 de.... de regel was te klein, ze kunnen er niet allemaal op! Zie zoo, en als je nou lekker goed nijdig bent, neem ik je slechte zwarte kop in mijn armen en zoen ik je op je heerlijke bruine oogen. 'n Slechte, zwarte heidin ben je... en tôch! Max zit als 'n razende aan AnnieGa naar eind26 te pennen - och, och, die jongverloofden! - en informeert hoe hij zijn liefdesepistel naar Heerenveen kan expediëren, waar zijn DulcineaGa naar eind27 Vriend FritzGa naar eind28 verkracht. Ik heb hem gisteravond ernstig over zijn huwelijksplannen onderhouden. Inderdaad schijnt hij met zulke dolzinnige ideeën rond te loopen, tenminste hij was in de antwoorden op mijn vragen jammerlijk verward en onthutst; blijkbaar had hij niet vermoed, dat ik er al van gehoord had. - Wij, namelijk jij en ik, zijn zedelijk verplicht die twee kinderen van stommiteiten af te houden, die op niets dan ellende kunnen uitloopen. Praat jij dus ook eens verstandig - want dat kan je - met Annie als ze terugkomt. Heb je mijn repertoire-boekje in orde ontvangen? Ik kon het onnoozele ding benijden, dat naar jou toe mocht en.... bij je in bed! Neen, maar zonder gekheid: altijd, wanneer ik van jou vandaan ben gegaan - vroeger op de Leidschekâ was 't al maar nu nog veel erger - voel ik me alsof ik iets vergeten had en weer gauw terug zou moeten. Dat is natuurlijk de drang van mijn innerlijk ‘ik’, die weet dat ik bij jou hoor en dat wij eigenlijk nooit ver van elkaar moesten zijn. Och, mijn liefste lieveling, je kunt niet vermoeden, hoeveel ik, akelige, verwende, blasé-e, verharde kerel die ik ben, van jou ben gaan houden! Ik voel, dat jij als je altijd om en bij me was, me niet zoudt gaan vervelen, maar dat je me die heerlijke, rustige heerlijkheid zou bezorgen, waar ik nu zoo vaak naar snak. Rustig? Ja, tòch! Want al ben je ook een praatster van hou-me-vast, al gaat je mond ook meestal als 'n lazerus-klepjeGa naar eind29 en zit er absoluut geen ‘zit’ in je, tòch voel ik me bij jou altijd rustig en tevreden. Hoe zou 't komen? Dáárdoor, omdat ik alles wat mijn ziel noodig heeft aan aanvulling van eigen leegten, of aan weerklank van mijn gevoelens terugvind in jou. Het is misschien wat afgezaagd om van zielenverwantschap en zusterzielen te spreken, maar dat is het toch werkelijk wat ons heeft samengebracht. - Ik denk dat ik zoo in die psycho-philosofische stemming verzeild ben geraakt omdat ik op 't oogenblik zit te schrijven in den trein met 'n boek van Shaw als lessenaar. Ik kon namelijk in 'n hotel mijn brief niet ten einde brengen en spoor thans - in gedachten met jou - door het heerlijke zon-overgoten Nederlandsche landschap. Neen. Wat is dat eeuwig mooi. Het is de reis naar Gorkum waard, die overigens - maar trieste resultaten heeft opgeleverd, 'n Honderd vervelende, stugge stijve, alleen maar - Hollandsch-verstaande menschen! En nu vanavond Doesburg! Ook al zoo'n verzameling van intellect en wereldzin waarschijnlijk. Enfin, ik heb in Amsterdam toch nog altijd mijn Fieps en dat is 'n troost... Koop vandaag | |||
[pagina 65]
| |||
't LevenGa naar eind30 en lees daarin 't begin van m'n brieven, 't Zal je goed doen - Goddank, Geldermalsen. Dus net 'n oogenblikje zonder horten en stooten om even afscheid van je te nemen.... Zoo... leg je kop tegen me aan - strakjes kan je je haar wel weer in orde maken.. Geef nou je mond hier... Voel je mijn lippen?... Dag mijn aller-allerliefste. Gauw beter worden, hoor - Groetjes van Max en nog een zoen en nog een, en nog een, en nog vele van
Je Mannie | |||
10 - 10 - 1911.‘Het Leven’,
Brieven van Pisuisse, den bekenden journalist-conferencier.
Mijn waarde Van Erlevoordt.
Of er kopij in me zit, vraag je... Man, ik ben tot berstens toe ermee geladen. Al de ervaring, ál 't avontuur, al de wonderbaarlijkheid, al de levenslessen op 'n driejarige vagabondage in vreemde wereldstreken verzameld, beleefd, aanschouwd en geleerd, zijn in mijn geest geconserveerd als brokken kolommen, hoofdstukken druks. Alleen had ik maar 't gelukkig oogenblik te wachten, dat de goden mij weer de drie jaar lang ontbeerde welzaligheid van een eigen kamerhoek met een eigen schrijftafel bescheren wilden, om - gelijk we 't met den ouden vakterm noemen - mijn kopij te spuien. Dat oogenblik is gekomen en nu is het mij een voorrecht om, terwijl ik drie jaar in 't leven ben ondergedoken, in ‘Het Leven’ weer op te duiken als publicist. Waarover ik schrijven zal? C'est l'embarras du choix. Maar wijl ik je blad steeds zoo levendig belang heb zien stellen in alles wat kunst raakt, denk ik dat het je misschien interesseeren zal, wanneer ik dit - mijn eerste zelf-interview, als je 't zoo noemen wilt,- wijd aan 't reizen, als artíst in 't Verre Oosten, met name dan in ons Nederlandsch-Indië. Ik laat daarbij buiten beschouwing de exploitatie van een artistieke onderneming. Omdat ik daarover niet kan meepraten. Er zouden op de rekening en verantwoording van het ‘gezelschap Pisuisse en Blokzijl’ - indien die bestond!-posten voorkomen, welke men op die van geen ander gezelschap vinden zou, eenvoudig hièrom, wijl wij steeds gereisd hebben als menschen die wat zien en wat leeren wilden en niet op ‘geld overleggen’ uit wàren. Wilt ge tòch weten wat ik mij voorstel van een lucratieve kunstreis door Indië, van een onderneming om uit artistieke prestaties in de Oost geld te maken? Ziehier: Zij brenge naar Indië een répertoire van ‘erstklässige’ onderhoudingskunst, vertegenwoordigd door hoogstens vier personen, met als 't kan een aardige vrouw erbij (ik zeg 't maar ‘cru’-weg), wier medewerking door een flink ‘dédit’ verzekerd zij en blijve, want Indië is het land voor verloving van dames-artisten. Zoo'n gezelschap make één tourneé over Java, met 'n ‘abstecher’ naar Makassar op Celebes, niet te vergeten: deponeere uit de eerste verdiensten bij bank of stoomvaart-onderneming geld voor den terugtocht: bezoeke dan Palembang, Muntók, Singapore (dit alleen wanneer het répertoire volledig voor Duitschers en Engelschen te genieten is) en ga vervolgens naar Deli. Zijn op Java de resultaten goed geweest, dan nog even daar een ‘afscheidsvoorstelling’... en dan weg! Wie, als artist in Indië hangen blijft, is verloren. Want het publiek - verwend als het de laatste jaren is door een stage wisseling in leveranciers van kunstgenot | |||
