| |
| |
| |
Post uit Zweden
ALS MIJN MOEDER IN 1998 VERHUIST naar een seniorenwoning, geeft zij mij een doorzichtige groene envelop met de woorden: ‘Dit is voor jou.’ In de envelop zitten twaalf brieven en vier briefkaarten. Allemaal van oma.
De briefkaarten zijn verstuurd van juni 1943 tot en met oktober van dat jaar vanuit Polen. In met potlood geschreven blokletters laat Marie Hertzdahl in het Duits de familie in Maastricht keer op keer weten dat het goed gaat met haar:
ICH BIN HIER. WIR ARBEITEN. UND SIND GESUND. VIELE GRÜSSE UND KÜSSE FÜR ALLEN.Ga naar eind57
Als adres gaf ze op: LAGERGa naar eind58 BIRKENAU BEI NEU BERUN, OBERSCHLESIEN. Misschien mochten ze de naam Auschwitz of Oświęcim. niet gebruiken.
Het zijn de briefkaarten waarover Lewis Gannett in zijn artikel in de New York Times schreef. Oma's handschrift herken ik niet in de hanenpoten. Wat een rare teksten. Ze doen zo onwezenlijk aan. Zeker nu we weten wat daar allemaal is gebeurd. Misschien moesten gevangenen wel elkaars kaarten schrijven, bedenk ik, om te voorkomen dat er geheime boodschappen werden verstuurd aan het thuisfront. Zo kon niemand er achter komen in wat voor hel de gedeporteerden waren beland. Misschien waren blokletters verplicht gesteld vanwege de censuur. Oma's achternaam is telkens op een andere manier geschreven. Dat kan er ook op duiden dat niet zij maar een medegevangene de briefkaart heeft geschreven. In het schrijven van oktober 1943 vraagt oma of haar eerdere kaar- | |
| |
ten wel zijn aangekomen en ze verheugt zich erop spoedig iets te horen van thuis. Zelfs die mededeling kan ieder ander voor haar hebben gedaan. Het is een treurig hoopje briefkaarten bij elkaar. Je zult maar zoiets in je brievenbus aantreffen.
Hoe anders van aard zijn de brieven. Ze komen alle twaalf uit het vrije, naoorlogse Zweden, waar oma begin mei 1945 belandde. Ze was daarheen gebracht door het Rode Kruis, vanuit Neuengamme bij Hamburg. De eerste brief komt uit Malmö en is gedateerd dinsdag, 8 mei 1945. Geschreven met potlood, in kleine letters met prachtige krullen. Oma's handschrift dat ik als kind zo graag nabootste. Vooral de letter M is karakteristiek, de beginletter van haar voornaam Marie en de mijne. De grote ronde krul heb ik net zo lang geoefend, tot ik hem perfect beheerste en er moeiteloos zelf mijn handtekening mee kon zetten.
Twaalf kantjes vol heeft oma in haar eerste brief geschreven, dubbelzijdig op kladblokpapier.Ga naar eind59
Lieve Allen,
Het Wonder is gebeurd. Ik ben gered en beleef sedert 1 mei een sprookje uit 1001 Nacht. Eerst wil ik weten hoe het met allen is? Ik persoonlijk heb nooit een pakje of brief gekregen. Laten jullie mij nu direct weten of jullie nog allen bij elkaar zijn. Dat is het enige waarvoor ik al die tijd heb gebeden, en wat mij belet nu gelukkig te zijn. Liefste Thilly en Karel, vergeven jullie mij dat ik niet voorzichtiger was, dat jullie zoveel verdriet om mij hebben gehad. Mijn enige verontschuldiging was, dat jullie door mijn gevangenneming voorzichtiger zijn geworden. Sturen jullie mij een kiekje van allen die nog in leven zijn, want ik weet niet hoe lang we nog hier moeten blijven.
| |
| |
Daar ik vlektyfus heb gehad, heeft mijn geheugen erg geleden. Naar mijn informatie is Victor 7 september 1942Ga naar eind60 gestorven. Op welke manier, laat mij geen ogenblik met rust. Degenen die dit alles hebben overleefd zijn maar uitzonderingen. Jullie mogen niet treuren, want als jullie iemand liefhebben, is gas de minst erge dood.
Ik heb geen geduld om alles van de laatste zevenentwintig maanden te beschrijven, alleen dit: het is een WONDER dat ik nog leef en hopelijk allen die achterbleven terug mag zien. Dit te horen zal mij beter doen opknappen dan iets anders. Al mijn lieve vrienden dank ik nu reeds hartelijk voor alles wat ze de laatste jaren met liefde voor mijn kinderen, mijn man en mij hebben gedaan. Ik hoop dat ze er geen nadelige gevolgen van ondervonden hebben.
