aansporen. Ook moet zij, zoals Pisuisse het uitdrukt ‘haar eigen, lieve stem gebruiken’ en niet de onnatuurlijke hoge toon, die Royaards van haar verlangt. Zij leert zich natuurlijk en gewoon op de planken bewegen. Groot succes heeft zij met deze speeltrant in 1913 met ‘Lou Lou’ van Carlo Bertolozzi.
Na haar huwelijk op 14 augustus 1913 met Jean-Louis Pisuisse treedt zij vaker op in diens cabaret. Zij zingen levensliedjes, Franse chansons en Bretonse liederen (in klederdracht) van Theodore Botrel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schrijft Pisuisse als oorlogscorrespondent voor het Algemeen Handelsblad brieven en werkt zij bij de Koninklijke Vereniging Het Nederlandsch Tooneel (kvhnt) in Amsterdam als jonge actrice te midden van vele grote talenten. Met Pisuisse treedt Fie op voor de soldaten aan de grenzen, maar haar liefde blijft toch uitgaan naar het grote toneel. Eind 1917 wordt er een nieuwe directeur benoemd bij de kvhnt; naast Willem Royaards komt de toneel vernieuwer Eduard Verkade. Haar eerste rol onder zijn leiding is Gloria Glandon in ‘You never can tell’ (Shaw). Om de gestileerde, ethische opvatting van Verkade die Fie in haar spel tot uitdrukking brengt wordt zij soms aangevallen, zowel door romantici als door naturalisten. Ook Pisuisse met zijn sanguinisch temperament staat vaak recht tegenover de stijl van Verkade. Beide echtelieden hebben echter veel succes elk in hun eigen werk maar leven steeds meer langs elkaar heen. Fie speelt (periode 1917/1920) Koningin Gertrude in Verkades beroemd geworden vertolking van ‘Hamlet’. De beste kritieken krijgt zij voor haar sobere, natuurlijke spel als Hélène in ‘Zijn enige vrouw’ (J. Magnussen). Zij spreekt daarin zinnen uit die haar in haar privéleven zeer vertrouwd zijn: ‘Hou je eigenlijk nog wel van me?’
Haar verhouding met Pisuisse vertroebelt meer en meer. Innerlijk besluit Fie Carelsen haar eigen weg te zoeken: zij verlaat Amsterdam en vestigt zich in Den Haag. Vanaf deze tijd (1920) speelt zij een grote rol in het mondaine leven daar. Fie krijgt een engagement bij het Hofstadtoneel van Cor van der Lugt Melsert, speelt er onafgebroken en wordt als de grande dame van het Haagse toneel beschouwd.
Maar haar begintijd in de hofstad is moeilijk. Naast Cor van der Lugt Melsert is diens jonge vrouw, Annie van Ees, dé populairste actrice van het gezelschap. Ook het alleen-wonen valt haar zwaar, zij geeft zich over aan zelfbeklag en is veel ziek (zomer 1921). Haar talent kan zij slechts waarmaken in kleine rollen. Wel ontpopt zij zich, in deze periode, tot de best geklede actrice van Den Haag. Zij verkeert in diplomatieke kringen. Haar talenkennis komt goed van pas. Een grote vriend in haar leven wordt Don José de Santos Bandeira, attaché van de Portugese legatie. Tot haar intieme vrienden behoren o.a. ook Frans Spittel, Barbarossa (J.Ch. Schröder), M.H. Du Croo (Brammetje) en wat later A. Adama Zijlstra. Helaas blijkt haar vriend José de Santos Bandeira betrokken te zijn bij een financiële zwendel: ‘Het Portugeese Bankbiljettenschandaal’. Hij moet overhaast naar Portugal waar hij berecht wordt. Een glansrol van Fie uit deze periode is die van Sinida (1924), de leeuwentemster in ‘De man die de klappen krijgt’ (L.N. Andrejew.)
In het seizoen 1925/26 richt Eduard Veterman samen met Louis Chrispijn jr. het Odéon gezelschap op, waarvan Fie de ‘leading lady’ is. Daarna keert zij weer terug bij het Hofstadtoneel, waar zij veel samenwerkt met Louis Gimberg. Op 14 november 1925 laat zij zich scheiden van Pisuisse; al blijft hij wel met haar in contact. Zijn onverwachte dood - op 26 november 1927 wordt hij in Amsterdam door de voormalige minnaar van zijn vrouw (Jenny Gilliams) doodgeschoten - is een zware slag voor Fie Carelsen.
Het 25-jarige toneeljubileum viert zij met de titelrol Mata Hari, in haast geschreven door Eduard Veterman. Het publiek reageert met warme belangstelling voor haar, maar voelt zich diep teleurgesteld in het stuk. In de jaren 1938-1947 is zij verbonden aan het Residentie Tooneel. De karakterrol Miss Olwen Peel in ‘Dangerous corner’ (J.B. Priestley) grijpt haar aan. Zij komt in contact met twee belangrijke kunstenaars: Dirk Verbeek en Bets Ranucci-Beckman. Zij leest veel, ontwikkelt zich, ziet haar mogelijkheden en verlangt haar leven meer diepgang te geven. De psychologie heeft zijn intrede