[pagina 66]
| |||
- legt er een, ik wil 't maar noemen, gezonde wispelturigheid aan den dag. Het schenkt een kunstenaar, wanneer hij in zijn genre iets goeds presteert, spontaan en overvloedig zijn gunst. Maar wee hem zoo hij daarop rekenend, er te lang zijn wissels op trekt. Niet, of moeilijk, in de gelegenheid zijn répertoire te vernieuwen, wordt hij in Indië al heel gauw ‘afgezaagd’, want - vergeet het niet! - behalve in Batavia, waar de telkens aankomende nieuwelingen een wisselend publiek vormen, zijn in Java èn Deli de uitgaande menschen weer steeds dezelfden en daarbij betrekkelijk klein in aantal. Deze weinigen kennen een artist - of een artistiek gezelschap - en zijn répertoire al heel gauw door en door, annexeeren hem bij langjarig verblijf als ‘Indisch-man’, ontzeggen hem èn zijn werk de ‘Schonung’ welke hem als gast en ‘baar’ ten deel viel, worden meer-eischend, wikkelen hem in grootere en kleinere bisbilles, leggen naar waarheid of verzinsel, een ‘chronique scandaleuse’ over hem aan, - want, nietwaar, zijn métier brengt mee, dat hij aan den weg timmert - en vóór hij er op bedacht is bewerkt de artist die te lang in Indië bleef, dat hij er in den beperkte kring van daar levende Europeanen, één bekendheid, een misschien beroemd, misschien berucht, misschien getapt, misschien impopulair type is geworden, maar in elk geval 'n type, dus niets nieuws meer is, dus als artist heeft afgedaan. Vroeger, ja, was 't anders, toen de algemeene trek van artisten nog niet naar Indië voerde. Toen konden een goede komiek als Vanckeurs (in het genre - De Haas, De Winter of Straus) of een kunstzinnige dame als ‘moeder Van der Steen’ te Soerabaja jaar-in-jaar-uit hun voorstellingen geven en geld blijven maken, toen en later werd ook iedere andere artist, zelfs al strookte zijn kunstgenre allerminst met den smaak van het groote publiek, met open armen ontvangen, alleen omdat hij de lui gelegenheid gaf eens 'n avondje-uit te zijn. Toen waren garantie's nauwelijks gevraagd of ze waren reeds volteekend. Toen kwamen ruwe suikerplanters of halfverwilderde houtvesters palen ver gereden om naar Royaards te luisteren(?)- je herinnert je het aloude verhaal van den meneer op de voorste rij, die z'n schoenen uittrok - of om Vogel ‘Oedipus’ te hooren voordragen, ware het dan alleen maar om een reden tot gezellig samenzijn en whisky-drinken te hebben. Thans, nu in de Oost artisten te kust en te keur zijn wordt men er ‘in de binnenlanden’ althans, met recht kieskeurig en wie géen luchtige, lustige onderhoudingskunst brengt, doet er geen opgeld. Serieuze zangeressen, vioolsolisten, déclamators - ik herinner me bijvoorbeeld den zoo begaafden voordrachtskunstenaar Pierre Bos - trekken geen zalen... Max Mossel, de violist, vertelde me in dit verband een pracht-ondervinding, die hij eens opdeed, en die ik u in mijn volgenden brief zal verhalen.
Louis Pisuisse. | |||
17-10-1911.‘Het Leven’,
Brieven van Pisuisse, den bekenden journalist-conferencier.
'k Zou u verhalen wat Max Mossel me vertelde; welnu dan: 't Was ergens in een theeplanters-centrum, 's-middags na vijven en hij kwam in z'n hotelletje uit zijn badkamer. Daar zat in de voorgalerij 'n stelletje planters, die blijkbaar vóór de rijsttafel aan de ‘paït’, nà de rijsttafel aan de ‘split’ waren gebleven en aan een eenigszins ‘gehobene Stimmung’ uiting gaven. ‘Zoo meneer’ - werd-ie begroet - ‘jij komt ons vanavond 'n voorstelling geven, hè? Prachtig. Wat denk je hier nou wel te verdienen?’ ‘Nou, 'n driehonderd of zoo’, antwoordde Mossel gekscherend, want inderdaad verwachte hij zooveel niet. | |||
[pagina 67]
| |||
‘Ik koop je zaal voor vierhonderd’, zei een van de lustige heeren, ‘maar dan moet je 'n schuine mop spelen!’. Lachend nam de violist dit aanbod, maar toen hij 's-avonds het luidruchtige gezelschap zag zitten, voelde hij zich allesbehalve op zijn gemak, want op zijn concertprogramma kwamen ‘schuine moppen’ allicht niet voor. Niemand van de joviale lui verstoorde ook maar 'n oogenblik de aandacht van de zaal en - typisch Indische royaliteit! - na afloop van het concert werden coulant de vierhonderd pop uitbetaald. O, er valt met het Indische publiek best op te schieten, wanneer je het maar niet irriteert door artistieke pretentie en dikdoenerij en je in de samenstelling van je programma's een beetje aan zijn smaak onderwerpt. En die smaak is - voor zoover ik althans in mijn genre-werk heb bespeurd - heel wat beter, dan men zich hier in Nederland wel eens wil voorstellen. Toen ik in 1908 hier wegging kreeg ik van menigeen den raad mee, mijn répertoire goed te voorzien van gepeperde kost en flauwiteiten, want, heette het, ernstig werk slikken ze in Indië niet. Ik heb er nooit spijt van gehad, dien raad niet te hebben gevolgd. Natuurlijk, menschen die den ganschen dag hard hebben gewerkt - want, waarachtig, er wordt in Indië om den drommel niet geluierd - zijn 's-avonds niet tot groote en voortdurende geestelijke inspanning geneigd en laten zich liefst met wat lichte kost amuseeren, maar desniettemin heb ik er voor de ernstigste ‘chansons’, van mijn répertoire de meest dankbare toehoorders gevonden. En al is ook in beschaafde kringen in Indië de conversatie-toon wat losser dan bij ons en zet men er de benepen Hollandsche