Nu zal ik in het kort mijn kampleven vertellen, vooral uitgebreid het sprookje van vrijheid. Na veel angsten voor de bommen, en niet ten onrechte, is ons Lager begin januari uit Auschwitz geëvacueerd. Ik bewoonde daar met 3499 andere vrouwelijke HäftlingeGa naar eind61 een nieuw Lager, te midden van SS-gebouwen. Zeer modern en keurig ingericht. Eén week cinema, één week concert, één week cabaret. Dit nam niet weg dat we ook tegenwoordig moesten zijn, toen vier van onze vrouwen werden opgehangen voor sabotage.
Ik vergat nog te zeggen dat mijn redding in Auschwitz is geweest dat ik toevallig bij de eerste 150 getrouwde vrouwen uitstapte die voor medische experimenten werden gebruikt. We moesten ons in het bijzijn van vele mannen uitkleden, wassen. Daarna werden we kaal geschoren. In lompen gehuld gingen we naar een geblin-
| |
| |
deerd blok in het mannenlager. Na vier weken werd ik verpleegster en ik bleef dit tot de evacuatie. Eind 1944 moesten de verpleegsters ook aan de experimenten deelnemen. Hopelijk heeft het geen nadelige gevolgen. Van elk transport werden maar 150 tot 200 mensen gehouden, en dan nog maar de jeugd. Ik heb daarom dubbelhard gewerkt om te laten zien dat grijze haren ook nog iets presteren.
Naast ons was het strafblok. Toen we voor eerst zagen fusilleren, was het vreselijk. Ook daaraan went men, zelfs al zijn het kinderen van één jaar. Altijd nog beter dan onze kinderen. Voor zieken en kleine kinderen was het gas nog te goed, die gingen levend het vuur in. Dag en nacht zagen en roken we de crematoriums branden. Als de toevoer te groot was, ging men levend de kuil in en dan kalk erover. Zo zijn miljoenen Joden om het leven gekomen. Als ze in het Lager kwamen, kregen de meesten meer slaag dan eten en zagen de meeste ArischeGa naar eind62 Häftlinge er geen been in Joden te laten vergassen om een stukje brood.
Maar ik wil hier nu niet verder over uitwijden.
Nu begin ik bij de evacuatie. Ik was uitgezocht door de commandant van de GestapoGa naar eind63 en de Standort-artsGa naar eind64 om een bijzondere Häftling te verplegen. In afwachting van mijn patiënte sliep ik al één maand alleen in een kamer die dag en nacht werd verwarmd. 18 januari 's morgens om 5 uur was ik rustig mijn kamertje aan het opruimen, toen mijn vriendin kwam vragen of ik gek was. We moesten toch evacueren. Ima, een lieve meid van vierentwintig jaar, en ik bleven tot ongeveer 9 uur 's avonds in het Lager. De Duitsers verbrandden alle papieren en deelden
| |
| |
eten uit. Natuurlijk kregen de Poolse en Russische vrouwen, zoals steeds, het meeste in handen, en moesten veel vrouwen zonder iets op weg. Ima en ik hadden ieder twee broden, een bus vlees, samen een pot margarine en wat suiker. Zo gingen wij op weg door de sneeuw.Ga naar eind65 Twee uur later waren de Russen er. We liepen een nacht en drie dagen door de sneeuw. Langs de weg lagen veel mannen en vrouwen met ingeslagen schedel die niet meer mee konden. Het ergste is dat we allen zó zijn veranderd dat we er geen been in zagen om te kijken of die lijken niets hadden dat wij konden gebruiken. Het eerste half uur heb ik mijn deken al weggegooid. Dit alles was te zwaar voor mij, en ik wilde leven, wilde mijn kinderen terugzien, als God ze tenminste gespaard heeft. We aten drie sneden brood per dag. Daarna drie dagen en drie nachten in open veewagens met alleen wat sneeuw om te drinken. Elke nacht waren in de wagons veel doden.
