Juweel
‘GOOI MAAR WEG,’ werd een gevleugelde uitdrukking in ons gezin. Mijn moeder gebruikte hem voor het eerst tijdens het opruimen van de zolder van haar huis. Gek werd ze van alle rommel die zich daar in veertig jaar had opgestapeld. Nu het huis was verkocht, moest de zolder leeg. Zelf had ze geen zin meer in sorteren. Dat deden mijn zusje en ik voor haar. We maakten van alles drie stapels: bewaren, weggeven en vuilnis. Toen ik aan een grote bruine platte doos wilde beginnen, zei mijn moeder het: ‘Gooi maar weg.’
‘Maar misschien liggen er wel diamanten in,’ antwoordde ik gekscherend.
Diepe zucht. Het juweel lag er inderdaad. Helemaal onderin, gewikkeld in bruin pakpapier. De trouwfoto van mijn grootouders, gemaakt op 7 september 1920.
Een prachtige zwart-wit foto. Haarscherp en opvallend groot voor zo'n oudje. Het gezelschap van familie en vrienden is opgesteld voor een stenen muur. Wel veertig mensen staan erop, drie rijen dik. Op de voorgrond zitten de bruidsmeisjes Lotte en Emmy, met grote strikken in het haar. Te midden van de bruiloftsgasten staat het paar. Mijn opa in jacquet kijkt tevreden in de lens. In zijn linkerhand houdt hij een hoge hoed en glacés. Aan zijn rechter ringvinger prijkt een gladde ring. Mijn frêle oma gaat vrijwel geheel schuil onder een grote hoed. Ze draagt een lichte robe-manteau met een dito rok. Op haar rechterarm rust een subtiel bruidsboeket met vier afhangende satijnen linten. Er zitten rozen in en andere kleine witte bloemetjes. Oma's andere arm haakt stevig in die van mijn grootvader. Over het huwelijksaanzoek van deze tien jaar oudere aanbidder heeft ze een hele poos nagedacht. Uiteindelijk zwichtte ze. Gelukkig maar, anders was ik er nooit geweest. Ondanks de