preutschheid vaak wat aan den kant, het is laster, te zeggen dat het publiek in de Oost op cochonnerieën verlekkerd is. Neen... wat voor mij in verband met mijn programma's wèl eens bezwaar opleverde, was de quaestie van het tàlen-kennen. Niet in de groote steden, natuurlijk, waar ik juist haast zou durven beweren, dat de menschen vlotter een liedje in 't Fransch of Engelsch snappen dan bij ons, maar in de kleine binnenplaatsen, waar we vaak heentrokken, gelokt door een royale garantie, en waar we dan het personeel van suikerfabrieken uit den omtrek te amuseeren kregen, heel aardige, hartelijke menschen, maar wier educatie - voor enkelen hunner in Indië aangevangen en beëindigd - hen nu eenmaal niet in de gelegenheid stelde zich met de finesse van vreemde talen vertrouwd te maken. En op ‘finesses’ komt het bij 't verstaan van chansons eerst recht aan! Och Heere! je sloeg dan in 't eerst voor je zelf zoo 'n beroerd figuur als je daar voor vijftig, zestig onbewogenheden-in-balcostuum-en-witte-pakken 'n juweeltje van sentiment van Privas stond voor te dragen, of Bruant's bijtende sarcasmen trachtte te vertolken. Later was ik door de wol geverfd: ik heb op Banka eenmaal tweeëndertig Chineezen onder m'n ‘gehoor’ gehad! Daarover vertel ik je later nog wel eens! Waar je ook ‘in de binnenlanden’ zoo heerlijk mee sukkelen kunt, is met de piano's. Dat Blokzijl ‘zoo dik’ geworden is - gelijk die nog altijd minstens tien keer per dag moet hooren - verwondert mij te meer, wanneer ik denk aan al de ergenis, welke hij met binnenlandsche-sociëteits-klavieren heeft doorgemaakt. Hoeveel malen heeft hij niet zitten vloeken achter rammelkasten, die juist den vorigen avond een bier- of whiskyfuif in letterlijken zin hadden ‘meegemaakt’ en waarvan dan 's-morgens het binnenwerk, in de zon was gezet ‘om bij te komen’, d.w.z. op te drogen... Nog even 'n typisch-Indisch geval: Uit Sidhoardjo hadden we 't bericht gekregen: ‘Piano disponibel’, maar bij onderzoek bleek die beschikbaarheid alleen de laagste octaaf en enkele tonen van de hoogste te gelden. Voor de rest waren de snaren gesprongen, maar de | |||
[pagina 68]
| |||
secretaris had gedacht dat het ‘nog wel gaan zou’.... Nu, 't ging niet, en het heele concert zou in duigen gevallen zijn omdat bij het heerschende regenweer geen andere piano te vervoeren was, wanneer niet de assistent-resident Jansen en zijne echgenoote hun klavier en hun voorgalerij tegelijk te onzer beschikking hadden gesteld. Een paar ‘oppassers’ - inlandsche politie-agenten - werden bij de soos op wacht gezet om het aankomende publiek van de verandering kennis te geven en heel huiselijk en genoeglijk hebben we dien avond in de woning van den burgervader ons concert gegeven. ‘In de Oost komt alles terecht’, zeggen Indisch-lui altijd met trots. Voor Sidhoardjo klopte dat.
'n ‘Drawback’ van het als artist optreden in Indië, is natuurlijk de hitte, waarvan, dunkt mij, violisten en in zware kostuums, onder pruiken en baarden werkende tooneelspelers het meest den last moeten ondervinden, eerstgenoemden aan hun instrument, de anderen aan hun body. Wat mij betreft, ik kon er mij op kleeden èn nòg kwam ik altijd ‘en nage’ in mijn kleedkamer terecht en stond me dan 'n kwartier lang af te droogen alsof ik een Turkschbad genomen had. Terwijl ik eens daarmee bezig was in een plaats, waar men mij heel vriendelijk de keurig ingerichte dames-kleedkamer had afgestaan, verschenen er in heilige onschuld drie dames tegelijk om haar hoeden op te zetten.... Wie 't hardst gilden, zij met haar drieën of ik alleen, weet ik niet meer. Wèl, dat ik dien avond niet durfde blijven nà-dansen. De societeiten zijn anders in Indië zeer doelmatig ingericht met meestal hooge, luchtige zalen, naar alle kanten open. Dit laatste brengt mee, dat je, half op straat speelt, zoodat het sjirpen van krekels en ‘tonggerrets’, het kwaken van ‘kodoks’, het mompelen van de ‘nontonners’ - de buiten toekijkende inlanders - en het hinneken van de naast de soos wachtende paarden landelijk tot je doordringt; ook zweven er ‘kamprets’ (vleermuizen) om je heen en veel muskieten. Maar alles went.... Ik zend je hierbij een kiek van de ‘Harmonie’ in Batavia voor mij de gezelligste soos in heel Indië en verder van de societeit te Buitenzorg, waar we viermaal Gouverneur-Generaal Van Heutz met zijn hofhouding in de zaal hadden. Na zijn heengaan speelden we in Buitenzorg niet meer. Het nieuwe régime was er voor chansons te stijf. Bij wijze van contrast met de photo van het, prachtige vereenigings-gebouw der Duitschers op de Bunt te Shanghai, de meest luxueuze societeit in het Oosten naar men beweert, en die van de officiers-mess in het tien dagen marcheerens van alle beschaving verwijderde bivak Blang Kendjeroeeu, midden in 't Garoeland, de vorige week opgenomen wel eigenaardig. In beide ‘societeiten’ traden we op en vonden er geestdriftig publiek. Hier, in 't kasteel der Duitschers, stond ik in ‘Frack’ voor éen mondain gezelschap, waarvan de auto's buiten wachtten. Er waren bloemen en champagne en electrisch licht en 'n Bechstein-vleugel. Dààr... zaten we in uniformjas en khaki onder 't atap-dak bij een olielamp, met blanke en bruine ‘marechaussees’ om ons heen en bij 'n biertje of 'n whisky zonder ijs. 't Onvolprezen orgeltje van Max, uit onzen straatzangerstijd, kreunde er - lek en àfgespeeld - begeleidingen van Hollandsche liedekens. Die laatste herinnering is mij de meest waardevolle en daarvan vertel ik 't liefste. Maar niet nu: want mijn zelf-interview werd reeds langer dan 't mocht. Met collegialen groet.
Louis Pisuisse. | |||
[pagina 69]
| |||
11-10-1911.Briefkaart
(Carte Postale) Algemeene Postvereeniging (Union postale universelle).
| |||
Deventer, den 17 October 1911.Hôtel de Keizerskroon L. Demmers.