Zo kwamen we de vierde ochtend aan in Ravensbrück. Hier leerde ik pas het echte Lagerleven kennen. Vreselijk. We lagen met vier mensen in één bedje, zodat van slapen nooit iets kwam. Direct vol luizen, bijna geen eten, enzovoorts, zoals jullie wel van elk Lager horen. Men merkte aan alles dat de SS'ers langzaam onverschilliger werden, en veel aan de Häftlinge overlieten. Ik weet wel dat heel veel Háftlinge niet onderdeden voor de slechtheid van de SS. Hopelijk zullen deze nog eens hun straf krijgen. Twee dagen na aankomst in Ravensbrück werd ik ziek. Ik kwam in de ziekenbarak. Wat een verschil met de ziekenzaaltjes in het blok waar ik had gewerkt. Hier deden de zusters niets aan de zieke, alléén hun portie brood, vlees en boter mee opeten. Het enige wat ik er hoorde, was elke morgen: hoeveel doden?
| |
| |
In Ravensbrück waren sedert december het Gas- en Judenlager ingericht. Het eerste was voor de zieken en voor de transporten die ze niet meer wilden gebruiken. Naar het Judenlager werden de vrouwen boven de 40 gestuurd. Je kreeg er twee sneden brood en een kwart liter soep - water met groente. Verder was er urenlang telappel, zodat de vrouwen die dit zonder kousen, schoenen en mantel moesten presteren, na twee à drie weken zo stierven. Daarvoor werd ik opgeschreven. Ariërs en Joden gingen daar naar het gas, ook JugendlichenGa naar eind66.Met behulp van een Franse dokteres die ik nog uit Auschwitz kende, ben ik uit het ziekenhuis gekomen. In de ziekenbarak heb ik mijzelf gezworen niet hier te creperen. De Häftlinge waren zó gemeen tegen de Joden dat ik bij het verlaten van het Revier maar Arisch geworden benGa naar eind67.Er was een Hollandse verpleegster die erg goed voor mij was.
In het blok waar ik werd ingedeeld na twee weken ziekenboeg heb ik drie weken in quarantaine gezeten. Toch moesten we 's zondags ongeveer zes uur lang op appel staan. Na enige dagen kregen de Hollanders het eerste Rode Kruis-pakket uit Denemarken. Dit is mijn redding geweest. Zo zwak was ik geworden van ziekte en angst. Inhoud: een pond heerlijke worst, een pond echte boter, een pond suiker, een pond kaas, twee blikken sardines, twee rollen Mariabiscuits. Ik ben nog drie weken in Ravensbrück geweest. Alleen, want de anderen uit Auschwitz waren al weg. Loopgraven maken bij Berlijn. Ik heb loopgraven gemaakt in Ravensbrück en Hamburg.
Eindelijk op transport. Leeftijd 39Ga naar eind68 en Arisch. Jullie kunnen mijn geluk niet beseffen. In Hamburg kwam ik teza- | |
| |
men met drie Arische Hollandsen in een klein Lager. Hier begon voor ons al de rust. Aufseherinnen, die het maar alleen waren omdat men hen gedwongen had, en Posten, grüne Polizei van 55 jaar. We hebben daar stenen gesjouwd van de huizen in Hamburg. Daarna riolen opgegraven, die twee jaar verstopt waren geweest. We aten 's morgens om ongeveer zes uur vier boterhammen en 's avonds om ongeveer zeven uur kregen we driekwart liter soep, water en groente. Bij het brood kreeg men een schijfje worst of jam voor één snee brood. Zo nu en dan kregen we thee, uit de emmer waarin werd gewassen of waarin wij ons in wasten. We hebben veel regen gehad. 's Avonds trok ik mijn natte goed en kousen uit en 's morgens trok ik het weer net zo nat aan. We hebben veel veevoeder gestolen om onze honger te stillen.
We werkten langs de grote weg Hamburg-Lübeck. Dit was het eerste contact met de normale wereld. Hier ondervonden we heel erg dat alles ten einde liep. De mensen waren aardig voor ons en allen vonden dat we niet moesten werken. Na twee weken gingen we weer naar een ander Lager, SaselGa naar eind69 genaamd. Hier ging het ook al genoeglijk toe. Veel bombardementen. Op het laatst vlogen onze vrienden zo laag, het deed je goed aan je hart. We hoorden toen ook al het front. Hier werkten 50 vrouwen in het bouwbedrijf De rest van de 180 vrouwen luierden. Een week heb ik met de 50 meegewerkt. Het was niet licht, al was het opzicht lauw. Maar de honger was erg en ook de luizen. Het was het beste als je bij de tien aardappelschilsters kon komen. Dan at je tijdens je werk van zes uur 's ochtends tot acht uur 's avonds rauwe groente en aardappels. Had men de kans een of
| |
| |
twee aardappels of bieten te organiseren, dan deelden wij, vier Hollandsen, trouw.
