De cirkel. Hommage aan Marie Hertzdahl-Bloemgarten
(2011)–Marja Pinckaers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
JudenrampeNOOIT WAS IK DICHTER BIJ MIJN GROOTVADER geweest. Die gedachte bekroop me toen Stéphanie en ik op de alte JudenrampeGa naar eind56 stonden. We waren daarheen gefietst, nadat ik 's ochtend per taxi op weg naar Auschwitz-Birkenau in het voorbijgaan op een onooglijke wegwijzer het woord Judenrampe zag staan. Daar moeten ze zijn uitgestapt, realiseerde ik me. Daar moeten ze zijn opgewacht door de SS. Daar moeten ze ‘Schnell! Aussteigen! Schnell!’ hebben gehoord. Vandaar moeten ze zijn gelopen naar dat godvergeten kamp. Ik wist zeker dat mijn oma en opa allebei op de alte Judenrampe waren geweest. Want de treinrails die je op foto's en films altijd ziet bij het kamp Auschwitz-Birkenau, zijn pas in 1944 aangelegd. Tot mei van dat jaar stopten alle treinen uit heel Europa op die zogenaamde alte Judenrampe, even buiten het station van Oświęcim. Opa moest er zijn aangekomen met een van de eerste transporten uit Nederland, medio juli 1942. Oma was een klein jaar later op die plek gearriveerd. Samen met Ima en oom Sylvain, vanuit het Belgische Mechelen. Oom Dorus en tante Phity zijn er vast ook uitgestapt... Via enkele omwegen en twee keer vragen naar de juiste route fietsten Stéphanie en ik 's middags naar de alte Judenrampe. Het complex besloeg slechts enkele treinrails en was nu overduidelijk ingericht als Memorial, met keurig aangeharkte grijs-zwarte kiezelstenen en twee gesloten treinwagons als getuigen. Op informatieborden kon je in verschillende talen lezen wat zich hier had afgespeeld tussen februari 1942 en mei 1944. Meer dan 800.000 mensen uit alle delen van Europa waren in die periode op dit perron uitgestapt. Vlak naast de spoorlijn bouwden werklui nu een woonhuis. Het werk was zo goed als gereed. Het keukenterras zag | |
[pagina 52]
| |
uit op de spoorlijn. Vanuit de slaapkamers kon je gemakkelijk de schoorstenen van Auschwitz-Birkenau zien. Ik kon me niet voorstellen dat iemand daar wilde wonen. Op zo'n plek. Met zo'n uitzicht. Zoals ik me wel meer niet kon voorstellen in de omgeving van Oświęcim. We liepen langs de twee wagons, we balanceerden op de rails. Zwijgend. We zakten door de knieën en raakten met onze handen het staal aan waarover zoveel treinen hadden gereden. Waarover zoveel mensen de dood in waren gejaagd. In de schaduw voelden de rails koud aan. Waar de zon scheen, waren ze een stuk warmer. Net zo warm als een mens, schoot er door mijn hoofd. Er waren geen andere bezoekers. Alleen wij tweeën. Ondanks alles wat hier had plaatsgevonden, was het goed om er te zijn. Ik dacht aan onze familie die hier was geweest. Mijn oma was teruggekeerd. Mijn opa niet. In de warmte van de rails kon ik hem bijna voelen. Hier op alte Judenrampe net buiten Oświęcim. was hij. En ik was er nu ook. Even samen. Dichter bij hem kon ik niet komen. We legden het vierde steentje op een plankje van de wagon. Daarna sms'te ik aan het thuisfront: De cirkel is rond. Die tekst floepte er zomaar uit. Mijn geliefde belde meteen terug. Ik vertelde hem waar ik was en wat ik daar beleefde. Hij kon horen dat er iets was gebeurd. Mijn stem klonk anders dan de dag ervoor, toen ik het Stammlager net had gezien. Beter.
Een paar weken later pas zou ik begrijpen wat ik op de alte Judenrampe had gedaan. |
|