Mijn allerliefste Fiepsevrouwtje,
Natuurlijk zit ik weer in 'n trein aan je te schrijven, tot welk doel ik een onderlegger uit het Hotel de Keizerskroon heb meegegapt. Eigenlijk had ik je gisteravond al willen pennen, maar wij werden door eenige ‘vereerders’ naar de Soos gesleept, waar we - schrik niet! - tot halfdrie achter de whisky zaten. Max commandeerde manmoedig ‘om half acht wekken’. Ik, die mezelf beter ken, zei: half negen. Toch was ik om 8.15 er al uit en toen ik 9.10 in Max' kamer ging kijken - je weet dat ik net zoo'n ‘meneer Plens’ ben als jij ‘juffrouw Plens’Ga naar eind31 en dat ik dus lang noodig heb om te kleeden - ik zeg, toen ik om 9.10 naar Max ging kijken lag-ie nog geheid te maffen. Trouwens ik zelf heb lichtelijk 'n whisky soda-hoofd, maar dat zal wel weer verdwijnen -- Ik heb in het landelijk Deventer natuurlijk Deventer koek voor je gekocht, die kilogrammen weegt. Daar zullen we de vetmestingskuur van mejuffrouw Sofie Carelsen een aanvang mee doen nemen, opdat zij later met een van welvarendheid blozend uiterlijk haar belangrijke rol in ‘De dame met den rooden hoed’Ga naar eind32 kan spelen. Gisteren ontmoette ik Annie Jurgens nog aan den trein. Zij had een nòg grootere rol gekregen en was zeer ‘woeiend.Ga naar eind33’ 's Avonds zou ze naar jou toe gaan. Wat zullen jelui samen 'n hoop hebben afgevloekt. En geroddeld meneertje! Nou! Was 't kleine Eeze-meisjeGa naar eind34 er ook bij? Wat 'n ukkie is dat nog, zeg? Moet dat arme kind ook al op 't zeden verwoestende tooneel waar slechte meisjes met roode hoeden rondloopen?! Pesterij, hè. Wacht maar, de beloofde lieve brief begint aan den anderen kant, als we in Arnhem stil staan, want ik schrijf tusschen-de-droppeltjes-door, dwz. telkens als deze schuddebonkende trein eens eventjes op wil houden. Zoo... Nou staan we stil.. En nu moet ik mijn arme, zieke Vrouwtje veele lieve dingen gaan zeggen, omdat ze zoo zwakjes en zoo ongelukkigjes is, zoo heelemaal ‘van God en de menschen verlaten’, nu haar oude, trouwe Swiep niet komen kan... Och, arme, 't kleine meisje. Zoo, leg je kop maar rustigjes tegen m'n schouder aan, zoodat ik je op je scheeve scheiding kan zoenen en lager op je slechte oogen.. Ja, tòch slechte oogen... En als ik me 'n beetje buig kan ik je net in je kleine ooren fluisteren hoe innig veel ik van je houd, hoe ik zelfs in m'n gedachten niet meer buiten je kan, hoe ik je altijd, altijd bij me zou willen hebben. - En nu zoen ik je op je warme volle lippen, mijn liefste lieveling, zoo'n lange, warme zoen, waarbij je zelfs vergeet om een, twee, drie, tot tien te tellen! Zoo'n zoen, weet je wel, waarbij het je, zooals jij zegt over je kop duizelt, alsof de heele wereld in een werveling van hartstocht met je ronddraait. - Oh, mijn heerlijke schat, wat is het toch 'n geluk dat wij elkaar daar in dat verre Indië | |||
[pagina 70]
| |||
gevonden hebben en hèrvonden hier in 't anders zoo nuchtere Nederland, maar dat juist door onze liefde zooveel warmer, zooveel inniger, zooveel poëtischer geworden is. We moeten allebei artistiek hard werken, Fieps, zoodat de menschen veel goeds van ons zeggen: dan is 't nog mooier om samen te zijn. En jij vooral moet niet aan je eigen kunst en kunnen gaan twijfelen, want dat is absoluut niet noodig. Zooals je daar, zoo heelemaal buiten de richtige stemmingssfeerGa naar eind35 alweer die paar clausjesGa naar eind36 uit je Blanche-rolGa naar eind37 zei, daar klonk dadelijk het mooie temperament, het goede talent uit. 'n Temperament dat je niet mag onderschatten, 'n talent dat je niet mag verwaarloozen omdat je nu eens 'n tijdlang weinig of niets te doen hebt gehad. Neen, wij uit onze liefde en uit onze gloeiende hartstocht moeten juist de inspiratie putten om goede artiesten te zijn. Lukt ons dit, dan hebben wij nòg meer reden van dankbaarheid - ondanks alle ellende die we doormaken - dat we elkaar toebehooren. Dag, mijn allerliefste, heerlijke schat. In gedachten versmoor ik je in mijn hartstochtelijke omarming. Je Mannie | |||
Groningen, 22 October 1911.Hotel ‘de doelen’, Groningen. C. Struvé.
Mijn liefste Lief,
Ik zou eigenlijk wel willen dat deze brief je bereikte wanneer je al of wanneer je nog in bed ligt, dus vanavond laat of morgen vroeg: niet alleen omdat ik dan meteen zeker ben, dat je je rustig houdt en niet opgewonden, door je kamer cancanneert om je ‘herstel’ te vieren, maar vooral omdat ik me jou zoo graag liggend in je kleine bedje voorstel, gedrapeerd in een of andere frivole nachtjapon - mèt lintjes! - en je zwarte kop in de leuke omlijsting van je ‘Polaire’-harenGa naar eind38 op 't witte kussen. Dan kan ik zoo rustig met je zitten praten, of misschien moet ik zeggen dan kan ik zoo rustig naar je zitten luisteren en genieten van het staâg-wisselende spel van je mooie oogen en je geestige handen.... Nu zie ik je al, terwijl ik dit schrijf, grijpen naar je onafscheidelijk spiegeltje om met je gewone zelf-verlekkerdheid tegelijk de handen te zien die het glas vasthouden en de oogen die er uit terugkijken, maar goed, ik gun je nou van harte dat oogenblik van exultatieGa naar eind39 omdat ik je ook in zulke momenten zoo aardig vind. Ja, wanneer vind ik, verliefde stakker, je eigenlijk nièt aardig wanneer raak ik eigenlijk onder de bekoring uit van je oogen, je haar, je (leelijke) mond, je handen, je stem, je heelemaal...? Nooit! Maar het is een heerlijke betoovering - behekserij is 'n nòg beter woord - die van jou uitgaat; het is een door mij graag gedragen slavernij. Ja, wie had dat ooit gedacht, dat ìk, de vleeschgeworden Zelfzucht, het verpersoonlijkte Egoïsme, dat ìk nog eens al mijn handelen, al mijn doen en denken, heel mijn leven regelen zou naar één ondeugende kwaje-meid-met-slechte-oogen, èn naar twee kleine, zwakke, in hun onschuld zoo pathetische kindertjes.... Liefde is een mooi ding! Zoolang het maar geen vanwege 't stadhuis en dóór ‘de menschen’ gepatenteerde liefde behoeft te zijn, zoolang 't maar wezen mag dat mooie zuivere gevoel, dat regelrecht van God tot Zijn menschen komt: de Liefde van een ziel voor zijn ‘tegen-ziel’ zooals de philosofen het noemen en de Liefde van een mensch voor de uit hem ontstane menschen, die met hem | |||