1 Mei 's morgens om zes uur was appel. Alle Hollanders, Belgen, Fransen, Polen en joden moesten apart staan. We werden geteld. De Joden zouden direct op transport gaan. Omdat het front zo dichtbij kwam, waren we benieuwd waarheen wij werden geëvacueerd.
Om elf uur moest iedereen die geteld was, aantreden. ‘Jullie worden overgenomen door het Zweedse Rode Kruis.’ Er was al zoveel gezegd, we geloofden er niets van. Maar om een uur vertrokken we per elektrische trein naar Hamburg. Daar kwamen we in een andere trein, voor het eerst weer in een normale trein. Na één uur stonden er weer zestig veewagens. We gingen erin, slechts 50 mensen per wagon. Dit wees op iets goeds. Er lag stro in en er werd direct brood verdeeld. Ook iets bijzonders. De wachtposten waren beleefd tegen ons. We voeren werkelijk door een mooie streek richting Denemarken. Volgende morgen weer brood met boter en vlees. We waren al optimistischer. 's Middags weer brood met beleg en ook om zes uur.
Het Sprookje van 1001 Nacht begint.
De grens van Denemarken. Lachende grote kerels die zeggen: ‘Nu is alles voor jullie afgelopen. Geen angstige gezichten meer, hoor!’ Mannen, vrouwen en kinderen wuiven ons vrolijk toe. Onze bewakingsposten worden kleiner en verdwijnen langzaam. We worden overgeladen in normale treinen en toen begon een ovatie die tot nu toe nog aanhoudt.
| |
| |
Zelden heb ik zoiets gezien en ondervonden. Het is niet het geven, maar de manier waarop. Met heerlijke, vriendelijke, zonnige gezichten wordt alles voor ons gedaan. Allen wedijveren om wie het vriendelijkst is. Toen we goed en wel in de trein zaten, kwamen Rode Kruis-zusters en -mannen en kregen we ieder een pakje heerlijk belegde boterhammen: witbrood, ei, ham, kaas. Daarna nog een beker pap en melk. Wat dit voor ons allen was, kan ik niet beschrijven. Overal op onze tocht wuivende mannen, vrouwen en kinderen, overal mensen die wilden geven, alles wat ze maar konden kopen. De volgende morgen om zes uur: ‘Gūt Morgen dames’, en direct kwam het brood. Weer een pakje boterhammen, alles in wit papier en weer belegd. Toen ze hoorden dat we Hollandsen zijn, waren ze dubbel zo vriendelijk.
In Kopenhagen gingen we op de boot. Het is wonderbaarlijk, die HARTELIJKHEID en LIEFDE die we overal troffen. Op de boot een lunch van pap, witbrood en boter. Toen weer drie uur in een trein. Op elk station wuivende en gevende en lachende mensen, maar ook als de trein rijdt, hetzelfde. Het is net een triomftocht van een koningin.
Aankomst in Malmó. We waren op de boot met tien Hollandsen. Weer de kade en huizen vol wuivende, lachende, gevende mensen. We gingen eerst naar een dokter, toen in een bad en in een overall naar ons quarantainegebouw. Door de stad hetzelfde beeld. Alles LIEFDE wat we ondervinden. We worden hier door het Zweedse Rode Kruis verzorgd. We hebben nieuwe kleren gekregen en van het Hollandse Rode Kruis tien Kronen. We genieten van alles. Als we uitgaan weer wuivende, lachende gezichten. Ons eten wordt door een dokter ge- | |
| |
controleerd en de Zweedse Lotta'sGa naar eind70 die alles voor ons verzorgen, zijn onvermoeid liefdevol.
Elke dag komen mensen die ons trakteren ter ere van de VREDE. Gisteren een stuk taart en een andere keer een kopje koffie met sneetje witbrood met boter. Nu weer dames die taartjes en koffie trakteren. Zondag van het Nederlandse Rode Kruis twee taartjes en een flesje limonade. Jullie weten niet wat dit alles voor ons betekent. We zijn hier met ongeveer 600 vrouwen. Over enige dagen gaan we over naar het Hollandse Rode Kruis. Ons kamp is bij Göteborg. Nu komt onze moeheid pas los. Neen mensen, wat hier de mensen aan liefde en goedheid geven, is wonderbaarlijk. En het verflauwt niet. Wat zou het heerlijk zijn als mijn kinderen hier konden zijn en met mij en alle andere vrouwen naar Holland terugkeren. Is dit niet mogelijk te maken? Ik kan niet afwachten tot ik iets van jullie hoor.
