De cirkel. Hommage aan Marie Hertzdahl-Bloemgarten
(2011)–Marja Pinckaers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
OpaHET NEDERLANDSE PAVILJOEN IN AUSCHWITZ bevond zich boven het Italiaanse Memorial, waar je aan het eind van een tunnel het gedicht van Primo Levi - Is dit een mens? - kon lezen. Ook Nederland had een herdenkingstentoonstelling ingericht. In een heldere, lichte, ingetogen atmosfeer zag je er beelden van het vooroorlogse Joodse leven in ons land. Veel foto's. Van prachtige mensen, mannen, vrouwen, kinderen. Van bordjes met VERBODEN VOOR JODEN, razzia's, verordeningen. Er was aandacht voor het verzet, voor de Sinti en de Roma die eveneens ernstig werden vervolgd. Ook de overlevenden hadden een plek gekregen in deze tentoonstelling. Hun verhalen ontroerden me. Op vijftien hoge glazen wanden stonden de namen van alle Nederlandse slachtoffers van dit kamp gegraveerd. Het waren er bijna 57.000. Allemaal vermoord. Een onvoorstelbaar getal. Als je zag hoeveel namen dat al bij elkaar waren, ging zes miljoen je voorstellingsvermogen helemaal te boven. Wat een waanzin. En waarom? De namen waren alfabetisch gerangschikt, van plafond tot de vloer. Op ooghoogte trof ik die van mijn grootvader aan:
HERTZDAHL, SALOMON VICTOR 3-8-1887 SITTARD 30-9-1942Ga naar eind46
Ik wreef met mijn hand zachtjes over zijn letters. Het was zo onwezenlijk. Ik verstopte een steentje ergens in het paviljoen. 's Middags gingen Stéphanie en ik terug naar het paviljoen. Weer liepen we langs al die aangrijpende foto's, weer zochten mijn ogen mijn grootvaders naam. Ineens zag ik het. Op de expositietafels vóór de glazen wanden lagen verschillende documenten. Daartussen was een getypte lijst met meer dan 600 namen van | |
[pagina 47]
| |
mannen die met het tweede transport uit Westerbork in Auschwitz waren gearriveerd op 17 juli 1942.Ga naar eind47 Ze waren door de SS geselecteerd - zoals die onmenselijke term luidt - om te werken. Tussen al deze namen stond die van mijn opa. Salomon Hertzdahl, geboren te Sittard. Hij had hier slavenwerk moeten verrichten. Zelfs zijn kampnummer was vermeld in de lijst: 48151. Dit was opa's laatste teken van leven. Nog geen twee maanden later was hij dood. ‘Op welke manier laat mij geen ogenblik met rust,’ zou mijn oma drie jaar later schrijven. Iets verderop tegen de wand hing een grote kaart van Nederland. Daarop was aangegeven waar vóór de oorlog Joodse gemeenschappen hadden bestaan. Op de muur ernaast waren tientallen ansichtkaarten geprikt van dat Joodse leven in ons land. Het waren stads- en dorpsgezichten en afbeeldingen van synagogen, winkels en instellingen als ziekenhuizen en scholen. Tussen die tientallen foto's uit de medieneGa naar eind48 ontdekte ik er twee van het kledingmagazijn van mijn familie. Eén van Wolf & Hertzdahl Heerlen en ééntje van het oude winkelpand in Sittard van A. Wolf & Fa K. Hertzdahl. Die kledingzaken, dat was het léven van mijn opa. Die familiezaak was zijn werk, als koopman, als fabrikant. Het werk van een man en vader. Ik stond perplex. Mijn opa kwam ik in het Nederlandse Paviljoen in Auschwitz zomaar twee keer lévend tegen! Ik kon mijn ontroering maar nauwelijks kwijt in het gastenboek. |
|