[pagina 71]
| |||
en vóór hem de groote Evolutie voortzetten van mensch-tot-God.... Stop! Ik ga daar dingen op 't papier zetten, of liever over dingen op papier praten, die zich zelfs in gedachten nauwlijks vormen laten, dingen waarvoor geen woorden te vinden zijn, omdat zij hemelhoog, ja inderdaad Hemel-hoog boven de menschelijke denk-capaciteit uitgaan. Dus nogmaals: Stop! Ik verdonker de lens van mijn wijsgeerige bespiegeling en keer tot de dagelijksche, wereldsche grauwheid terug. Dat ik aan 't philosofeeren raakte dank ik waarschijnlijk aan 't heerlijke boek van Zangwill waar JeanneGa naar eind40 mij gistermiddag ademloos meê tegemoet kwam hollen, toen ik reeds in wanhoop aan de trappen dacht, die ik wèèr op zou moeten.... De trappen, die ik licht-van-hart bestijg, als ik gelijk 'n devote Oosterling opklim naar het heiligdom van mijn godin, maar die ik vervloek, wanneer ik ze beklimmen moet als boetedoening voor verstrooidheid en vergeetachtigheid. Dat boek, dan, is vol mooie, groote gedachten, welke ik wilde dat jij mèt mij zou kunnen genieten. En daarom ga ik je Engelsch leeren.Ga naar eind41 Alles wat wij elkaar aan lieve, teere dingen te zeggen hebben zeggen we in 't Hollandsch, maar voor de rest wordt het Engelsch met de Berlitz-methode.Ga naar eind42 (dat kan ook in Amerika nog wel eens te pas komen!). Rrrrt! Alweer 'n ander mouvement! Gisteravond hadden wij de bovenzaal van de Harmonie hier in Groningen weer eens uitverkocht. De beweging wordt nu weer ouderwetsch, zooals we 't in 1908 hadden gelukkig!Ga naar eind43 Ook de studenten hadden ons gevraagd na afloop nog voor hen te komen voordragen, doch dat hebben we maar afgewimpeld. Ze zijn nog midden in hun groen-tijd, drinken zich dus uit louter camaraderie 'n stuk inGa naar eind44 en dan lust 't ons niet om voor zulke dronken jogjes op te treden. We hebben ze 'n avond in November beloofd, als wanneer wij toch ook weer een tweede soireé in de Harmonie geven.. Nu vandaag uitrusten (aan Fieps schrijven en briefkaarten aan mijn ‘jongens’) Vanmiddag tea-en bij Boersma van 't NieuwsbladGa naar eind45 en vanavond ‘Die grosze Leidenschaft’Ga naar eind46 gaan zien. Er is hier 'n hoop te doen: 't circus SchumanGa naar eind47 staat er - {en bederft mijn mooie oude markplein en de poëzie van den torenwachter die hier 's nachts uit zijn vierkant-verlicht raampje fanfares blaast (heb je dat wel eens opgemerkt?)} terwijl ook 't Amsterdamsche à CapellakoorGa naar eind48 'n avond heeft geannonceerd, ongerekend tal van amateurs vertooningen. - Enfin, òns heeft al die ‘vermakelijkheid’ geen kwaad gedaan, gelukkig. Ons aandeel was 'n tweehonderd pop. De plaatsen voor Dr. S.Ga naar eind49 heb ik hem toegezonden. Doe hem mijn groeten en zeg dat ie je heel gauw heelemaal beter maakt, want dat we weer eens samen op reis willen. Wàt was nu dat plannetje, waar je zoo geheimzinnig over deed. Schrijf het me eens gauw naar Leeuwarden. Dag, mijn allerliefste Fiepsekindje. Zal je goed op jezelf passen en je rustig houden !!!!!!!!Ga naar eind50 Voor ieder uitroepteken 'n zoen en nog vele bovendien van je
Swiep (of moet ik tegenwoordig BobGa naar eind51 teekenen?) | |||
[pagina 72]
| |||
Dordrecht, 7 Nov. 1911.hotel ponsen Café Restaurant Electrisch Licht Centrale Verwarming
Mijn allerliefste, kleine, zwarte Fieps,
Ik heb juist tien minuten om je te schrijven, wil deze brief je nog bereiken gelijk met 't epistel dat Max thans aan Annie zit te pennen. Tien minuten om je te vertellen, dat ik nog altijd dòl, dòl, dòl verliefd op je ben en dat den tien uur gedurende welke ik je nu niet gezien heb, mij even zooveel uren - wat zeg ik? - jàren lijken. Ach, mijn lieve Vrouwtje, wat ben ik toch 'n stumper van 'n kerel om daar op mijn ouwen dag, ondanks mijn gerijpt verstand, ondanks mijn ernstige zin en ondanks mijn onfeilbaar systeemGa naar eind52 zoo stom-verliefd te raken op 'n slecht Zigeunerinnetje, dat zich in 'n zwart bont drapeert, zich hult in 'n lange-jas-met-'n winkelhaak (gerepareerd), verder in een ‘nog zoo heel goeie rok’ en 'n ‘goedkoope’ blouse rondloopt, benevens in nog enkele andere kleeding stukken, die ik niet alle noemen mag, doch waarvan er éen al even gesloten van karakter is, als ik pleeg te zijn! Fiepsekind, wat was dat gemeen van je, om vanmorgen zoo vreeselijk solide te zijn. Ik kwam bij je, brandend van verlangen en nu.... ik zal maar niet zeggen wàt ik voel, om je niet te choqeerenGa naar eind53, maar dàt weet ik wel, als je op 't oogenblik hier was, dan zou ik oogenblikkelijk zeggen dat je naar bed moest. 't Is trouwens al over half twaalf en ik hoop van harte, dat je op dit uur al rustig onder Hoven's veilige dakGa naar eind54 met je zwarte kop in de kussen ligt. Wanneer je tenminste in Harlingen niet 'n nieuw hart gebroken hebt en er op dit oogenblik 'n stoere Fries serenades onder je venster brengt. Liefste, ik hoop dat je dit haastig gekrabbel lezen kunt. Lukt het niet, dan is 't niet erg, want ik schreef er alleen maar in wat mijn arme verliefde hart mij ingaf - Bovendien zit een halfdronken Engelschman speeches tegen me te houden, zoodat ik den draad mijner gedachten niet vast kan houden. Morgen schrijf ik je weer naar Groningen. Dag, mijn allerliefste lieveling. Ik hoop vannacht droomend in je armen te liggen! Wàt is het plannetje???!!! Mijn heerlijke Schat, ik zoen je op je wellustig snuit, dat minstens zoo gemeen is als 't mijne.
Je Mannie
Dordt was goed - Alleen vervelend publiek! | |||
Amsterdam, 8 Nov. 1911.hotel palais royal Café-Restarant. Amsterdam. Electrische verlichting, Centrale verwarming, Electrische lift, Badkamers Warmwaterleidingen, Huistelefonen, Electrische wekkers en Automatische brandschellen op alle Kamers, Brandkranen en slangen op alle verdiepingen. Conducteur Aan Den Trein.
Trouwenloos Vrouwmensch!