Onze traktatie is een groot stuk slagroomtaart, een boterkoekje, een amandelbroodje, een kop thee. Heerlijk.
Eigenlijk is geen pen of potlood in staat al deze liefde te beschrijven. Nu zit ik op één bedje, en zingt een zanger met een heerlijke stem enige liederen voor alle lieve mensen in mijn Nederland. Willen jullie ter kerke gaan en danken voor mij dat ik dit alles nog mocht beleven? Doet allen alle moeite, opdat ik heel gauw van mijn KINDEREN en familie hoor. Al is het ook nog zo treurig. Eerlijke waarheid.
Hartelijke groeten voor allen en een flinke zoen van jullie Mam-Marie
| |
| |
Deze lange brief van oma heb ik misschien wel honderd keer gelezen. Elke keer opnieuw begrijp ik er iets meer van. Iets meer van wat mijn oma daar heeft meegemaakt. En hoe sterk zij was. Natuurlijk kun je niet zomaar ‘Arisch’ worden, zoals ze schrijft. Het nummer op haar arm zou haar altijd verraden. Het moet vooral haar ‘state of mind’ geweest zijn waarin dit plaatsvond. Haar sterke geestesgesteldheid, die het haar mogelijk maakte te overleven.
Deze brief is geen verhaal over ‘toen’ waar ‘de kennis van nu’ overheen is gegaan. Het zijn geen vertroebelde herinneringen. Mijn oma heeft dit opgeschreven drie, vier dagen na haar bevrijding. Het is heet van de naald, uit de eerste hand, zonder effectbejag. Een brief recht uit het hart, met niets verhullende woorden over wat haar in Auschwitz is overkomen. Tegelijk stroomt de tekst over van dankbaarheid en blijdschap dat de ellende en honger van meer dan twee jaar concentratiekamp eindelijk voorbij is. Maar, de kinderen, haar dochter Thilly en haar drie jaar jongere broer Karel. Zouden ze nog leven?
|
-
eind57
-
Veel groeten en kussen voor allen.
-
eind59
-
Omwille van de leesbaarheid heb ik de hedendaagse spelling gebruikt, soms een ouderwets woord vervangen door een moderner, en hier en daar de tekst ingekort. De strekking van de brief is geen geweld aangedaan. Passages waarin mijn oma informeert naar familieleden en vrienden heb ik weggelaten, evenals enkele stukjes over contacten die zij had in het kamp. Woorden die in kapitalen waren geschreven of onderstreept, heb ik zo gelaten. Dat geldt ook voor de Duitse woorden.
-
eind62
-
Arisch is een term die de nazi's gebruikten om het ‘edele Germaanse ras’ mee te duiden. De nazistische rassenleer kende een rangorde van rassen. Ariërs stonden bovenaan in de hiërarchie, Joden stonden op de laagste trede. Een Arische Häftling was een niet-Joodse gevangene.
-
eind63
-
Afkorting van Geheime Staatspolizei.
-
eind64
-
Garnizoensarts, verantwoordelijk voor de gezondheid van de SS.
-
eind65
-
Mijn oma liep mee in de beruchte Dodenmarsen, zoals de evacuaties uit de vernietigingskampen later werden genoemd. Ze vonden plaats in de laatste maanden van de oorlog. De nazi's wilden de sporen van de kampen uitwissen door de gevangenen in westelijke richting te verplaatsen en elders in Duitsland aan het werk te zetten. Vanuit Auschwitz werden ongeveer 66.000 mensen op pad gestuurd, van wie er 15.000 zijn omgekomen. Ofwel doordat ze bezweken door ziekte, ondervoeding of extreme kou, ofwel omdat ze werden doodgeschoten, te zwak als ze waren om verder te lopen.
-
eind67
-
Niet-Joodse gevangen hadden het in de kampen waarschijnlijk iets beter dan de Joden. Je kon dus beter ‘Arisch’ zijn, moet mijn oma hebben gedacht.
-
eind68
-
In werkelijkheid was mijn oma toen zevenenveertig jaar.
-
eind69
-
In Sasel (Noord-Duitsland) was van september 1944 tot en met april 1945 een ‘Außenlager’ (buitenkamp) van het concentratiekamp Neuengamme. De ca 500 Joodse vrouwen die daar gevangen zaten, werden onder meer ingezet voor de bouw van noodwoningen voor de gebombardeerde Hamburgse bevolking.
-
eind70
-
Leden van het geüniformeerde vrouwelijke vrijwilligerskorps Lotta Svärd.
|