Wat ben je toch voor een Slecht, harteloos, onaangenaam creatuur! Wat hààt ik je met innige (n) haatGa naar eind55! Hoe vloek ik je in een stijging van kernachtige verwenschingen, die culmineert in 'n hartig G.v.D! Wààrom, waarom, o slechtaardig wezen, heb ik tot op | |||
[pagina 73]
| |||
dezen oogenblik, nog geen brief van je ontvangen? Is het al niet erg genoeg, dat ik dagenlang moet smachten naar 'n zoen van je? Moet ik nu bovendien van alle geestelijke gemeenschap met je verstoken blijven! Schande, schande, driewerf schande over je eerloos hoofd, waarvan ik, als ik 't op 't oogenblik onder handen had, dermate alle haren in de war zou maken, dat je er met geen honderd krultangen meer orde in bracht. Neen, maar Fiepsekind, heusch, 't is ellendig. Nou is 't waarachtig al vier uur, lam, donker, regenachtig weer, wat me toch al beroerd en neerslachtig maakt en nu heb ik nog aldoor geen brief. Nu weet ik niet eens waar je in Groningen logeert en adresseer ik dezen maar naar den Schouwburg. Op de KunstkringGa naar eind56 zat Greetje Lobo en deelde me mijn leed. Ook Jan Musch en Juul Ude kwamen er - die ik er nog nooit eerder had gezien. Overigens was 't er akelig leeg, geen mensch, geen brief, niks. Ik ben wel ongelukkig. Strakjes moet ik naar Haarlem, maar nog eenmaal zal ik naar de KK terugkeeren om te zien of er nu misschien wat troost voor me te vinden is. 'n Langen brief krijg je niet. 't Is al heel mooi dat ik, ondanks jouw verzaking, nog aan je schrijf. Dag, Schat van me! Want 'n Schat ben je ondanks alles! Ik verlang naar den Haag, Hotel Angleterre, kamer 37, bed rechts van de deur.... Gemeen hè? Ik zoen je op je Polaire kop en je slechte handen.
Altijd je Swiep
enveloppe: Mej. Fie Carelsen ‘Het Tooneel’ Dir. W. Royaards Schouwburg. Groningen. | |||
Amsterdam, 8 November 1911.nederlandsche kunstenaars kring. Opgericht 4 Januari 1909. Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 24 Mei 1909, No. 25. Bovenzalen: Café Moderne Leidscheplein.
Mijn heerlijke Schat, mijn eigen lief maîtresje. Ik heb je daarnet vanuit het Palais Royal zoo'n vreeselijken scheldbrief geschreven, dat ik 't nu wel noodig vind, je er een vriendelijker episteltje overheen te pennen. Ik ben namelijk teruggekeerd naar de Kunstkring, goddank en daar brengen ze me uit 't café 'n brief van jou, 'n brief met 't groote nieuws.... 't blijde nieuws?... Hm... Ik weet 't niet... Enfin, het is beter natuurlijk, maar.... zoo erg blij ben ik niet....Ga naar eind57 Nu behoef ik bovendien niet naar Den Haag te verlangen om die reden. Maar je komt toch bij me hoor, want ik kan je zoolang niet missen. - Op 't oogenblik zitten hier Meyer, Teune (de dir), Hunsche in 'n landweerpak,Ga naar eind58 'n meneer Gerke - weet-'k-veel? - en 't kleine kindje van Mevr. MannGa naar eind59, 't levende kleine kindje over dienstplicht te boomen. Je wordt er eenvoudig gek van... 't Pensioenfonds voor ArtistenGa naar eind60 wil mij 'n Cabaretavond in den Stadsschouwburg laten organiseeren... 't Lijkt me te veel omslag en herrie, maar als ik 't doe, doe ik het om jou 'n mooie kans te geven. Liefste Lief, nou schrijf je me nog niet, wáár je in G.Ga naar eind61 logeert. Deze gaat dus weer naar den Schouwburg. Den heelen dag denk ik aan jou, slecht kind, en hoè ik dan soms aan je denk, zal ik maar niet neerschrijven, omdat je me verboden hebt, ‘ondeugende’ brieven te schrijven. Maar m'n ondeugende gedachten zijn tolvrij.... Dag, mijn Heerlijkheid.
Je Mannie. | |||
[pagina 74]
| |||
Telegram:Mejuffrouw Carelsen Gezelschap Royaards Schouwburg Groningen.
Ontvangen te Groningen 9-11-1911 ten 6.29 n.m. Verstuurd Amsterdam 9-11-1911 ten 6.20 n.m.
geen tijd tot schrijven. kom morgen aan den trein. neem je mee haagGa naar eind62 bonne nuit = swiep. | |||
Vlissingen, 17 Nov. 1911.Mijn allerliefste Meisje.
Gisteren was het me door allerlei drukte van visite's aan - en bezoeken van oude kennissen onmogelijk je te schrijven, al heb ik ook genoeg - of liever tevéél - aan je gedacht. Maar nu ik vanmorgen je postwissel-brief heb gevonden, wil ik niet langer wachten en je in den trein van Vlissingen naar Roosendaal even schrijven, zoodat je, als 't een beetje wil, dit epistel nog vanavond ontvangt. Want naar Rotterdam kom je zeker niet meer? Weliswaar ben ik morgenochtend ook weer in de stad, maar als ik nu niet schrijf, dan weet ik dat me van jouw kant weer een donderbrief dreigt, die me nu al met angst en beven vervult. Je ziet, hoe geweldig ik al bij je onder de plak zit. Ik wordt nog, wat ik nooit ben geweest, 'n echte pantoffelheid. - Zeg, waarom vondt je 't flauw van m'n Vrouw om te vertellen dat ze al acht jaar getrouwd was en twee kinderen had..? Is dat niet de naakte en trieste waarheid? Of vertelde ze 't misschien omdat jij in de buurt stond, dus om je te plagen? Trouwens, die ergenis zal je gauw genoeg weer hebben weggedanst Wel, wel, wat ben je aan den gang geweest! 'n Lichaamsslijtage die weer met talrijke flesschen melk zal moeten worden bijgewerkt, als je dat s.v.p. maar wilt bedenken - Ik hoop dat je ook nu, terwijl ik niet mijn albetwetend oog over je laat gaan, aan je zwakke corpus wilt denken en goed voor jezelf zult zorgen. Want al heb ik graag 'n wat ik maar noemen zal ‘geestig-magere’ vrouw, van binnen moet je toch sterk zijn, zoodat je de vermoeienissen van onze reuzentournee goed zult kunnen weerstaan. Ik heb aan Van Raalte - ja, dat is diezelfde beste vriend van me - ik zeg, 'k heb aan Van Raalte en zijn Vrouw natuurlijk alles over jou verteld en 'n heele beschrijving gegeven van je lange, magere, zwarte, geestige verschijning. Dat doe ik altijd weer graag, omdat ik dan zelf 'n excuus heb om je me weer voor te stellen - En al praat ik dan tegen de lui over je expressieve handen en je mooie oogen en je gemeene Bohemer-kop, in mezelf herinner ik me dan nog veel andere dingen, die erg intiem, heelemaal voor mij zijn: Je warme, zachte lippen, die heele gedichten van liefde en hartstocht zoenen kunnen, je onder Polaire-haar weggestopte ooren, waar ik niet in bijten mag en ook niet zachtjes op zoenen. Dat andere plekje, waar ik niet aanraken mag zonder dat jij zegt ‘niet doen’, weet je wel, daar heelemaal onder aan je rug, waar zoo'n heel zacht kuiltje is en waar zoo'n ondeugende veelbelovende glooiing begint... Of dat fluweelen holtetje achter je knie, of - hooger weer - dat ondeugende, kroesbegroeide heuveltje, waar ik zoo graag mijn wang op leg en waaronder dat heerlijke geheimenis schuilt, die rozige warme diepte waarin zoo goddelijk jouw vurige hartstochtelijke leven gloeit. O, liefste Lief, als ik dáár-aan denk, dan word ik zelfs hier, in dien prozaischen trein dol van verlangen, dan komen er bij mij dingen - dingen?!. - in opstand, die ik niet nader aan mag duiden. Dan smacht ik als krankzinnig naar de teere aanraking van jouw hand, naar de omstrengeling van je armen, naar de brand van je | |||
[pagina 75]
| |||
lippen, naar de golving van je heerlijke zinnelijke lijf, naar de zwijmelende omknelling van jouw vleesch. Ik hou op met schrijven, want ik voel dat ik met 'n hoogrooie kop en starende oogen zit, en dat het me moeilijk wordt ‘mijn gevoelens te verbergen’... Dag, mijn Heerlijkheid - Ik zoen je en zoen je weer... tot we er beiden gek van worden. Je Mannie, je eigen Mannie. | |||
Goes, 20 December 1911.Hotel ‘De Korenbeurs’.
Drink je melk!Ga naar eind63
Mijn allerliefste Fiepsekind, Koop en eet sanatogeen of somatoséGa naar eind64
In beestenwêer zijn we vanavond in dit onmogelijk-kleine gat aangekomen. Max waaide bijna met zijn paraplu als 'n Wijnmalen-malgré-luiGa naar eind65 de sloot in en vloekte op heel Zeeland. Toch is 't 'n mooie provincie, die behalve vele andere goede eigenschappen dèze heeft dat ze mij de gelegenheid gaf ter wereld te komen, zij het ook in het veel meer aanzienlijke Vlissingen, dat morgenavond zijn roemruchtige stadgenoot lauweren om de slapen zal vlechten. Hier in Goes, was 't 'n aardig publiekje dat me en qualitatief èn quantitatief zeer meeviel. Toch heb ik aldoor 'n ondergrond van nijdigheid in me, omdat mijn zwarte Fieps niet met me mee naar Brussel gaat. Wat zou het heerlijk zijn geweest, Vrouwke, met ons tweebeidjes in die groote stad.... Enfin, we komen er later nog wel eens en zullen dan duchtig onze schade in alle opzichten inhalen. Overigens is 't wel goed, dat ik eens 'n paar dagen rust heb.... Want al die strapazzen begonnen me leelijk in m'n hoofd en m'n knieën te zitten, hoor! Je weet wel: ‘'n ouwe man en 'n jonge meid...!’ En leer jij nou in den tusschentijd maar lekker van ‘Je hebt m'n pa vermoord. En je hebt m'n ma vermoord’Ga naar eind66 - dat zal je goed doen. Anders verluier je maar je heele jonge leven. Elk uurtje vrij moet je verder lang studeren, maar ik heb ze hier in Goes al beloofd, dat we in 't voorjaar met ‘vrouwen’ terugkomen. - O, Vrouwke, zeg tegen je moeder, dat ze als zij mij schrijven wil, (wat ik niet noodig vind) maar niet naar m'n huis schrijft, want er zijn eenige brieven te wachten, die mijn Vrouw voor zaken moet openmaken en dan zou ze die van mijn lieve schoonmoeder (buiten de wet) ook lezen, wat ik niet noodig of wenschelijk vind. Liefste Lief, verder valt er op 't oogenblik natuurlijk niets te schrijven, als alleen ‘het oude nieuws’ dat ik dol, dòl veel van mijn kleine Fiepsje houd en smacht naar 't oogenblik dat ik mijn ‘mooie leelijkert’ weer in mijn armen kan sluiten. Nacht, mijn allerliefste zwarte Vrouw. Ik zoen je op je ‘geestige mond’ tot je om genade roept of te wel ‘niete doeën’ zegt. Dag, schat.
Je Mannie
Drink je melk! Vindt je dit geen oud leuk HeerenhuisGa naar eind67, waar we logeeren. Zoo als deze gevel, zoo zijn wij Zeeuwen allemaal: ouderwetsch, degelijk en deftig. Ik óók! Groeten aan AnnieGa naar eind68, kleine AnnieGa naar eind69 en andere kennissen. Ook SjaäneGa naar eind70.
Dwars over de voorkant van de brief geschreven Drink je melk! Dwars over de tekst van de achterkant van de brief geschreven: Sanatogeen of Somatosé Drink melk! | |||
[pagina 76]
| |||
Vlissingen, den 22 Dec. 1911.Hotel Albion Vlissingen A.W. Smits, Prop.
Mijn allerliefste Fieps,
Nauwelijks uit mijn korten slaap herrezen - 't was twee uur vannacht en halfzeven vanmorgen - is mijn eerste gedachte aan jou natuurlijk en zet ik me ‘der Liefde zoeten plicht getrouw’ aan m'n schrijftafel om je 'n morgengroet te brengen. Hoe maak je 't in je onbestorven-weduwestaat? - Schenkt het studeeren van je rol de gewenschte afleiding of ween je je mooie oogen rood, wijl de teedere armen van je lieven Swiep je niet meer omvangen? - ik zelf heb aanmerkelijk verlangen om je.... 'n telegram te sturen, maar bedwing dien lust met mannekracht, om je de onthouding van je Brusselsche uitstapje (en wat dies meer zij) niet nog zwaarder te doen vallen.... Gisteravond was 't heel genoegelijk; een niet groot maar enthousiast publiek, dat aan Max en mij ‘Van Vlissingsch ingezetenen’ prachtkransen aanbood: bruine magnolia bladeren met chrysanten, rozen en mimosa - zeldzaam mooi. We hebben ze naar de Leidschekade doen verzenden, om tenminste de kransen te bewaren. Als ze aankomen, maak dan de kist maar open en hang ze alvast op: de groote voor mij, de kleine voor Max. We hadden anders 'n rampspoed met de piano. 's Morgens waren we wel in de zaal geweest en hadden er 'n vleugel zien staan. Ik had Max 't tooneel opgezonden om hem even te probeeren, maar die volstond natuurlijk weer met even 'n paar toetsen aan te tikken en... 's avonds bleek het heele ding onbespeelbaar van valschheid. Het Fransche répertoireGa naar eind71 werd er jammerlijk door verknoeid. In de pauze heb ik toen 'n piano, die er goddank ook was, op 't tooneel laten sjouwen. Toen konden we revanche nemen. - 'k Zal blij zijn als Annie en jij meereizen. Dat werkt dan misschien wat gunstiger op Max z'n energie en zakelijkheid. Tot nu toe is en blijft het 'n jongen, die alleen achter de piano - achter 'n goeie piano welteverstaan - te gebruiken is. Stel je voor, dat ik twee-maal op eén avond ‘Les Inquiets’Ga naar eind72 heb moeten zingen: zoó was dat - ondanks de piano ellende - ingeslagen. In de pauze kwamen twee allerliefste jongedames erom vragen. Een ervan was de zuster van mijn ‘eerste liefde’, destijds 'n kindje dat op mijn knie speelde, nu al 'n onderwijzeresje, sprekend in haar gezicht, haar doen en laten op ‘Haar’ gelijkende. Mijn hart bloedde. Goddank, dat ik nu zoo'n heerlijke troost gevonden heb! Wat is er toch in godsnaam bij Royaards gebeurd? Gaan ze daar van Gijsbrecht 'n worstelwedstrijd makenGa naar eind73? Max vertelde me zoo iets. Ik verwacht vanmiddag uit Brussel uitvoerige berichten te ontvangen. Nu, dag mijn allerliefste ‘troost-je’. In gedachten - helaas maar in gedachten - druk ik je aan mijn hart en geef ik je 'n heerlijke lange zoen op je goddelijke gemeene mond. Dag schat! Gauw kom ik weer bij je! (Zaterdagavond moet ik alweer in Amsterdam zijn)
Je Swiep | |||
[pagina 77]
| |||
Zutphen, 5 Januari 1912.grand hotel du soleil (Restaurant).
Aan mejuffrouw Sophie Carelsen. Leidschekade 95 Amsterdam.
Mejuffrouw!
Het zal U wel niet te zeer verwonderen dat na de verrassende mededeeling welke mij zooeven in een schrijven van gisteren gewerd, mijn stemming van zulk een aard is en mijn gevoelens tegenover U dermate zich gewijzigd hebben, dat de aanhef van dit schrijven en de gansche toon daarvan niet anders dan een officieele kan zijn. Neen, hoor, snuit, schrik maar niet het is maar 'n flauw grapje van me, om je eens even ertusschen te nemen. Je bent nog altijd mijn eigen, slechte, zwarte schat-van-'n-Vrouw-van-wie-ik-op de wereld 't meeste hou - dat rijmt! - en die me boven alles gaat. Wel, wel, en ga jij zoo maar je armen Swiep en je goeden vriend Max concurrentie aandoen en op partijtjes zingen - voor 'n prijs vèr onder de markt nog wel! Ik vind het geval heel aardig, vooral voor jou, maar ook wel voor mezelf, omdat me daaruit blijkt, dat ik niet door préjudiceGa naar eind74 zoo gunstig over je talent als diseuseGa naar eind75 denk. Maar toch heb ik tegen het gansche geval 'n paar hoogst angstige bedenkingen. Eerstens: Eerstens zeg ik, is er in je brief voordurend sprake van mr. Lind en Mr. Kool en mr. P.W.Ga naar eind76, maar ik ik vind nergens melding gemaakt van 'n ‘meesteresse’. Zeer, zeer onaangenaam zou het mij inderdaad treffen, wanneer ze je op 'n ‘heerenpartijtje’ hadden laten zingen als vrouw-alleen. Dat is géén uitvloeisel van mijn chronische kwaal jaloerschheid, hoor, maar het zou mij hoogst onmenschelijk lijken voor je eigen reputatie als kunstenaresse. Tweedens: er is een spreekwoord dat zegt: ‘gekken en dwazen laten halfwerk zien.’ Hóé veel je ook voor ons genre èn voor ons later succes belooft, voorloopig ben je nog, wat ik vier jaar geleden was: half werk. Ga je nu jezelf al ‘heelemaal alleen’ den menschen voorzetten, dan loopt dat uit op een ‘succès d'estime’Ga naar eind77, of 'n ‘succès de personne’Ga naar eind78, terwijl je toch zeker, evenals iedere andere werkelijke kunstenaar alleen tevreden wilt zijn met een ‘succes de mérite’Ga naar eind79 en een ‘succes d'artiste’Ga naar eind80. Of niet? Derdens: je hebt nog geen programma. Anders zou je bijvoorbeeld niet ‘Métamorphoses’Ga naar eind81 behoeven te zingen, die allerminst voor 'n solo geschikt zijn, om maar heelemaal te zwijgen van de ‘Chat Noir’....Ga naar eind82 Vierdens: wat ik zooeven voor de grap zei, zeg ik nu in ernst: je hebt je véél te goedkoop gemaakt. Dat kan niet goed zijn voor 't vervolg. Vijfdens: je hebt je werk gekleineerd door zoo-maar 'n accompagnateur te aanvaarden, die je meer kwaad dan goed zal hebben gedaan. En nu vindt je me natuurlijk na dit alles 'n vervelende ouwe brombeer, die koudwaterstraaltjes over je jeugdige enthousiasme spuit. Maar ik hoop dat je voldoende zult gelooven in mijn liefde voor jou - om nu maar eens de artistieke belangstelling heelemaal terzijde te stellen - om in te zien, dat alles wat ik schreef mij ingegeven werd door een toenemende mate doorvoelen en vóórzien van wat voor jou en je toekomst als diseuse menschelijk en noodig is. Expres heb ik niet vermeld dit eene argument, dat uit mijn persoonlijke gevoelens voortspruit en dat ik nu ten slotte even wil aanduiden. Wat je als diseuse bent, op 't oogenblik, ben je geworden - niet onder mijn leiding, maar - op mijn aansporen. Heb je niet gevoeld, hoe prettig 't voor mij had kunnen wezen, als ik je op 'n gegeven moment bij 't publiek (betalend publiek) had mogen inleiden als mijn kameraad, die voortaan met me zou samenwerken?.... Die voldoening - ik erken 't: 'n persoonlijke voldoening en daarom behoeft ze eigenlijk niet in aanmerking te komen - die voldoening zeg ik, wordt bij voorbaat verminderd door dit optreden van jou. | |||
[pagina 78]
| |||
Enfin, jij heb 't ‘fijn’ en ‘moppig’ gevonden en je weet: elke blijdschap voor jou is blijdschap voor mij. Maar denk nog eens over mijn argumenten na?... Van onzen kant geen nieuws. Sneek wil, zooals ik reeds schreef, 'n cabaretavond op de Soos. Ik had daarvoor ook aan jouw medewerking gedacht. Het is nl. privé, dus er behoeft geen herrie om gemaakt te worden.Ga naar eind83 Zutphen belooft weer leeg te zijn: honderd plaatsen besproken. Van Arnhem weet ik nog niets. Zijn er teveel repetities voor de HuizenGa naar eind84, die je in A'dam vasthouden? Of kom je misschien in Arnhem meedineeren. (Alleen dineeren, hoor!) Max gaat nog even op en neer tusschen Zutphen, A'dam, Arnhem, maar ik kan niet, daar ik met 't oog op onze reis naar Roemenië mijn nicht Ozinga moet spreken, die nu in Arnhem woont maar zestien jaar in Roemenië verblijf hield. In elk geval heb ik je Zondag weer in m'n armen en hoe ik in werkelijkheid wat ik nu doe in gedachten: je zoenen op je oogen, je haar en je stouten mond.... Om van andere plekjes niet te spreken. Dag, Liefste. Altijd
Jouw Mannie |
|